Fonografie Muziek

FISCHER-DIESKAU, DIETRICH: IN MEMORIAM

DIETRICH FISCHER-DIESKAU (1925-2012): 

 

DE MYTHE VAN DE GEZONGEN TOTALE KUNST

 

Dietrich Fischer-Dieskau was zonder enige twijfel de belangrijkste en interessantste Duitse zanger ooit. Volgens de "Drie Tenoren" standaard zegt dat weinig, maar voor een bariton, die in het liedrepertoire en zijn opnamen daarvan zijn specialiteit vond, is het opzienbarend. Zijn loopbaan als zanger duurde van de late jaren 1940 tot 1992, toen hij besloot alleen nog als spreker en dirigent op te treden. Een lange carrière dus, waarin hij feitelijk het hele Duitse liedrepertoire doorvorste, niet zelden bij herhaling: Schuberts Winterreise nam hij twaalf maal op, plus nog een keer in video, eigenlijk haast steeds met de beste en beroemdste begeleiders van het moment:

 

CD

 

1948. Dietrich Fischer-Dieskau en Klaus Billing. Archipel APRCD 0028.

 

1952. Dietrich Fischer-Dieskau en Hermann Reutter. Verona 2702.

 

1953. Dietrich Fischer-Dieskau en Hertha Klust. Archipel ARPCD 0178, Classica d’oro 4006.

 

1955. Dietrich Fischer-Dieskau en Gerald Moore. EMI 763.559-2, 567.927-2. 

 

1955. Dietrich Fischer-Dieskau en Gerald Moore. INA vive IMV 058.

 

1962. Dietrich Fischer-Dieskau en Gerald Moore EMI 566.146-2, 562.784-2. 

 

1965. Dietrich Fischer-Dieskau en Jörg Demus. DG 447.421-2.

 

1971. Dietrich Fischer-Dieskau en Gerald Moore. DG 415.187-2. 

 

1979. Dietrich Fischer-Dieskau en Daniel Barenboim. DG 439.432-2, 453.677-2, 463.501-2. 

 

1980. Dietrich Fischer-Dieskau en Gerald Moore. DG 453.677-2.

 

1985. Dietrich Fischer-Dieskau en Alfred Brendel. Philips 411.463-2, 464.739-2. 

 

1990. Dietrich Fischer-Dieskau en Murray Perahia. Sony 48237. 

 

Video

 

1979. Dietrich Fischer-Dieskau en Alfred Brendel. TDK DVWW-COWINT (dvd).  

 

En dan waren er zijn optredens in de opera en was hij solist in oratoria en cantates. Hij bestelde bij Aribert Reimann de opera Lear om zelf in te kunnen schitteren. Dat alles tot grote appreciatie van een talrijk publiek en veel critici. Overdonderd zou men ten onrechte kunnen denken, dat het Duitse lied vòòr Fischer-Dieskau een Assepoesterbestaan leidde. Natuurlijk voegde hij er een nieuwe dimensie aan toe en populariseerde hij het genre enorm.

Waaraan ontleende de zanger vooral zijn roem? Aan een prachtige mediumformaat bariton in combinatie met een grote intelligentie en gevoeligheid. Waar andere zangers àls ze al liederen zongen gewoonlijk genoegen namen met het gestalte geven aan fraaie melodielijnen, maakte hij het tot een veeleisende en grote kunst. De schoonheid van zijn stem staat buiten kijf. Zeker in zijn jongere jaren was het een prachtig instrument, maar niet echt bijzonder. Later verloor die stem geleidelijk aan kracht, kleur en glans en ging hij in toenemende mate donderen om effect te maken.

De gedachte, dat zijn voorgangers onvoldoende in staat waren om de interpretatieve mogelijkheden van het lied uit te buiten, slaat nergens op wat iedereen die heeft geluisterd naar bijvoorbeeld Lotte Lehmann, Elisabeth Schumann en bovenal Hans Hotter zal moeten beamen. En zij deden het met meer zorg voor de muzikale waarden, die bij Fischer-Dieskau niet zelden tekort kwamen.

Luister bijvoorbeeld naar Hotter in de Winterreise (EMI 761.002-2 of DG 437.351-2) en men hoort een krachtig, nobel instrument met een feilloos legato en een louter van binnenuit komende expressie. Bij Fischer-Dieskau horen we in plaats daarvan meestal een overdramatische, gecursiveerde, van hoofdletters voorziene en onderstreepte in grote letters afgedrukte prestatie. Bij langdurig luisteren kreeg zijn interpretatie vaak iets grotesks. Meer dan voor het lied gold dat voor de opera, die hij van nature een nogal bombastisch karakter geeft. En barokmuziek? Ook daar bevredigde hij nooit geheel bij gebrek aan coloratura; hij gaf er een espressivo aan mee, dat pas in de muziek van een eeuw later op zijn plaats is. In Verdi was hij niet Italiaans genoeg, in Wagner ontbrak het zijn stem aan het nodige ‘heldische’, zodat hij vaak ging schreeuwen, afgewisseld met alweer cursief gefluister.

Wat hij achteraf feitelijk het mooist en het best deed was Hugo Wolf. Bij Wolf is namelijk eigenlijk ook de muziek ondergeschikt aan de tekst. Het heeft iets triests: een zanger, die in zijn goede jaren over een enorme status beschikte en die binnen tien jaar na zijn ‘pensioen’ al bijna vergeten is en de jonge generatie weinig meer zegt.

 

Een retrospectief

 

Voorbestemming? Niet alleen overschreed Dietrich Fischer-Dieskau de grenzen van lyrische naar dramatische bariton, maar ook die tussen zanger en dirigent. Mogelijk was hij daartoe, omgeven met een mengeling van roeping, boodschapper en priesterlijke wijding inderdaad voorbestemd.

In wezen is zijn bijzondere aura waarschijnlijk echter historisch en politiek bepaald. De in 1925 in Berlijn Zehlendorf geboren Dieskau - overigens een verre verwant van de Freiherr von Diskau, aan wie Bach ooit zijn Boerencantate in 1742 opdroeg - moest in 1943 in militaire dienst, werd krijgsgevangen gemaakt en belandde in een Italiaans kamp. Daar sloot hij zich aan bij een toneelgroepje. Hij had slechts een paar maanden professioneel zangles gehad.

Tussen de hoofdrol in de Feuerzangenbowle en het voorlezen van Rilkes Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke begon zijn artistieke loopbaan. Niet in navolging van Rilke door mystiek om te gaan met adellijke voorvaderen, maar wel met de bedoeling om het verpozende in de kunst tot iets stichtelijks te verheffen.

Het succes was doorslaggevend. Dieskau zong ook toen al liederen van Wolf. Zijn kampgenoten vonden hem de verpersoonlijking van het betere Duitsland, de Amerikaanse kampcommandant stelde hem een arsenaal grammofoonplaten ter beschikking. Met behulp daarvan studeerde Dieskau een bescheiden repertoire in.

Deze achtergrond van de kunstenaar Dieskau illustreert het missionarisachtige van zijn kunst. De combinatie van zingen, spelen en spreken moet wel tot nieuwe vormen leiden. Later ging hij nog intensiever platen bestuderen, wat zijn zoon ertoe bracht op een vraag naar het beroep van zijn vader kortweg te antwoorden: ‘Platenspeler’.

Het is op basis van deze achtergrond, deze roeping en het achterliggende tot perfectie opgevoerde dilettantisme, dat Dieskau moet worden beoordeeld. Niet voor niets zei de zanger zelf: "Ik deed examen in de concertzaal."

Hèt middel, dat Dieskau voor zijn revolutie van de zangkunst inzette was de haast onovertroffen duidelijkheid van zijn (spraak) articulatie. Niet de melodiek van liefde en dood beheerst zijn communicatieve genie, maar de taal van liefde en dood. Het irrationele van de zang wijkt voor het rationele van de spraak.

Van meet af aan reageerden de luisteraars enthousiast op deze nieuwe zangkunst. Zijn officieel eerste liederenrecital gaf Dieskau najaar 1948 in Leipzig. Men vergeleek hem met voorgangers als Karl Erb, Gerhard Hüsch en Heinrich Schlusnus; die vergelijkingen vielen in het voordeel van de jonge zanger uit: in hem zag men voor het eerst de incarnatie van de zogenaamde intelligente zanger.

Deze ontpopt zich als ideale bemiddelaar, die de gezongen betekenis van de tekst meer gewicht verleent dan het gezongene zelf. Het is bepaald niet negatief bedoeld, als wordt vastgesteld, dat Dieskau's volmaakt dilettantische zangscholing hierbij een grote rol speelde. Hij heeft namelijk nooit geleerd, wat de stemklank van zijn voorgangers Schlusnus, Rehkämper en Hüsch dominant beheerste: het gebruik van de bovenste borstspieren. Dieskau genereert de klank hoofdzakelijk met het ademhalingsorgaan zelf; middenrif steun en de vorming van stemband plooiranden hebben niet alleen een weke, genuanceerde toon zonder metalig timbre tot gevolg, ze zijn in combinatie met een uitgesproken neuswortel resonantie ook aanleiding voor een uitgesproken presence van de stem.

Een open timbre komt de verstaanbaarheid ten goede. Zo'n open timbre is ook een probaat middel tegen het sentimentaliseren in de liedkunst. Maar Dieskau ging verder en verboog soms de muzieknotatie ter verduidelijking van de tekst. Zo construeerde hij een overdrachtssysteem dat identiek is met de boodschap zelf. Of, om het met een variant op Roland Barthes Mythe van alledag te zeggen: de mythe wordt niet door het onderwerp bepaald, maar door de manier waarop hij deze uitspreekt. Het gaat haast om metaspraak.

Maar er is meer. De dynamiekkwestie bijvoorbeeld. Wat zijn eerste critici Dieskau al hebben verweten, is niet alleen zijn declamatorische overdrijving, maar ook zijn oprekken van de dynamiek. Hij trok zich nooit veel aan van het intieme karakter van het lied met pianobegeleiding. Een spaarzaam gebruik van de stemmiddelen op dat terrein wees hij af: "Concertant zingen en objectieve afstandelijkheid zijn niet genoeg wanneer de liedvorm tot uiterst subjectieve expressie wordt."

Muziek als zacht tapijt, waarop zich de komedie of tragedie van het muzikale woord afspeelt; muziek als decoratief kader voor het drama, dat in de gearticuleerde tekst wordt geobjectiveerd.

Waaruit bestaat tenslotte het revolutionaire van Dieskau's zangkunst? Hij verminderde het sentimentele gehalte (een Hermann Prey klinkt in vergelijking met hem altijd wat huilerig) en verleende de psychologie een grote rol. Daarbij is zijn specifieke, onmiddellijk herkenbare timbre van groot voordeel. Vooral in zijn beginjaren maakte dat grote indruk. Later, sinds eind jaren vijftig ging hij er helaas meer toe over om gedeclameerde hoogtepunten van een muzikale frase met vibrato te intensiveren. De zo bereikte sensualiteit doet afbreuk aan de boodschap en het maniertje is al door teveel popzangers misbruikt.

Dieskau heeft altijd een andere handicap gehad: de fysiologische beperking van zijn stemmiddelen. In wezen heeft hij een uitgesproken lyrische bariton met een danig begrensd laag en een resonantie-arm, in het forte gebroken hoog. Het is hem maar tot op zekere hoogte gelukt van deze nood een deugd te maken.

Dat wat betreft de kwaliteit. Over de kwantiteit van zijn repertoire hoeft gelukkig geen enkele twijfel te bestaan; met alleen al een repertoire van ruim 1.000 liederen is hij op dat punt kampioen!

 

Een kort gesprekje na een liederenrecital.

 

Uw repertoire omvat zo ongeveer alle facetten van uw vak. U zingt liederen, oratorium en opera, zo nodig zelfs operette. Uw naam wordt echter vooral geassocieerd met het lied. Hebben oratorium en opera voor u dezelfde betekenis, of wilt u zelf liefst vooral met de liedkunst worden geassocieerd? 

 

"Wat voor etiket ik draag, laat me vrij onverschillig. Opera en oratorium hebben in mijn leven dezelfde betekenis als de liedkunst. Alleen is het liedrepertoire natuurlijk microkosmisch omvangrijk. Het aantal opnamen dat ik daarvan maakte is dienovereenkomstig groter. Ik kan ook onmogelijk loochenen, dat de liedkunst me eigenlijk het dierbaarst is."

 

Welke eisen stelt die liedkunst aan een zanger in vergelijking tot opera?

 

"Erg veel operazangers bezitten een panische angst voor de gedachte, dat ze een hele avond lang alleen op het podium de confrontatie met het publiek moeten aangaan. Voor mij vormen juist de speciale problemen van het oog in oog met de luisteraar verkeren één der grote voordelen van het liederenrecital. De zanger is tot op zekere hoogte zijn eigen dramaturg, regisseur en dirigent; zowel de uitvoerenden als de luisteraars worden minder afgeleid door storende elementen bij het in zich opnemen van de muziek dan bij de opera het geval kan zijn.

Voorwaarden voor een liedzanger zijn wel een buitengewone muzikaliteit, een heel presente persoonlijkheid, een soevereine beheersing van het bij het vertolken van liederen zo wezenlijke spraakelement, stilistische zekerheid bij het overgaan van de ene componist naar de andere in de loop van een avond en vooral een uiterste concentratievermogen, die het publiek dan tot een eenheid kan laten versmelten. Voor mij is een liederenavond geen verstard blijk van vorming maar steeds een nieuwe belevenis."

 

U heeft zich tijdens uw recitals en in uw opnamen nooit tot erg voor de hand liggend repertoire beperkt. Wat zijn de uitgangspunten als u zo'n recitalprogramma samenstelt?

 

"Natuurlijk is ook het ijzeren repertoire in mijn programma's en opnamen vertegenwoordigd. De tand des tijds zorgt regelmatig voor schifting, waarbij het werkelijk belangrijke overblijft. De programma's moeten geleidelijk qua expressie, in levendigheid, misschien ook in kwaliteit in de loop van de avond groeien. Nooit kan een soort muziekhistorisch onderwijs in recitalvorm garant staan voor een goed programma. Net zomin als een soort zwerftocht door de literatuur. De grote cyclussen illustreren, hoe goed de volgorde der liederen kan zijn. Zinsverbanden, de opeenvolging van toonaarden, muzikale overeenkomsten, het vermijden van eentonigheid zowel als opzichtige veelkleurigheid horen richtlijnen te zijn voor de vorming van groepen, programmahelften of zelfs hele avonden. Daarbij is het goed mogelijk om naar keuze uit te gaan van primair muzikale of van overwegend dichterlijke ideeën om tot een fraai geheel te komen."

 

In de loop der jaren heeft u zo ongeveer de complete liederen van de grote componisten fonografisch vereeuwigd. Zijn er nog leemtes of is repertoire, waarvoor U zich graag zou willen inzetten?

 

"Beethoven, Schubert en Richard Strauss zijn evenals Schumann, Mendelssohn, Brahms en Wolf ruim vertegenwoordigd. In besteedde aandacht aan Liszt. Er zijn mijns inziens een paar ten onrechte verwaarloosde terreinen, die ik graag wil ontginnen. Bijvoorbeeld de liederen uit de Biedermeiertijd en de odes van Gluck, de liederen die van rond de laatste eeuwwisseling dateren of componisten uit de tijd van Goethe. En dan resten wat Noordduitse componisten en het materiaal van de Weense School bijvoorbeeld nog."

 

"Een paar keer heeft u zich aan ballades en liederen van Carl Loewe gewijd. Menigeen beschouwt dat als tweede- of zelfs derderangs materiaal. Vanwaar uw inzet?

 

"Loewe, de veelschrijver, is niet een componist, waarvan ik alle liederen zou willen opnemen. Te veel van zijn werk is stoffig en muzikaal weinig relevant. Maar dit grote talent heeft aan de andere kant toekomstwijzende gedurfdheden in de toonzetting en declamatie nagelaten, waarvan het jammer zou zijn als deze aan de vergetelheid worden prijsgegeven. Op dit gebied zullen in de toekomst misschien wel meer ontdekkingen volgen."

 

Ook uw operarepertoire is erg omvangrijk. Bestaat voor u zoiets als een droomrol? Ik denk bijvoorbeeld aan kardinaal Borromeo in Pfitzners "Palestrina".

 

"Grappig, dat u hem noemt. Ik heb altijd een voorliefde gehad voor rollen die qua karakter en uitbeelding interessant zijn. Pfitzners Borromeo hoort zeker tot die categorie. Ik heb met de opname echter vrij lang gewacht vanwege het pas later gekomen donkere heldenbariton karakter, dat hier nodig is."

 

Is er ook een operarol, die u weliswaar op de plaat kunt en wilt vertolken, maar niet op het toneel? Of vindt u dat een zanger zich eerst de betreffende rol grondig op het toneel moet eigen maken voordat hij hem aan de plaat toevertrouwd?

 

"Het principe van de pseudo-eerlijkheid kan slechts in beperkte mate worden erkend. Er bestaan rollen, die zelden of nooit op het toneel worden gerealiseerd, maar die juist op de plaat heel goed tot hun recht komen. Verder staat een puur fysieke divergentie vaak een optreden op het toneel in de weg. Maar de zuiver akoestische realisatie geeft vaak wel meer voldoening.

Zo zou ik Glucks Orfeo of Glucks Papageno niet gauw toneelmatig willen vertolken, maar voor de plaat zorgden ze voor geweldige interpretatie geneugten!"

 

In de concertzaal heerst meestal een bijzondere sfeer, die in een kale opnamestudio ontbreekt. Maakt dat voor u een groot verschil?

 

"In de studio vallen heel wat concessies weg, die in de concertzaal onvermijdelijk zijn. De grootte van de zaal (dus de akoestische problemen), de samenstelling van het publiek, de temperatuur en relatieve luchtvochtigheid en dergelijke bepalen een van avond tot avond verschillende gang van zaken. In de studio wordt daarentegen als het ware een naakte prestatie geleverd, die hoogstens door de persoonlijkheid van de begeleider en de eigen vorm van de dag wordt beïnvloed."

 

Een kunstenaar oogst soms een storm van dankbaarheid en enthousiasme bij het publiek. Bij u is dat aan de orde van de dag. Maar in de pers klinken nogal eens kritische geluiden. Wat vindt u daarvan?

 

"Positieve of negatieve stemmen uit de pers kan ik meestal slechts als informatie over de heersende modieuze stemmingmakerij noteren. Werkelijke kritiek kan slechts uit de directe omgeving van de kunstenaar komen. Vruchtbaar is deze alleen, wanneer een precieze kennis over hem voorhanden is. Elke recensie is voor mij voornamelijk een momentopname van de stemming van de criticus en de op zijn zitplaats heersende akoestiek. Wanneer een door intelligentie geleide musicus zijn weg voor zich ziet, mag niets hem van die weg afbrengen."

 

Heeft u een bepaald voorbeeld gehad, dat maatgevend was voor uw artistieke ontwikkeling?

 

"Er zijn teveel van dergelijke voorbeelden om op te noemen. In interpretatief opzicht zijn Wilhelm Furtwängler, Artur Schnabel, Arturo Toscanini, Benjamino Gigli en Hans Hotter wegwijzers voor me geweest. Maar de belangrijkste stimulans ging en gaat altijd nog uit van het werk van de componisten." 

 

Feitelijk hoort men slechts sporadisch iets over Dietrich Fischer Dieskau als privé persoon. Kunt u tot slot nog wat zeggen over uw persoonlijke belangstelling, over eventuele hobby’s?

 

"Ik vind, dat er al te veel over hem bekend is, soms in de vorm van gefantaseerde sensatieverhalen. Volgens mij hebben uitvoerende kunstenaars, die hun privé leven niet zelden propagandistisch verfraaid in de media uitventen altijd wat bedenkelijks. Maar ik kan met goed geweten verraden, dat ik me graag met schilderen, schrijven, het verzamelen van eerste drukken of met kamermuziek in kleine kring bezighoud."

 

(februari '74)

 

Samenvattende video documentaire

Als een soort terugblik op zijn actieve leven als zanger fungeert deze filmdocumentaire van Monsaignon. Nadat de jeugd van de zanger en zijn oorlogservaringen de revue zijn gepasseerd met namen en data is het belangrijkste overgelaten aan de componisten waarmee de zanger zich bezighield. Met name Bach en Mozart, Verdi en Wagner, doch bovenal Schubert keren in zijn relaas telkens terug. Hij praat zonder tussenkomst van de interviewer. Aan het eind van de documentaire komt een verfilmd recital, waarin Fischer-Dieskau en Hartmut Höll met een minimum aan visuele afleiding een veelzijdige selectie van twee dozijn liederen van Schubert vertolken met de rijpe gevoeligheid en het grote kunnen van een meester.

Er komen heel wat kwesties aan de orde al lijkt het verloop van de documentaire wat chaotisch. Ergens is een ordenende hand voelbaar die netjes en systematisch de thema’s uitkiest zodat met een juist gevoel voor verhoudingen een goed beeld ontstaat. Het uitgangspunt vormt de avond van oudejaarsavond 1992 toen de zanger besloot om zich terug te trekken van het concertpodium. Dat was na een concertopvoering van Verdi’s Falstaff in München en – ‘tutto nel mondo è burla’ - scheen het juiste moment. Later krijgen we iets meer uit Falstaff te zien en ‘Quand’ero paggio’ vormt met zijn Cherubijnse karakter een visueel hoogtepunt uit het geheel. Fischer-Dieskau vertelt dat hij de komedie met de nodige omzichtigheid benaderde, maar zijn gezicht verraadt hem (net als vroeger bij Callas): veel van zijn gepraat gaat vergezeld van een lach. Het is fascinerend om dat gezicht waar te nemen, om het even of het gaat om de fijne gelaatslijnen van de zestigjarige of de jongensachtige blik van de jonge zanger. Wat is trouwens het typische gezicht van een zanger? De camera is wat dit betreft best onthullend. Met shots van onder zien we kaak- en wang holtes die wat weg hebben van die van Gigli. En wat de gelaatsexpressie betreft: die vult steeds het gezongene mooi aan. Haast lijkt daarin de werking van zijn verbeelding te worden weerspiegeld, zoals bijvoorbeeld in een pakkend moment uit “Erlkönig” waar het gezicht van de vader wordt vervangen door de glinsterende ogen en de roofzuchtige lach van boosaardige geest.

Fischer-Dieskau’s intensieve activiteiten in de opnamestudio’s komen ook aan bod.. We zien hem met Gerald Moore aan het werk voor de Schubert Edition van DG: vijfhonderd liederen binnen twee jaar. Ook Wagners Götterdämmerung waarin hij onder Georg Solti de rol van Günther zong, is vertegenwoordigd met Birgit Nilssons pikhouweel lach en een glimp van producer John Culshaw, die in zijn mémoires berichtte, dat de bezetting van de rol van Günther hem hoofdpijn bezorgde totdat hij aan Fischer-Dieskau dacht. En inderdaad, de zanger zingt en acteert deze rol alsof hij op het toneel stond.

De operataferelen bevatten verder een gedeelte uit Aribert Reimanns Lear met zijn echtgenote Julia Varady als Cordelia. Misschien wel de mooiste momenten uit de film zijn de voorbereidingen met zijn vrouw Julia Varady op Amelia’s aria ‘Morrò’ uit Verdi’s Ballo in maschera. Dat plus de repetitie van hem als dirigent in Schuberts Vijfde symfonie tonen de volledige musicus ten voeten uit. En zijn kennis en begrip van een enorme hoeveelheid werken die in zijn geheugen zijn opgeslagen. Het Schubertrecital uit Neurenberg aan het slot kan worden beschouwd als een fraaie demonstratie van mentaal meesterschap, ook al is de zang als zodanig niet langer optimaal. Anno 1998 is Fischer-Dieskau bijna een anachronisme. Hij bleef onberoerd door de popcultuur, is wars van modetrends, pulpbladen en commerciële activiteiten. Deze documentaire bevestigt dat beeld en vult mooi de vele auditieve indrukken die we van zanger hebben aan.

 

Selectieve discografie

 

Het is haast onbegonnen werk alle in de loop der tijd gemaakte opnamen van Fischer Dieskau op te sommen. Nuttiger lijkt een aantal van zijn belangrijkste en mooiste opnamen te memoreren. Zoals daar zijn volgens een in 2005 opgestelde lijst:

 

Als zanger

Bach: Cantates no. 4, 51, 56, 140, 147 en 202. Met Ursula Buckel, Keith Engen, Edith Mathis, John van Kesteren, Peter Schreier, Maria Stader en Hertha Töpper met het Münchens Bachkoor en –orkest o.l.v. Karl Richter. DG 453.094-2 (2 cd’s).

Bach: Cantates no. 56 en 82; Brahms: 4 Ernste Gesänge. Met het Karl Ristenpart kamerorkest c.q. Hertha Klust. Profil Medien PH 05013.

Bach: Johannes Passion. Met Elisabeth Grümmer, Christa Ludwig, Fritz Wunderlich, Josef Traxel, het koor van de St. Hedwigs kathedraal en het Berlijns symfonie orkest o.l.v. Karl Forster. EMI 764.234-2 (2 cd’s).

Bach: Matthäus Passion. Met Elisabeth Grümmer, Marga Höffgen, Anton Dermota,, Otto Edelmann, de Wiener Singverein en het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. EMI 565.509-2 (2 cd’s).

Bach: Matthäus Passion. Met Irmgard Seefried, Hertha Töpper, Ernst Häfliger, Keith Engen en het Münchens Bachkoor en –orkest o.l.v. Karl Richter. Archiv 463.635-2 (3 cd’s).

Bach: Matthäus Passion. Met Peter Pears, Elisabeth Schwarzkopf, Christa Ludwig, Nicolai Gedda, Walter Berry en het Philharmonia koor en –orkest o.l.v. Otto Klemperer. EMI 567.538-2 (3 cd’s).

Bach: Matthäus Passion. Met Gundula Janowitz, Christa Ludwig, Peter Schreier, Walter Berry,, de Wiener Singverein, het koor van de Duitse opera, Berlijn en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 419.789-2 (3 cd’s).

Bach: Weihnachts-Oratorium. Met Elly Ameling, Janet Baker, Robert Tear, het King’s College koor en de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Philip Ledger. EMI 569.503-2 (2 cd’s).

Bartók: Hertog Blauwbaards burcht. Met Hertha Töpper en het RIAS symfonie orkest Berlijn o.l.v. Ferenc Fricsay. DG 457.756-2.

Beethoven: Symfonie no. 9. Met Irmgard Seefried, Maureen Forrester, Ernst Häfliger, het koor van de St. Hedwigs kathedraal en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Ferenc Fricsay. DG 463.626-2.

Beethoven: 18 Liederen, An die ferne Geliebte; 3 Gesänge. Met Jörg Demus. DG 415.189-2, 463.507-2.

Beethoven: 7 Goetheliederen; 6 Gellertliederen; 14 Liederen. Met Hertha Klust. EMI Testament SBT 1057.

Beethoven: Fidelio. Met Leonie Rysanek, Irmgard Seefried, Ernst Häfliger, Gottlob Frick, Keith Engen en het Ensemble van de Beierse Staatsopera o.l.v. Ferenc Fricsay. DG 453.106-2 (2 cd’s).

Beethoven: Fidelio. Met Gundula Janowitz, René Kollo, Lucia Popp, Manfred Jungwirth, Hans Sotin e.a. en het ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Leonard Bernstein. DG 419.436-2, 474.420-2 (2 cd’s); hoogtepunten: 445.461-2.

Berg: Lulu en Wozzeck. Met Patricia Johnson, Gerhard Stolze, Fritz Wunderlich, Karl Christian Kohn, Donald Grobe, Helmut Melchert e.a. en het ensemble van de Deutsche Oper, Berlijn o.l.v. Karl Böhm. DG 435.705-2 (3 cd’s).

Brahms: Deutsches Requiem. Met Elisabeth Grümmer, het koor van de St. Hedwigs kathedraal en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Rudolf Kempe. EMI 764.705-2.

Brahms: Deutsches Requiem. Met Elisabeth Schwarzkopf, het Philharmonia koor en -orkest o.l.v. Otto Klemperer. EMI 747.238-2, 566.903-2 (2 cd’s).

Brahms: Complete liederen voor mannenstem. Met Daniel Barenboim. DG 447.501-2 (6 cd’s).

Brahms: Deutsche Volkslieder. Met Elisabeth Schwarzkopf en Gerald Moore. EMI 585.502-2 (2 cd’s).

Brahms: Die schöne Magelone; Liederen. Met Wolfgang Sawallisch, Daniel Barenboim, Sviatoslav Richter en Gerald Moore. EMI 764.820-2 (6 cd’s).

Brahms: 21 Liederen,  4 Ernste Gesänge. Met Jörg Demus. DG 415.189-2, 463.509-2.

Brahms: 4 Ernste Gesänge; Wolf: Gedeelten uit Italienisches Liederbuch; Schumann: Dichterliebe. Met Jörg Demus e.a. DG 459.012-2.

Britten: War Requiem. Met Galina Vishnevskaya en Peter Pears, koren en het Londens symfonie orkest o.l.v. Benjamin Britten. Decca 414.383-2 (2 cd’s).

Busoni: Doktor Faust. Met William Cochran, Anton de Ridder, Hildegard Hillebrecht, Karl Christian Kohn, Franz Grundheber, Andreas Schmidt, Markus Rintzler, Hans Sotin en het ensemble van de Beierse omroep o.l.v. Ferdinand Leitner. DG 427.413-2 (3 cd’s).

Cimarosa: Il matrimonio segreto. Met Arleen Auger, Julia Hamari, Julia Varady, Ryland Davies, Alberto Rinaldi en het Engels kamerorkest o.l.v. Daniel Barenboim. DG 437.696-2 (3 cd’s).

Dvorak: 6 Bijbelse liederen. Met Jörg Demus. DG 453.073-2 (2 cd’s).

Fauré: Requiem. Met Victoria de los Angeles en het Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. André Cluytens. EMI 566.894-2.

Gluck: Orfeo ed Euridice. Met Gundula Janowitz, Edda Moser en het Münchens Bachkoor en –orkest o.l.v. Karl Richter. DG 453.145-2 (2 cd’s).

Haydn: Die Schöpfung. Met Gundula Janowitz, Christa Ludwig, Fritz Wunderlich, Werner Krenn, Walter Berry, de Wiener Singverein en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 449.761-2 (2 cd’s).

Hindemith: Cardillac; Gedeelten uit Mathis der Maler. Met Donald Grobe, Leonore Kirschstein, Karl Christian Kohn, Pilar Lorengar en het ensemble van de Keulse omroep o.l.v. Joseph Keilberth c.q. het Berlijns radio-symfonie orkest o.l.v. Leopold Ludwig. DG 431.741-2 (2 cd’s).

Hindemith: Mathis der Maler. Met James King, Gerd Feldhof, Manfred Schmidt. Urzula Koszut, Rose Wagemann, William Cochran, Peter Meven e.a. en het ensemble van de Beierse omroep o.l.v. Rafael Kubelik. EMI 555.237-2 (3 cd’s).

Liszt: Liederen. Met Daniel Barenboim. DG 447.508-2 (3 cd’s).

Loewe: Ballades en liederen. Met Jörg Demus. DG 449.516-2 (2 cd’s).

Mahler: Kindertotenlieder; Lieder eines fahrenden Gesellen; Rückert liederen. Met diverse orkesten o.l.v. Wilhelm Furtwängler, Rudolf Kempe en Daniel Barenboim. EMI 747.657-2, 567.556-2.

Mahler: Lieder eines fahrenden Gesellen; 4 Rückert liederen; Kindertyotenlieder. Met resp. het symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Rafael Kubelik en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 463.516-2.

Mahler: Lied von der Erde. Met Murray Dickie en het Philharmonia orkest o.l.v. Paul Kletzki. EMI 573.529-2.

Mahler: Lied von der Erde. Met James King en het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Decca 452.301-2.

Mahler: Des Knaben Wunderhorn. Met Elisabeth Schwarzkopf en het Londens symfonie orkest o.l.v. George Szell. EMI 747.277-2, 567.236-2.

Mahler: Lieder und Gesänge aus der Jugendzeit; Lieder eines fahrenden Gesellen; Liederen uit Des Knaben Wunderhorn; 5 Rückert liederen. Met Daniel Barenboim. EMI 476.780-2.

Mendelssohn: Eliah. Met Gwyneth Jones, Janet Baker, Nicolai Gedda, Simon Woolf en het Philharmonia koor en –orkest o.l.v. Rafael Frühbeck de Burgos. EMI 568.601-2 (2 cd’s).

Mendelssohn: Paulus. Met Helen Donath, Hanna Schwarz, Werner Hollweg, het stedelijk koor en symfonie orkest Düsseldorf o.l.v. Rafael Frühbeck de Burgos. EMI 764.005-2 (2 cd’s).

Mozart: Requiem; Verdi: Requiem. Met resp. Sheila Armstrong, Janet Baker, Nicolai Gedda, het Alldis koor en het Engels kamerorkest o.l.v. Daniel Barenboim en …. EMI 575.383-2 (2 cd’s).

Mozart: Don Giovanni. Met Sena Jurinac, Ernst Häfliger, Maria Stader, Irmgard Seefried, Christian Kohn, het RIAS kamerkoor en het Berlijns Radio symfonie orkest o.l.v. Ferenc Fricsay. DG 463.629-2 (3 cd’s).

Mozart: Don Giovanni. Met Birgit Nilsson, Martina Arroyo, Reri Grist, Peter Schreier, Ezio Flagello, Martti Talvela en het Ensemble van het Nationale theater Praag o.l.v. Karl Böhm. DG 429.870-2 (3 cd’s).

Mozart: Le nozze di Figaro. Met Heather Harper, Judith Blegen, Geraint Evans, Teresa Berganza, het John Alldiskoor en het Engels kamerorkest o.l.v. Daniel Barenboim. EMI 585.520-2, 572.230-2 (2 cd’s).

Mozart: Le nozze di Figaro. Met Hermann Prey, Edith Mathis, Gundula Janowitz, Tatiana Troyanos en het Ensemble van de Duitse Opera Berlijn o.l.v. Karl Böhm. DG 429.869-2 (3 cd’s); hoogtepunten: 423.115-2.

Mozart: Die Zauberflöte. Met Maria Stader, Rita Streich, Lisa Otto, Ernst Häfliger, Josef Greindl, het RIAS kamerkoor en het Berlijns radio symfonie orkest o.l.v. Ferenc Fricsay. DG 435.741-2 (2 cd’s); hoogtepunten: 459.497-2.

Mozart: Die Zauberflöte. Met Evelyn Lear, Roberta Peters, Lisa Otto, Fritz Wunderlich, Hans Hotter, het RIAS kamerkoor en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 449.749-2 (2 cd’s); hoogtepunten: 445.464-2.

Orff: Carmina burana. Met Gundula Janowitz, Gerhard Stolze en koor en orkest van de Duitse Opera Berlijn o.l.v. Eugen Jochum. DG 447.437-2.

Pfitzner: Palestrina. Met Nicolai Gedda, Bernd Weikl, Karl Ridderbusch, Heribert Steinbach, het Tölzer Knabenchor en het symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Rafael Kubelik. DG 427.417-2 (3 cd’s). 

Puccini: Gianni Schicchi. Met Elke Schary, Claes Hakon Ahnsjö, Martha Mödl e.a. en het Ensemble van de Beierse Staatsopera o.l.v. Wolfgang Sawallisch. Orfeo C 546001.

Reimann: Liederen. Met Aribert Reimann. Teldec 2292.43714-2.

Schoeck: Das stille Leuchten. Met Hartmut Höll. Claves 50.8910.

Schubert: Liederen voor mannenstem 1, 2 en 3. Met Gerald Moore. DG 437.215-2 (9 cd’s), 437.225-2 (9 cd’s) en 437.235-2 (3 cd’s).

Schubert: 407 Liederen; Die schöne Müllerin; Sschwanengesang; Die Winterreise. Met Gerald Moore. DG 053-268 VK (21 cd’s).

Schubert: Lieder on record, deel 2 (1929-1952). Met Elisabeth Schwarzkopf, Peter Pears en Dietrich Fischer-Dieskau. EMI 566.154-2 (3 cd’s).

Schubert: 24 Liederen. Met Elisabeth Schwarzkopf, Gerald Moore en Geoffrey Parsons. EMI 562.754-2.

Schubert: 22 Liederen. Met Gerald Moore. DG 431.085-2, 474.173-2.

Schubert: 22 Liederen. Met Gerald Moore en Jörg Demus. DG 457.747-2.

Schubert: Die schöne Müllerin; Die Winterreise en Schwanengesang. Met Gerald Moore en Karl Engel. EMI 763.559-2 en 566.146-2 (3 cd’s).

Schubert : Die schöne Müllerin. Met Gerald Moore. DG 415.186-2, 463.502-2.

Schubert: Die schöne Müllerin. Met Gerald Moore. EMI 566.907-2.

Schubert: Schwanengesang; 4 Liederen. Met Gerald Moore. EMI 567.558-2.

Schubert: Schwanengesang; 7 liederen. Met Gerald Moore. DG 415.188-2.

Schubert: Winterreise. Met Gerald Moore. EMI 562.784-2, 567.927-2.

Schubert: Winterreise. Met Daniel Barenboim. DG 439.432-2.

Schubert: Winterreise. Met Alfred Brendel. Philips 411.463-2.

Schubert: Winterreise. Met Gerald Moore. DG 415.187-2.

Schubert: Winterreise. Met Murray Perahia. Sony 48237.

Schubert: 21 Liederen. Met Gerald Moore. EMI 574.754-2.

Schubert: Liederen. Met Gerald Moore e.a. DG 437.215-2 en 437.225-2 (samen 10 cd’s).

Schubert: Liederen. Met Gerald Moore en Karl Engel. EMI 565.670-2 (6 cd’s).

Schubert: Liederen. Met Gerald Moore. EMI 574.588-2.

Schubert: 16 Liederen. Met Sviatoslav Richter. DG 445.717-2.

Schubert: Liederen. Met Graham Johnson. Hyperion 33025.

Schubert: Mis in Es; Tantum ergo. Met Helen Donath, Lucia Popp, Brigitte Fassbänder, Francesco Araiza en Peter Schreier en koor plus orkest van de Beierse omroep o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 769.223-2.

Schubert: Wereldse gezangen voor verschillende stemmen. Met Hildegard Behrens, Brigitte Fassbaender, Peter Schreier, de Capella Bavariae en koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 566.139-2 (4 cd’s).

Schumann: Szenen aus Goethes Faust. Met Edith Mathis, Walter Berry, Nicolai Gedda en het stedelijk koor en orkest Düsseldorf o.l.v. Bernhard Klee. EMI 575.667-2 (2 cd’s).

Schumann: Szenen aus Goethes Faust. Met Elisabeth Harwood, Jennifer Vyvyan, Felicity Palmer, Peter Pears, David Lloyd, John Shirley-Quirk e.a., koren en het Engels kamerorkest o.l.v. Benjamin Britten. Decca 425.705-2 (2 cd’s).

Schumann: Mis; Requiem. Met Mitsuko Shirai, Peter Seiffert, Jan-Hendrik Rootering, Helen Donath, Doris Soffel, Nicolai Gedda en resp. het Düsseldorfs stedelijk koor en orkest o.l.v. Bernhard Klee en en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 585.816-2.

Schumann: Requiem; Requiem für Mignon; Brahms: Deutsches Requiem. Met Helen Donath, Brigitte Lindner, Doris Soffel, Nicolai Gedda, stedelijk koor en orkest Düsseldorf o.l.v. Bernhard Klee. EMI 569.653-2 (2 cd’s).

Schumann: Liederen voor mannenstem. Met Christoph Eschenbach. DG 445.660-2 (6 cd’s).

Schumann: Dichterliebe; 12 Gedichte op. 35. Met Jörg Demus en Günther Weissenborn. DG 463.505-2.

Schumann: Dichterliebe. Met Alfred Brendel. Philips 416.352-2.

Schumann: Dichterliebe; Liederkreis op. 39; Myrthen. Met Christoph Eschenbach. DG 415.190-2.

Schumann: Dichterliebe; Liederkreis op. 24 en 39; Liederen. Met Jörg Demus, Christoph Eschenbach. DG 474.466-2 (2 cd’s).

Schumann: Liederkreis op. 24 en op. 39; 13 Liederen. Met Gerald Moore en Hertha Klust. EMI 562.755-2.

Shostakovitch: Liederen. Met Vladimir Ashkenazy. Decca 433.319-2.

Stephan: Liebeszauber. Met het Berlijns radio-symfonie orkest o.l.v. Hans Zender. Koch-Schwann CD 11623.

Joh. Strauss II: Die Fledermaus. Met Anneliese Rothenberger, Renate Holm, Brigitte Fassbänder, Nicolai Gedda, Walter Berry e.a., het koor van de Weense Staatsopera en het Weens symfonie orkest o.l.v. Willi Boskovsky. EMI 566.223-2 (2 cd’s). 

R. Strauss: Liederen. Met Wolfgang Sawallisch. DG 447.512-2 (2 cd’s).

R. Strauss: Liederen. Met Gerald Moore. EMI 763.995-2 (6 cd’s).

R. Strauss : Ariadne auf Naxos. Met Jessye Norman, Julia Varady, Edita Gruberova, Eva Lind e.a. en het Gewandhausorkest, Leipzig o.l.v. Kurt Masur. Philips 422.084-2 (2 cd’s).

R. Strauss: Capriccio. Met Gundula Janowitz, Tatiana Troyanos, Arleen Auger, Peter Schreier, Anton de Ridder, Hermann Prey, Karl Ridderbusch en het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Karl Böhm. DG 445.347-2 (2 cd’s).

R. Strauss: Capriccio. Met Elisabeth Schwarzkopf, Eberhard Wächter, Nicolai Gedda, Hans Hotter, Christa Ludwig, Rudolf Christ, Anna Moffo e.a. en het Philharmonia orkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 749.014-8 (2 cd’s).

R. Strauss: Elektra. Met Inge Borkh, Jean Madeira, Marianne Schech, Fritz Uhl en het ensemble van de Staatsopera, Dresden o.l.v. Karl Böhm. DG 431.737-2, 445.329-2 (2 cd’s).

R. Strauss: Intermezzo. Met Lucia Popp, Gabriele Fuchs, Adold Dallapozza en het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 749.337-2 (2 cd’s).

R. Strauss: Der Rosenkavalier. Met Marianne Schech, Kurt Böhme, Irmgard Seefried, Rita Streich en het Ensemble van de Beierse Staatsopera o.l.v. Karl Böhm. DG 463.668-2 (3 cd’s).

Verdi: Otello. Met Gwyneth Jones, James McCracken e.a. en het Philharmonia orkest o.l.v. John Barbirolli. EMI 565.296-2 (2 cd’s).

Verdi: Rigoletto. Met Renata Scotto, Carlo Bergonzi, Ivo Vinco, Fiorenza Cossotto en het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Rafael Kubelik. DG 437.704-2 (2 cd’s).

Wagner: Lohengrin. Met Jess Thomas, Elisabeth Grümmer, Christa Ludwig, Gottlob Frick e.a. en het ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Rudolf Kempe. EMI 749.017-8, 567.415-2 (3 cd’s).

Wagner: Die Meistersinger. Met Catarina Ligendza, Christa Ludwig, Placido Domingo, Horst Laubenthal, Roland Herrmann en het Ensemble van de Duitse Opera Berlijn o.l.v. Eugen Jochum. DG 415.278-2 (4 cd’s).

Wagner: Rheingold. Met Helen Donath, e.a. en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 457.785-2 (4 cd’s)

Wagner:Tannhäuser. Met Wolfgang Windgassen, Gré Brouwenstijn, Herta Wilfert, Josef Greindl, Josef Traxel met het Ensemble van het Bayreuth festival o.l.v. André Cluytens. Orfeo C643043D (3 cd’s).

Wagner:Tannhäuser. Met Birgit Nilsson, Wolfgang Windgassen, Theo Adam en het Ensemble van de Duitse Opera Berlijn o.l.v. Otto Gerdes. DG 471.708-2 (3 cd’s).

Wagner:Tannhäuser. Met Elisabeth Grümmer, Marianne Schech, Hans Hopf, Gottlob Frick, Fritz Wunderlich en het Ensemble van de Berlijnse Staatsopera o.l.v. Franz Konwitschny. EMI 763.214-2 (3 cd’s).

Wagner: Tristan und Isolde. Met Kirsten Flagstad, Ludwig Suthaus, Blanche Thebom, Josef Greindl, koor en het Philharmonia orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. EMI 747.322-8, 567.621-2, 585.873-2 (4 cd’s).

Wagner: Tristan und Isolde. Met Margaret Price, René Kollo, Brigitte Fassbänder, Kurt Moll en de Staatskapel Dresden o.l.v. Carlos Kleiber. DG 413.315-2 (4 cd’s).

Wagner: Gedeelten uit Lohengrin, Tannhäuser en Die Walküre. Met Julia Varady, Peter Seiffert en koor en orkest van de Beierse omroep. EMI 575.646-2.

Wolf: Complete liederen voor mannenstem. Met Gerald Moore. EMI 562.188-2 (7 cd’s).

Wolf: Complete liederen voor mannenstem. Met Daniel Barenboim. DG 447.515-2 (6 cd’s).

Wolf: Goetheliederen. Met Daniel Barenboim. DG 415.192-2.

Wolf: Italienisches Liederbuch. Met Elisabeth Schwarzkopf en Gerald Moore. EMI 763.732-2, 562.650-2.  

Wolf: Italienisches Liederbuch. Met Seefried en Erik Werba en Jörg Demus. DG 435.752-2.

Wolf: Spanisches Liederbuch. Met Elisabeth Schwarzkopf en Gerald Moore. DG 423.934-2, 457.726-2 (2 cd’s).

Wolf: Opera-aria’s. EMI 565.621-2 (2 cd’s).

Zemlinsky: Lyrische Sinfonie. Met Julia Varady en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Lorin Maazel. DG 419.251-2.

Die Salzburger Liederabende 1956-1965. Liederen van Beethoven, Brahms, Busoni, Mahler, Pfitzner, Schubert, Schumann, R. Strauss en Wolf. Met Gerald Moore c.q. Erik Weba (en Irmgard Seefried). Orfeo C339.050T.

Liederenanthologie met werken van Schubert, Schumann, Brahms, Liszt, Wolf en R. Strauss. Met Gerald Moore, Daniel Barenboim, Wolfgang Sawallisch. DG 447.500-2 (44 cd’s).

Liederenanthologie met werken van Busoni, Pfitzner, Mahler, Brahms, Schubert, R. Strauss. Met Gerald Moore. EMI 763.167-2 (3 cd’s).

An die Musik. Liederen en aria’s van Bach, Brahms, Debussy, Gluck, Liszt, Mahler, Mozart, Orff, Schoeck, Schubert, Schumann, R. Strauss, Wagner en Wolf. Met diverse begeleidingen. DG 477.5556 (2 cd’s).

Liederen en opera-aria’s van Lothar, Schumann, Schwarz-Schilling, R. Strauss, Verdi en Wagner. Met diverse begeleidingen. EMI 567.687-2, 575.922-2 (2 cd’s).

Melodramen. Liszt: Der traurige Mönch; Schumann: 2 Balladen; Schön Hedwig; R. Strauss: Enoch Arden; Ulklmann: Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke. Met Burkhard Kehring. DG 477.5320.

Early recordings. Werken van v. Preussen, Bach, Beethoven, Bizet, Brahms, Brentano, Fortner, Giordano, Gluck, Gounod, Händel, Henze, Hummel, Kreutzer, Leoncavallo, Martin, Meyerbeer, Neefe, Orff, Reichardt, Rossini, Schumann, Seckendorf, Verdi, Wagner, Wolf en Zelter. Met diverse begeleiders. DG 477.5270 (9 cd’s).

 

Als spreker

Ruzicka: Strijkkwartetten. ECM 465.139-2.

 

Als dirigent

Brahms: PIanoncert nr. 1. Daniel Levy met het Philharmonia orkest. Edelwess Emission ED 1062

Haydn: Celloconcert nr. 1; Symfonie nr. 104. Wilfried Boettcher met Salzburg Camerata.academica. Orfeo C221901A.

Mahler: Das Lied von der Erde. Yvi Jänicke en Cnristian Elsner met het Omroeporkest Stuttgart. Orfeo C 94001B. 

Schumann: Pianoconcert. Daniel Barenboim met het Londens filharmonisch orkest. EMI 574.589-2.

Strauss: Operafragmenten. Julia Varady met het Bambergs symfonie orkest. Orfeo C  511991A.

Wagner: Fragmenten uit Lohengrin, Tannhäusser en Die Walküre. Julia Varady, Peter Seifert, Dietrich Fischer-Dieskau met het koor en orkest van de Beierse omroep. EMI 575.646-2.

Wagner: Wesendonk liederen; aria’s uit Tristan und Isolde en Götterdämmerung. Julia Varady met het Duits symfonie orkest Berlijn. Orfeo C 467981A.

 

Video 

 

Mahler: 3 Liederen; Lieder eines fahrenden Gesellen; Schubert: 4 Liederen; Strauss: 5 Liederen; Finale Der Rosenkavalier. Met Elisabeth Schwarzkopf, Irmgard Seefried, diverse orkesten en Gerald Moore. EMI 490.441-9 (dvd). 

Mozart: Le nozze di Figaro. Met Kiri te Kanawa, Mirella Freni, Maria Ewing, Janet Perry, Hermann Prey, John van Kesteren, Paolo Montarsolo e.a. en het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Karl Böhm. DG 073-403-4 (dvd).

Schubert: Die schöne Müllerin. Met András Schiff. TDK DV-CODSM (dvd).

Schubert: Die Winterreise. Met Murray Perahia. Sony  SDV 46374 (dvd). 

Dietrich Fischer Dieskau - Autumn Journey. Documentaire van Bruno Monsaignon en recital van 23 liederen van Schubert. NBC Arts 3984-23031-3 (vhs).

The art of Dietrich Fischer-Dieskau. Operafragmenten en liederen. DG 073-4050 (2 dvd’s).

In conversation with Jon Tolansky. Video Artists VAIA 1217 (dvd).