Fonografie Muziek

EMI'S SCHATKAMER

EMI’S SCHATKAMER

 

Nieuw is een cd serie als Great recordings of the century allerminst. Uit de jaren vijftig herinner ik me in een (al te) stugge egaal blauwe hoes met een goudkleurig bandje voor de gegevens verpakte lp’s onder die verzamelnaam met o.a. Prokofiev die eigen werk – o.a. zijn 3e pianoconcert – uitvoert, pianowerken van Beethoven door Artur Schabel, Ravel die eigen werk dirigeert, liederen van Wolf door Elisabeth Schumann.

De eeuw was toen nog pas halverwege gevorderd en voor het materiaal werd gekozen uit het belangrijke bestand aan zo goed mogelijk gerestaureerd 78-toeren materiaal. Zo’n fundus om royaal uit te putten moet er dan om te beginnen wel zijn. Waarschijnlijk beschikt EMI met vroegere labels als His Master’s Voice (en zijn Franse, Italiaanse, Scandinavische en zelfs Nederlandse dochters – het vroegere Bovema), Columbia, Pathé, Parlophone en zelfs met al lang verbroken verbindingslijnen naar  RCA en Capitol over de grootste voorraad opnamen van ‘klassieke muziek’. Andere oudgedienden als Deutsche Grammophon en RCA beschikken ook over stapels moois, maar dat lijkt in elk geval kwantitatief een kleiner bestand. Pas na de Tweede Wereldoorlog tot bloei gebrachte labels als Decca en Philips moeten het vrijwel zonder dat echt historische materiaal stellen, maar konden het wel aankopen.

Maar behalve dat belangrijke historische archief waaruit men heerlijk kon putten en de royale nieuwe productie om de bestanden aan te vullen, te vernieuwen en zo voor continuïteit te zorgen, is het gevoerde Artist & Repertoire beleid maatgevend voor wat zo’n bedrijf werkelijk te bieden heeft aan maatgevend moois. Wat dat betreft lijkt EMI eigenlijk altijd een fijne neus te hebben gehad voor dingen van waarde. Iemand als Walter Legge die meteen na de 2e Wereldoorlog muzikaal op head hunt ging en mensen als Dinu Lipatti, Wilhelm Furtwängler, Yehudi Menuhin, Herbert von Karajan, Elisabeth Schwarzkopf, Emil Gilels, André Cluytens, Victoria de los Angeles, Carlo Maria Giulini, Dietrich Fischer-Dieskau, Otto Klemperer, Walter Gieseking, Thomas Beecham, Nicolai Gedda, Janet Baker, Tullio Serafin, Wolfgang Sawallisch en zo vele anderen wist te binden en samen te brengen en die zelfs de stoot gaf tot de oprichting van een speciaal ‘platenorkest’ als het Philharmonia orkest is in dat opzicht van onschatbare waarde geweest.

Zeker, ook bij andere firma’s stonden destijds meestal mensen met visie en vooral met kennis van en liefde voor muziek aan het roer. De omslag is vermoedelijk eind jaren zeventig ingezet. Een generatie oudgedienden maakte successievelijk plaats en er kwam een nieuwe, andere generatie aan de leiding. Niet gedreven door muziekliefde, maar door commerciële instincten en waarschijnlijk op hun nek gezeten door commissarissen en aandeelhouders die snakten naar het grote geld. Managers die even goed (of beter: even slecht zoals iedereen die de berichtgeving volgt goed weet) een grootgrutterconcern kunnen leiden. De gevolgen – fusies, overnames, opheffingen, productievermindering – zijn aan de orde van de dag. Natuurlijk spelen ook andere factoren een grote(re) rol: internet, downloaden, clandestien kopiëren. Maar dat laat onverlet dat het vroegere A & R beleid bij de huidige managers in driedelig krijtstreeptenue als regel in heel beroerde handen is.

Des te gelukkiger moeten we maar zijn met het vele moois uit de back catalogue zoals dat zo mooi in vakjargon heet. Al ettelijke jaren heeft EMI zijn schatkamer open gesteld en zonder al teveel poeha een voortdurende stroom Great recordings op gang gebracht. Uiterlijk zijn ze onmiddellijk herkenbaar aan de goudkleurige ondergrond met daarin dominant de afbeelding van een His Master’s Voice lp (gek eigenlijk: zo ongeveer de helft van dit materiaal verscheen namelijk niet op H.M.V. maar op Columbia) en een nostalgisch aandoende foto van de oorspronkelijke hoes.

De precieze omvang van deze reeks weet ik niet, maar in een folder van een of twee jaar geleden werd de honderdste uitgave aangekondigd en intussen zal wel ongeveer de 150e zijn verschenen. Dat het daarbij vaak om her-her- heruitgaven gaat, is duidelijk en onvermijdelijk. Maar de restauratietechnieken zijn in de afgelopen jaren ook verbeterd en de bewuste cd’s dragen het ‘art’ logo dat staat voor Abbey Road Technology en voor remastering met noise-shaping via het Prism SNS systeem, wat dat dan ook precies mag inhouden.

Tot de nieuwe aanwinsten behoren onder andere de inderdaad vele malen heruitgebrachte 14  Walsen van Chopin, aangevuld met de Barcarolle, een Nocturne en een Mazurka van Chopin door Dinu Lipatti uit 1950/1 (566.904-2). Een oude bekende is ook het Schubertrecital van Elisabeth Schwarzkopf met Edwin Fischer uit 1954, aangevuld met later materiaal uit 1966 en 1968 en Gerald Moore c.q. Geoffrey Parsons als begeleider (562.754-2). Dankbaar ben ik ook met de combinatie van beide Liederkreisen van Schumann door Dietrich Fischer-Dieskau met respectievelijk Hertha Klust in op. 24 (1956) en Gerald Moore (1951) in op. 39. Als aanvulling is nog een dozijn andere liederen opgenomen (562.755-2).

En dan zijn daar de terugkeer van Annie Fischer met het Philharmonia orkest onder Wolfgang Sawallisch in Mozarts pianoconcerten no. 21 en 22 uit 1958 (562.750-2) en van Carlo Maria Giulini in zijn beste dagen met Debussy’s La mer en 3 Nocturnes plus Ravels 2e Suite Daphnis et Chloé en Alborada del gracioso met het Philharmonia orkest (562.746-2). Laatstgenoemde opnamen waren in 1960 en 1963 favorieten in mijn lp collectie.

Natuurlijk, al dit moois zal voornamelijk, misschien wel uitsluitend oudere verzamelaars met dierbare herinneringen aan de oorspronkelijke lp’s aanspreken. Zij vooral kunnen aan de hand van deze cd’s dierbare herinneringen koesteren, oude gevoelens laten herleven. Kritisch beschouwd is waarschijnlijk lang niet iedere cd uit deze lopende reeks in alle opzichten even geweldig, maar in die serie bevinden zich ook heel wat ‘onbewoond eiland’ schijfjes, zoals Beethovens Vioolconcert met Perlman/Giulini (566.900-2), Bellini’s Norma met Callas/Serafin (562.638-2), het Vioolconcert van Brahms met Oistrakh/Szell (567.973-2), Brahms’ Deutsches Requiem met Schwarzkopf/Fischer-Dieskau/Klemperer (566.903-2), Debussy’s Préludes (56.233-2), De Celloconcerten van Dutilleux en Lutoslawski met Rostropovitch (567.867-2), Griegs Peer Gynt door Beecham (566.914-2), Mahlers Lied von der Erde met Ludwig/Wunderlich/Klemperer (566.892-2), Moessorgsky’s Liederen en dansen van de dood met Boris Christoff (567.993-2), Mozarts Hoornconcerten met Brain/Karajan (566.898-2), Mozarts Così fan tutte met Schwarzkopf/Ludwig/Böhm (567.382-2) Puccini’s Tosca met Callas/De Sabata (567.756-2, 1953), Pianoconcerten van Rachmaninov en Ravel door Michelangeli (567.238-2), Rimsky’s Scheherazade door Beecham (566.983-2), Schuberts Schöne Müllerin en Schwanengesang door Fischer-Dieskau (566.907-2 en 567.558-2), Strauss’   4 Letzte Lieder met Schwarzkopf/Szell (566.908-2), Ariadne auf Naxos door Schwarzkopf/Karajan (567.077-2), Capriccio door Schwarzkopf/Sawallisch (567.394-2) en Rosenkavalier weer met Schwarzkopf/Karajan (556.242-2), Verdi’s Requiem o.l.v. Giulini (567.560-2), Don Carlo onder Giulini (567.401-2), Falstaff onder Karajan (567.083-2) en Il trovatore met Callas/Karajan (556.333-2) en tot slot Wagners Fliegende Holländer onder Klemperer (567.408-2), Lohengrin onder Kempe (567.415-2),  Tristan onder Furtwängler (567.621-2) en Wolfs Italienisches Liederbuch door Schwarzkopf/Fischer-Dieskau/Moore (562.650-2).

 Een nieuwe reeks: Great artists of the century

Daarmee niet genoeg, startte EMI in februari 2004 met een nieuwe serie onder de titel Great artists of the century die zoals de naam zegt niet primair op componisten en werken is gericht, maar op beroemde uitvoerende kunstenaars uit de EMI stal. Naar het motto van de eerste klap die een daalder heet waard te zijn, werden 25 cd’s ineens gelanceerd, begeleid door een promotie albumpje met 2 plaatjes als klinkende en gedrukte catalogus. Uiteraard gaat het ook hier om ‘mid-price’ heruitgaven, soms in nieuwe samenstellingen of met toevoegingen.

Het gaat om een mix van oud en nieuw, als regel op één enkele cd. Complete lange opera’s en oratoria ontbreken dus (nog), de enige dubbel cd tot nu toe is gewijd aan de 6 Strijkkwartetten op. 18 door het Alban Berg kwartet. Verder verloochent de reeks zijn Britse herkomst niet door een nu al duidelijke overbelichting van Engelse kunstenaars: Janet Baker in een Berlioz programma met Les nuits d’été, La mort de Cléopâtre en fragmenten uit Les Troyens (562.788-2), Adrian Boult met Schuberts 9e symfonie (562.791-2), David Willcocks en Philip Ledger met koorwerken van Britten (562.796-2), Jacqueline du Pré met de Celloconcerten van Dvorak en Schumann (562.903-2) en Nigel Kennedy met het Viool- en Altvioolconcert van Walton (562.813-2).

Tot de ‘ouwetjes’ behoren een Brahmsprogramma met als hoofdschotel het Vioolconcert van Menuhin (562.821-2, 1934/49) de Weense opname van Brahms’ Deutsches Requiem onder Karajan (562.811-2, 1947), het (laatste) Lipatti recital uit Besançon (562.819-2, 1950), een Debussyrecital met o.a. de Suite bergamasque, Images, Estampes en Children’s corner door Gieseking (562.798-2, 1951/3) aria’s en duetten van Puccini door Callas en Di Stefano (562.794-2, 1953/6), Schuberts Winterreise met Fischer-Dieskau en Moore (562.784-2, 1962), 3 Symfonische gedichten van Strauss + Smetana’s Moldau door het Weens filharmonisch onder Furtwängler (562.790-2, 1951/4), Hans Hotter in Bachs 82e cantate en Brahms’ 4 Ernste Gesänge (562.807-2, 1950/6)

Van wat later datum zijn bijvoorbeeld Bruckners 4e en Wagners Siegfried Idyll door Klemperer (562.815-2, 1961), het Lisztrecital van György Cziffra (562.799-2, 1957/8), de geweldige Rossini ouvertures door Giulini (562.802-2, 1959/64), Tito Gobbi o.a. in Puccini’s Gianni Schicchi (562.777-2), Shostakovitch' 1e Celloconcert en Brittens Cello symfonie door Rostropovitch (562.827-2, 1961/4) en het aan Shostakovitch gewijde recital van Galina Vishnevskaya (562.829-2, 1974/8).

Tot de meer recente uitgaven behoren Mozarts Vioolconcerten no. 1, 2 en 4 door Anne-Sophie Mutter (562.825-2, 1981/91), Rachmaninovs 3e Pianoconcert met Leif Ove Andsnes (562.837-2), Rachmaninovs 3e symfonie en Symfonische dansen door de Leningraders onder Jansons (562.809-2, 1992), Schuberts 21e Pianosonate door Kovacevich (562.817-2).

Ook hier weer kan worden vastgesteld dat de keus soms wat arbitrair is, of de onderhavige kunstenaars hier wel optimaal worden belicht (Karajan met dat oude Brahms Requiem is in dit opzicht een raadsel) en dat lang niet alles even uniek of groots is. Zeker bij het na 1990 opgenomen repertoire kan men zich afvragen of men niet minstens zo goed af is. Natuurlijk moesten ook overlappingen met andere series, met name met die Great recordings worden vermeden. Niettemin moet het initiatief positief worden beoordeeld. Menige oude verzamelaar zal aan de opgekalefaterde opnamen een feest der herkenning beleven, heel wat nieuwkomers kunnen verlaat kennismaken met grootheden uit een verder verleden.

Wat mijn voorlopige ‘krenten uit de pap’ zijn? Cziffra met Liszt, Fischer-Dieskau in de Winterreise, Giesekings Debussy, Giulini’s Rossini, Gobbi’s Puccini, Kennedy’s Walton en Vishnevskaya’s Shostakovitch.