Fonografie Muziek

DIRIGENTENCARROUSEL

DIRIGENTENCARROUSEL

Woord vooraf aan de dirigenten

 

Die Philister, die Beschränkten,

Diese geistig Eingeengten

Darfst du nie und nimmer necken;

Aber weite, kluge Herzen

Wissen stets in unser’n Scherzen

Lieb’ und Freundschaft zu entdecken.

 

(Heine)

Woord vooraf aan alle andere lezers

 

Interviewer: Klemperer?

Zangeres: Un bloc de marbre.

Interviewer: Böhm?

Zangeres: L’intelligence.

Interviewer: Solti?

Zangeres: ...très hongrois.

Interviewer: Bernstein?

Zangeres: La joie, la vie.

Interviewer: Karajan?

Zangeres: Le bon Dieu.

Christa Ludwig, France musique, augustus 1995

Sommige gebeurtenissen wekken op het moment dat ze plaatsvinden de indruk dat van iets bijzonders sprake is. Werkzaam op het overgangsgebied tussen levende en gereproduceerde muziek, tussen boeiende mensen en fascinerende techniek was dat bijvoorbeeld het geval bij de introductie van de stereo-lp medio jaren vijftig in het Paviljoen Vondelpark in Amsterdam door Decca, en bij de introductie van de cd tijdens een persconferentie begin jaren tachtig van Philips in Eindhoven, waaraan nog een paar kubieke meter onder een biljartlaken verborgen elektronica te pas kwam. Bij de introductie van de quadrafonie een kleine tien jaar eerder wist ik daarentegen meteen dat het een flop zou worden. Ik herinner me de titel van mijn verslag: Van Wimbledon naar het Sportfondsenbad. Achteraf pas realiseer je jezelf getuige te zijn geweest van de introductie van revolutionaire ontwikkelingen die het muziekgenot in principe (maar niet in alle gevallen) verhoogden en dus stimuleerden.

Tijdens de herdenking van het honderdjarig bestaan van DG in Hamburg stipte de geestige feestredenaar Peter Ustinov aan hoe spijtig het is dat de fonografie niet is uitgevonden vóór de boekdrukkunst en de fotografie. Het ontbreekt ons daarom aan belangrijke auditieve tijdsdocumenten. Hij betreurde het bijvoorbeeld dat we daardoor niet het antwoord van de vogels en de vissen kennen voor wie Sint Franciscus had gepreekt. Iedereen kan zelf legio andere voorbeelden van ontbrekende audiodocumenten bedenken. Liveopnamen van Bachs optreden bij de keurvorst van Brandenburg, de première van Beethovens oer-Fidelio in het Weense Theater an der Wien, Verdi’s Aida in Egypte, de eerste uitvoering van Tschaikovsky’s Ouverture 1812...

Pas ruim een eeuw beschikken we wél over dergelijke documenten. In de begintijd waren ze gebrekkig van kwaliteit, maar het is niettemin verrassend hoeveel mogelijkheden tot terugblikken op de loopbanen van kunstenaars en op uitvoeringspraktijken voorhanden zijn. Het aantal is zelfs nog gestaag groeiende en er wordt voortreffelijk restauratiewerk verricht. De eigen ervaring strekt zich natuurlijk korter uit en begint bij het ontwaken van de eigen muziekliefde, het luisteren naar de radio, het genieten van uitverkoren opnamen en concertbezoek. Door van de hobby over te gaan naar het werk, worden de mogelijkheden om indrukken op te doen exponentieel groter. Een voorrecht waarvan ik me altijd bewust ben gebleven.

Over dirigenten – de geschiedenis, de techniek, de dragende persoonlijkheden – is al zoveel geschreven dat ik daar nauwelijks wat zinnig aan kan toevoegen. Toch waren het juist die dirigenten op wie mijn aandacht steeds het meest was gericht. Een simpel statistisch gegeven bevestigt dit: van de ruim honderdzestig interviews met c.q. portretten van uitvoerende musici zijn er eenenvijftig – bijna een derde – aan dirigenten gewijd, te beginnen met Hein Jordans bij het Brabants Orkest in 1949 en Paul Hupperts bij het Utrechts Symfonie Orchest (!) en eindigend bij de verrassende Jaap van Zweden en veelbelovende jongelui als Lawrence Renes, Mischa Hamel en Alexander Liebreich. 

Maar dat waren en zijn niet de bijzondere gebeurtenissen die jarenlang beklijven. Helaas heb ik Mengelberg, Mravinsky, Rosbaud en Toscanini bijvoorbeeld niet meer kunnen spreken, maar net nog wel Ernest Ansermet, Thomas Beecham, Eduard van Beinum, Wilhelm Furtwängler, Erich Kleiber, Otto Klemperer, Igor Markevich, Pierre Monteux Hermann Scherchen, Carl Schuricht, Leopold Stokowski en Bruno Walter. In retrospectief waren zij het die voor een nog jong, wijd voor indrukken openstaand gemoed de diepste indrukken nalieten. Achteraf bezien zijn het niet slechts gebeurtenissen hen aan het werk te hebben gezien en gehoord, maar privileges. 

Gelukkig waren daar ook Claudio Abbado, John Barbirolli, Frans Brüggen, Riccardo Chailly, Colin Davis, Antal Dorati, Jean Fournet, Ferenc Fricsay, Carlo Maria Giulini, Bernard Haitink, Nikolaus Harnoncourt, Philippe Herreweghe, Eugen Jochum, Herbert von Karajan, Paul Kletzki, Kyril Kondrashin, Ton Koopman, Josef Krips, Rafael Kubelik, Erich Leinsdorf, Lorin Maazel, Bruno Maderna, Lovro von Matacic, Seiji Ozawa, Karl Richter, Wolfgang Sawallisch. Georg Solti, Walter Süsskind, Jevgeni Svetanov, George Szell, Hans Vonk, Edo de Waart, Carlo Zecchi en David Zinman, om slechts een greep te doen. Een heel divers gezelschap en dus heel wisselende confrontaties en contacten. In het ene geval was sprake van meer, in het andere van minder begrip, sympathie en bewondering. De steeds tot enige afstandelijkheid leidende beroepsdeformatie van de criticus speelt bij de appreciatie steeds een rol. De behoefte om met dergelijke coryfeeën te verkeren en te praten was nooit zo groot, maar werd vaak door het werk, een aanleiding (optreden in Nederland, introductie van een bovengemiddelde nieuwe opname) en de geboden gelegenheid bepaald; soms ook door de waarachtige wens om iemand te ontmoeten, proberen te ontdekken what makes somebody tick, bijvoorbeeld in het geval van Abbado, Brüggen, Gardiner, Giulini, Haitink, Harnoncourt, Karajan en Koopman.

De in Spraakmakende Musici gebundelde interviews met materiaal uit eerste hand en portretten met gegevens en indrukken uit tweede hand geven daarvan een indruk en vormen bij elkaar hopelijk een beeld van de afgelopen driekwart eeuw dirigeerkunst.