Nog typischer, maar ook nog meer bizar en onrechtvaardig is de mening van Da Ponte's biografe, miss Fitzlyon, die Da Ponte weliswaar "gedegen vakmanschap en de bereidheid om een aan de muziek ondergeschikte rol te spelen, tekst die in een eigentijds idioom zijn geschreven.... humor, een goed geconstrueerde intrige, een goede karaktertekening en elegante verzen" toedicht, maar niettemin concludeert, dat Da Ponte's werkelijke bijdrage slechts "het kader van de jabot vormt." Zij vindt Mozart de actieve partner, Da Ponte de passieve met Mozart tenslotte als de bron van "de intellectuele diepte en gedachten" van het werk.
Mindere librettisten dan Da Ponte, die doorgaans tevreden zijn met broodschrijverij, zouden best tevreden zijn met dergelijke "jabots" als humor, vakmanschap, intrige, verzen en karakterisatie. Da Ponte zelf gaf het voorbeeld voor alle kwaadsprekerij door in zijn "Memorie" (die hij tussen 1823 en 1827 schreef) zo terloops over dat deel van zijn loopbaan te spreken. Maar wat dat betreft was hij typisch een kind van zijn tijd, de 18e eeuw. Een werkelijk gehoorzame dochter van de muziek was toen immers vooral een lakei van de staat, weinig meer dan een voetnoot in het notitieboek van de keizer. Zelfs een zo liberale monarch als Joseph II zou al zijn componisten met genoegen hebben ingeruild voor één goede soldaat en het is onbekend, hoeveel librettisten hij zou hebben opgeofferd voor twee soldaten. Gegeven deze status is het geen wonder, dat Mozart zoveel moeite had om een Da Ponte te vinden en dat Da Ponte het zo moeilijk vond om zichzelf juist te waarderen. Niets is daarom eenvoudiger dan om over Mozart te spreken, alsof Da Ponte nooit bestond. Eén van de laatsten die dat deed, was Brigid Brophy in haar extravagante psychosexuele analyse, die - zonder excuus aan Da Ponte - Mozart the dramatist heet. Hoewel men het bepaald niet eens hoeft te zijn met de conclusies die ze trekt uit impotentie, castratie, onderdrukte homoseksualiteit en inteelt, ingrediënten die rijkelijk aanwezig zijn in haar hoogdravende tekst, kan men het niettemin eens zijn met haar veronderstelling, dat psychologie Mozarts revolutionaire bijdrage aan de opera vormde. Wat opnieuw ontbreekt, is Da Ponte's wezenlijke aandeel in die psychologie.Allereerst moeten natuurlijk twee psychologen worden onderscheiden: die van de opera's met de daarin optredende personen en die van de twee mannen, die ze schiepen. De drie opera's hebben één thema of onderwerp gemeen, dat een heel specifieke psychologische atmosfeer schept, die intenser, strenger en ironischer naar voren komt dan in de Entführung of Die Zauberflöte: een atmosfeer van verleidelijke intrige. Aan het eind van de test van de broze standvastigheid van mannen en vrouwen, van de bronnen van echte persoonlijke vrijheid en van de restjes twijfel, die de mensen aan zichzelf hebben, draaien alle drie deze opera's rond complotten, misleiding, maskers en maskerades met gebruikmaking van de opschik uit de komedie van de identiteitsverwisseling, die altijd snel te hulp kan worden geroepen.Het spel - eigenlijk het spelen van het spel - daarom gaat het. Het is de oudste metafoor van de komische dramaturg om de psychologie van het gevoel achter onze woorden te verschuilen. De figuren in dergelijke komedies dienen een dubbel doel: vaart houden in het drama en beweging houden in hun spelletjes, waarbij elke actie afhangt van de andere en beide tot uitdrukking brengen, hoe de mensen zichzelf bedotten terwijl ze menen anderen beet te nemen. Zulk spel binnen het spel wordt tegelijk de bron van de komedie en de uitdrukking van een gedachte. Een man, die beducht is voor een aanval op hem, valt zelf eerst aan. In de spelkomedie is zijn scherpste wapen de illusie, die hij - zij het nog zo kort - kan wekken. Via de illusie - door een spelletje met het leven te spelen - vindt hij even rust en bescherming tegen de demonen van binnen en van buiten. De identiteit, die een man in de haast van de handeling verwisselt, is in werkelijkheid zijn eigen identiteit, want gemaskerde mannen en vrouwen zijn in feite mannen en vrouwen, die voor zichzelf op de loop zijn. Dat geldt evenzeer voor de graaf, die tracht zijn droit de seigneur over Figaro's Susanna uit te oefenen als voor Don Giovanni, die op de vlucht slaat voor het gemaskerde trio, bestaande uit Anna, Elvira en Ottavio.
Zoals de intrige een band vormt tussen de opera's, zo verbinden hun psychologische gevolgen - de vrees voor een aanval - de librettist en de componist. Schrille, soms wanhopige blijken van zorg en spanning blijken uit Da Ponte's Mémoires en Mozarts brieven. Da Ponte beweert achtervolgd te worden door schurken, die het op zijn baan en zijn geld hebben voorzien; Mozart vreest voortdurend imaginaire onbestendigheid en uit aan het eind van zijn leven de vrees, dat hij wordt vergiftigd.Hoe makkelijk en vanzelfsprekend moet het dus voor die twee zijn geweest om samen drama's te maken vanuit zo'n krachtige, gemeenschappelijke reactie op de wereld. Schimmen uit het leven werden figuren in de levende droom, die theater heet. Wanneer drama de vaststelling is van de fantasie, de dynamische presentatie van een geestesbeeld, dan pasten Da Ponte en Mozart - hoezeer ze in andere opzichten ook onderling verschilden - volmaakt bij elkaar.Maskeer en speel dus: Mozart die het drama gezicht verleent, die de intrige bedekt onder muzikale abstracties, die sensueel met klank schaduwen aanbrengt. Da Ponte, die de intrige zijn eerste ritmen verleent, zijn orde, vorm, richting, zijn concrete humor en impulsen. Mozart zorgt voor expressie, Da Ponte voor impressie, beiden dienen zo het geheel, zodat komedie en tragedie vrijwel samenvallen, zoals dat in de beste stukken eigenlijk ook hoort. Dat gebeurt onromantisch, buiten de eigen wil om; beiden tonen verbeelding en toveren drama in muziek om.Deze onderling verbonden impulsen, deze twee psychologieën betekenen niet, dat Mozart en Da Ponte die bespraken. Wanneer kunstenaars samenwerken hebben ze het niet over kunst maar over handwerk. Wanneer beiden overtuigd zijn van het talent en de instelling van de ander, kan daar vruchtbare kunst uit voortkomen. Het was destijds evenmin de gewoonte net zomin als het tegenwoordig nodig is, dat samenwerkende kunstenaars een identieke psychologie hebben. Belangrijker was het om het over de vorm eens te zijn, over de manier waarop blokken met actie moesten worden gebouwd, die de variëteit van de muziek suggereerde.Terwijl Mozart en Da Ponte nooit agressieve hervormers à la Beethoven en Wagner waren, doorbraken ze niettemin de overgeërfde operatraditie om er wat rijkers en expressievers van te maken. Niet langer exclusief seria of buffa, maar in plaats daarvan een vermenging van vormen en sferen, doordrenkt met ironie.Da Ponte's voorganger, de hogepriester van de librettisten, Metastasio omschreef zichzelf als "een hofvogel, gewend om op het gemak te stellen, te troosten en te steunen." Voor hem was een drama op muziek potig en onveranderlijk. De handeling bewoog in blanke verzen als recitatieven voorwaarts; aria's en duetten kregen een extra scheut lyriek, het koor werd spaarzaam gebruikt en grote ensembles werden vrijwel niet toegepast.Uitgaande van hun eigen vrije geesten bouwden Mozart en Da Ponte op flexibeler vormen. Eigenlijk werd dat streven pas geheel bekroond in Così fan tutte, waar ze geheel konden terugvallen op hun eigen inventiviteit. Hier tenslotte werd het ideale evenwicht bereikt, de volmaakte ordening van materiaal, dat aan al hun wensen voldeed.Het onderwerp: opnieuw een intrige. Als trant: ernstige komedie, geplaatst tegenover komische ernst. Als karakters: zes types, die typering te boven gaan en die op voet van gelijkheid met elkaar worden vergeleken, terwijl ze ongelijke paren vormen. Als dramatische lijn: economie, een grote mate aan directheid, superieure timing en een ingenieuze situatieschets. Als muzikale uitdaging: een eerste akte, die vrijwel geheel wordt gedragen door ensembles, een tweede door louter aria's. Beide vormen lopen onvermijdelijk uit op uitgebreide finales, waarin alle stemmen en het orkest bijna symfonisch worden gebruikt.En tenslotte dankzij het enkele element, dat de opera-erfenis gebruikt en overbrugt, vooruitlopend op de toekomst van de opera: de verbazingwekkende, ambivalente en nu eens absurde, dan weer hartverscheurende figuur Fiordiligi. Als ze de eeuwen doorkruist, soms dreigt het evenwicht te verstoren, verstoort ze bijna de zorgvuldig gewrochte en gebonden vormen van muziek en drama.Als satire op de verontwaardigde sopraan-met-stentorstem uit de opera seria, maar niettemin uiterst serieus binnen haar hachelijke, verleidelijke dramatische positie, vormt Fiordiligi de logische toetssteen van Mozarts en Da Ponte's buitengewone samenwerking. Met haar lijkt de natuur rijker en geschakeerder, volmaakt en subliem in zijn treffende onvolkomenheden. Qua concept en in de muziek blaast Fiordiligi de donkere wolken van de verandering zachtjes en dramatisch in de eens zo begrensde operawereld. Plotseling kent de opera een begin en een eind.Maar noch dat eind, noch het begin of de serene samenhang had alleen door Mozart kunnen worden bedacht. Iemand als Mozart - zo menselijk, hard zwoegend, redelijk en scherpzinnig - wordt geen recht gedaan door hem goddelijk te verklaren. Het wonder van de beste kunst op aarde is, dat deze door mensen wordt gemaakt en in het theater door samenwerkende mensen. Misschien moeten onze definities op operagebied wel worden bijgesteld wanneer we tekst inherent verklaren aan drama. Als de taak van de librettist slechts bestaat uit woordspinnerij, dan zou met de muziek alleen het wonder zich kunnen voltrekken. Maar zo simpel is het nooit.Het belang van de dichter schuilt minder in de feitelijke woorden die hij verstrekt, doch in de wereld, die daarachter schuilgaat. Woorden als zodanig vormen slechts de uiterlijke blijken van de tekst, het noodzakelijke filigraan, waarop het drama zich kan ontwikkelen. Ze zijn ook de duidelijkste aanwijzing voor het publiek, dat de zangers werkelijk ook iets zeggen. Zonder dat zou het louter om abstractie gaan en zouden opera en drama geen bestaansrecht hebben. Maar gebruikt zoals Da Ponte deed, worden ze wat ze horen te zijn: bouwstenen, die in een hechte, weloverwogen structuur worden aangebracht.De kunst haalt soms gekke streken uit met de ambities van kunstenaars. Sommigen, zoals Wagner en Hofmannsthal begonnen bergen te beklimmen en bereikten soms pieken, terwijl ze vaak de echte toppen misten. Anderen, zoals Da Ponte, waren tevreden om zich in de valleien en steden te nestelen met wijn op tafel en een vrouw aan de arm, terwijl in hun geest een wilde intrige groeide. Aan het slot kunnen beide types - de grondige ontwerpers en de bescheiden plannenmakers - iets heel fraais tot stand brengen, dat de toets van de onderlinge vergelijking goed doorstaat. Talent representeert uiteindelijk een onredelijke samenloop van instincten, waarbij de ware artiest alleen maar al werkende ontdekkingen doet.Mozarts kundige tekstdichter had misschien geen bijster filosofische geest. Maar naarmate hij verder werkte en zich ontwikkelde, werd hij de juiste man op het juiste moment voor Mozart en de opera.Niemand anders deed wat hij kon doen en menigeen na hem bleef ook in gebreke. Het levensverhaal van Da Ponte is niet erg ontroerend of inspirerend. Hij ontketende geen passie, hij verkondigde de wereld geen brallende rituele woede. Maar wat hij wel deed, was Mozart dienen en dat lijkt genoeg. De feniks, die Mozart vreesde voordat hij Da Ponte ontmoette, is het embleem van de onsterfelijkheid, dat maar al te zelden uit zijn as oprijst. Het siert de componist, dat hij in Da Ponte het materiaal voor zijn embleem aantrof en dat hij de onbeduidende dichter tot zijn geweldige librettist maakte. Da Ponte van zijn kant verleende de pracht en kracht van zijn vakmanschap aan het embleem en hielp in zeer hoge mate om het te laten zingen. DISCOGRAFIE van enige der aanbevelenswaardigste CD opnamenMozart: Così fan tutte. Elisabeth Schwarzkopf, Christa Ludwig, Alfredo Kraus, Giuseppe Taddei, Walter Berry en Hannie Steffek met het Philharmonia koor en -orkest o.l.v. Karl Böhm. EMI 769.330-2 (3 cd's).Mozart: Così fan tutte. Karita Mattila, Anne Sofie von Otter, Elzbieta Szmytka, Francesco Araiza, Thomas Allen, José van Dam en het Ambrosian koor en de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 422.381-2 (3 cd's).Mozart: Così fan tutte. Renée Fleming, Anne Sofie von Otter, Frank Lopardo, Olaf Bär, Adelina Scarabelli en Michele Pertusi met het Chamber Orchestra of Europe o.l.v. Georg Solti. Decca 444.174-2 (3 cd’s).Mozart: Così fan tutte. Elisabeth Schwarzkopf, Lisa Otto, Nan Merriman, Léopold Simoneau, Rolando Panerai, Sesto Bruscantini en het Philharmonia koor en -orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 769.635-2 (3 cd's).Mozart: Lo sposo deluso; “(met L’óca del Cairo). Felicity Palmer, Ileana Cotrubas, Anthony Rolfe-Johnson, Robert Tear, Clifford Grant en het Londens symfonie orkest o.l.v. Colin Davis. Philips 422.539-2. Mozart: Lo sposo deluso. Transparant kamerorkest o.l.v. Rotman. CPO 999-104-2.Mozart: Don Giovanni. Eberhard Wächter, Giuseppe Taddei, Joan Sutherland, Luigi Alva, Elisabeth Schwarzkopf, Renata Sciutti met het Philharmonia koor en -orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. EMI 747.260-8, 556.232-2 (3 cd's).Mozart: Don Giovanni. Rodney Gilfry,Ljuba Orgonasova, Charlotte Margiono, Eirian James, Ildebrando d’Arcangelo, Christoph Prégardien, Julian Clarkson en Andrea Silvestrelli met het Monteverdikoor en de English Baroque Soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 445.870-2 (3 cd’s).Mozart: Don Giovanni. Cesare Siepi, Fernando Corena, Susanne Danco, Anton Dermota, Lisa della Casa, Hilde Güden met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Josef Krips. Decca 411.626-2 (3 cd's).Mozart: Le nozze di Figaro. Bryn Terfel, Alison Hagley, Rodney Gilfry, Hillevi Martinpelto, Pamela Helen Stephen, Susan McCulloch, Carlos Feller e.a. met het Monteverdikoor en de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 439.871-2 (3 cd's).Mozart: Le nozze di Figaro. Lucio Gallo, Sylvia McNair, Cheryl Studer, Boje Skovhus, Cecilia Bartoli e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Claudio Abbado. DG 445.903-2 (3 cd's).Mozart: Le nozze di Figaro. Giuseppe Taddei, Anna Moffo, Eberhard Wächter, Elisabeth Schwarzkopf, Fiorenza Cossotto e.a. en het Philharmonia koor en -orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. EMI 763.266-2 (3 cd's).Mozart: Le nozze di Figaro. Mirella Freni, Jessye Norman, Yvonne Minton, Wladimiro Ganzarolli, Ingvar Wixell, Robert Tear en het BBC koor en –symfonie orkest o.l.v. Colin Davis. Philips 422.540-2 (3 cd’s).Mozart: Le nozze di Figaro. Kiri te Kanawa, Lucia Popp, Frederike von Stade, Samuel Ramey, Thomas Allen, Kurt Moll met het Londens filharmonisch orkest en -koor o.l.v. Georg Solti. Decca 410.150-2 (3 cd's).