GUSTAVO DUDAMEL: KOMEETACHTIG BEGINNENDE DIRIGENTCARRIÈRE
“Wat Gustavo zo bijzonder maakt, is in de eerste plaats dat hij eigenlijk alles al weet wat je niet over muziek kunt leren. Hij moet nog een paar dingen leren die door iedereen nog moeten worden geleerd, maar wat hij niet hoefde te leren, beheerst hij al. In de tweede plaats mag zijn achtergrond in Venezuela niet worden onderschat. Daar dirigeerde hij – sinds zijn dertiende, laat ons dat niet vergeten – met muziek als ideaal voor ogen in een sociale functie. Voor hem was muziek nooit alleen maar de uitdrukking van een mooi, comfortabel leven, maar verbonden met existentiële kwesties. Dat is te horen in zijn manier van muziekmaken.”
Met zo’n aanbeveling van Daniel Barenboim kun je verder als jonge dirigent die met een jeugdorkest hielp om talentvolle jonge musici aan de armoede te laten ontsnappen. De 25-jarige Dudamel is onlangs benoemd als dirigent van het Göteborg symfonie orkest en kreeg meteen een contract bij DG.
Zoals zoveel aanstormend talent kreeg Dudamel zijn grote kansen bij invalbeurten. Eerst als vervanger van Frans Brüggen bij het Beethoven festival in Bonn in 2004, daarna bij het Göteborg symfonie orkest in 2005 tijdens een Londens Promconcert waar hij Neeme Järvi op het laatste moment moest vervangen en voor het eerst in zijn leven een symfonie van Sibelius moest leiden.
Dat cd debuut lijkt met zoveel concurrentie op de markt gewaagd, maar het getuigt ook van lef. De jonge, ambitieuze Dudamel is van kindsaf aan vertrouwd met beide werken van dit debuut: Beethovens Vijfde en Zevende symfonie. Naar eigen zeggen was de partituur van de Vijfde de eerste die hij op 7-jarige leeftijd in handen kreeg. Beethoven heeft voor Venezolaanse musici een bijzondere, haast symbolische betekenis: de Vijfde met zijn noodlotmotief, de Zevende overstromend van levensvreugde.
Blijkbaar heeft Venezuela een voor Nederland jaloersmakend systeem van muziekopvoeding dat wordt bestierd door de Fundación des estado para el sistema de orquesta juvenil e infantil de Venezuela, kortweg Fesojiv. Het stimuleert liefst 125 jeugdorkesten in het hele land, niet met de primaire bedoeling om de besten daaruit een kans te geven om beroepsmusicus te worden, maar om de jongelui te behoeden voor armoede en sociale uitzichtloosheid. Sociale verheffing via muziek – wat een prachtideaal!
Voor die kinderen is Beethoven een held en met het spelen van de Vijfde tarten ze hun eigen noodlot. De leden van het Simón Bolívar jeugdorkest hebben leeftijden tussen de 11 en 25 jaar. Het ensemble kwam voor het eerst naar Europa op initiatief van Claudio Abbado die zelf altijd al wat met jeugdorkesten had. Ook Simon Rattle werkte achter de schermen mee.
Dudamel dirigeerde al in Londen, Chicago, Boston, Praag, Birmingham en Tel Aviv. Inmiddels heeft hij Mozarts Don Giovanni in de Milanese Scala gedirigeerd en in mei 2007 wordt hij bij het Rotterdams filharmonisch verwacht met Ravels Le tombeau de Couperin en Stravinsky’s Sacre du printemps.
Aan volgende opnameplannen ontbreekt het niet. Gedacht wordt aan werken van Mahler, Tschaikovsky en Prokofiev. Maar ook moois van Zuid Amerikaanse componisten als Ginastera, Chavéz en Villa Lobos natuurlijk. Ter voorbereiding luistert Dudamel graag naar zoveel mogelijk opnamen van zijn grote voorgangers sinds Toscanini.
Het cd debuut
Objectiviteitshalve zou men Dudamels cd debuut eerst moeten beluisteren in een blinddoektest naast andere topuitvoeringen om ieder vooroordeel en iedere vrees voor een stovuur hype of een marketing stunt a priori uit te bannen. Het aantal opnamen van Beethovens bekendste symfonieën is intussen tot enorme proporties aangewassen en hieronder zijn voor de aardigheid alleen de opnamen die de Vijfde en de Zevende verenigen genoemd. Die lijst wordt al in 1928 geopend.
Uiteindelijk tellen in zo’n vergelijking verschillen in ervaring (Carlos Kleiber was 44 toen hij zijn fameuze opname maakte) en in orkestrale kwaliteiten (bij alle enthousiasme en inzet kan het orkest uit Caracas zich niet meten met de allure van de Weners met bijvoorbeeld veel mooiere hoorns en glanzender strijkers). Deze maken dat de DG opname uit 1974 toch een duidelijke voorkeur behoudt, maar die voorsprong is in de Zevende gering en menige andere opname wordt vrijwel gedeclasseerd. Dudamels Vijfde valt licht tegen.
Dudamel is het overtuigendst in de Zevende, echt een heel energieke ‘apotheose van de dans’ met hooguit een wat te sloom trio uit het derde deel. De Vijfde slaagde (nog) minder overtuigend en heeft iets routineus, niet iets gevleugelds, dwingends en dramatisch met nogal opgevoerde contrasten. Doorwerking en coda uit het eerste deel zijn aan de tamme kant, het langzame deel is te langgerekt en heeft iets slooms, de finale (zonder herhaling) wordt te snel afgeraffeld.
Temidden van alle mooie opnamen van de Vijfde, is die van Kleiber al ruim dertig jaar de aanbevelenswaardigste en die positie behoudt hij. De electriserende drive in het eerste deel en in het scherzo is enorm; het langzame deel als rustpunt is heel teer en verfijnd. Zijn straffe, gedreven aanpak van de Zevende imponeert ook nog steeds onverminderd. Dit is musiceren onder hoogspanning en Kleiber is nog steeds een der weinigen die Beethovens tempoaanduiding van het allegretto serieus neemt en ruimte laat voor wat goed gedoseerd pathos.
Wie – in de geest van de opnamen van het Europees kamerorkest onder Harnoncourt op Teldec – wil genieten van een stel prachtvertolkingen, kan met een grust hart met Dudamel in zee gaan. Maar dan vooral ter wille van zijn Zevende en niet van de Vijfde.
Laten we samenvattend en met een wat bredere blik blij zijn met de gestage stroom van bijzondere jonge talenten in de internationale en nationale muziekwereld. Met dirigenten als Dudamel, Vladimir Jurovsky en Ilan Volkov, met pianisten als Jevgeny Sudbin en Ingrid Fliter, met violisten als Janine Jansen, Lisa Batiasvili en Julia Fischer, met cellisten als Nathalie Clein, Han-Na Chang, Maartje-Maria den Herder en Lidy Blijdorp, klarinettist Martin Fröst, een trompettiste als Alison Balsom om slechts een handjevol snel te binnen schietende namen te noemen.
Discografie
Beethoven: Symfonieën nr. 5 in c op. 67 en 7 in A op. 92. Chronologisch gerangschikt.
Berlijns Staatsopera orkest o.l.v. Richard Strauss. Naxos 8.110926. 1928
NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. Naxos 8.110840. 1933
Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. DG 427.775-2. 1943
Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeni Mravinsky. Warner 0927-46719-2. 1949
Philharmonia orkest o.l.v. Otto Klemperer. EMI 567.851-2. 1959/60
Weens filharmonisch orkest o.l.v. Rafael Kubelik. Belart 450.038-2. 1962
Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 474.980-2. 1967
Weens filharmonisch orkest o.l.v. Carlos Kleiber. DG 447.400-2, 471.630-2. 1974
Philharmonia orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 448.222-2. 1981
Cleveland orkest o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Telarc CD 80163. 1987
Sinfonia Varsovia o.l.v. Yehudi Menuhin. Warner Classics 2564.60455-2. 1996
Philharmonia orkest o.l.v. Christian Thielemann. DG 449.981-2. 1996
Philharmonia orkest o.l.v. Benjamin Zander. Telarc CD 80471. 1998
Simón Bolívar jeugdorkest, Venezuela o.l.v. Gustavo Dudamel. DG 477.6228. 2006