CARMEN ASPECTEN
De opera
Van Bizets vierde en laatste opera – Carmen – het werk van een zevenendertigjarige, werd voor de première in de Parijse Opéra comique op 3 maart 1875 een minstens even groot succes verwacht als van zijn vroegere theaterstukken. Maar al na de eerste akte was de bijval nogal zwak en aan het einde van het werk was die vrijwel verstomd.Wat moest men ook met een werk dat afkoerste op een bloedig einde, dat uitsluitend handelde onder arbeidsters en zigeuners, soldaten en smokkelaars in been sociale en morele halfduistere wereld die bovendien niet pittoresk was bedoeld, maar doodernstig?
Dat milieu dat als een toonbeeld van de slechte moraal uit die tijd werd ondergaan, heeft de toenmalige kritiek in de eerste plaats aan Carmen veroordeeld. Maar merkwaardig genoeg werd ook de muziek als te weinig oorspronkelijk, te bleek en ondramatisch beschouwd. Dat is naar tegenwoordige begrippen onbegrijpelijk. Al na de eeuwwisseling naar de twintigste eeuw werd het werk overal populair en ook in Duitse en Engelse vertalingen gezongen. Zo werd Carmen terecht een der meest uitgevoerde opera’s ooit.
Het libretto
Prosper Mérimée (1803-1870) was een veelzijdige figuur: amateur archeoloog, hartstochtelijk reiziger, vertaler van Gogol en Poesjkin en van beroep twintig jaar lang Frankrijks hoogste monumentenopzichter. Mérimée heeft vrij weinig geschreven, nauwelijks meer dan een handvol novelles maar hij was daarmee wel beroemd geworden. Hij hield van bondigheid en de veertig bladzijden van de vertelling Carmen die in 1845 werd gepubliceerd zijn een meesterwerk qua precisie, veerkrachtige elegantie en droge ironie.
Het Spanje van Mérimée dat hij vijftien jaar voordat de novelle werd uitgegeven had bezocht, is warm en snel, de zigeuners en boeven zijn grof, geen schilderachtig arm volkje.
In het Spaans heet Carmen eigenlijk Karmel naar de H. Maagd van de Karmelberg.Carmen is bij Mérimée een demonische vrouw uit Sevilla die met mannen speelt en in het ongeluk stort tot ze zelf ten onder gaat en na haar moord op José; ze geeft zich aan bij de politie en belandt in de gevangenis. Bizet knoopt aan haar de geschiedenis van de langzame, onvermijdelijke ondergang van de onderofficier Don José Lizzarabengoa die geleidelijk bandiet wordt en die aan het dodelijke slot een gelijkwaardige tegenspeelster wordt van de titelheldin wanneer hij de moord op de stierenvechter Escamillo meer als geplande moord dan als affecthandeling uit jaloezie begaat.Hoe gaat dat in de opera? Dom toeval – namelijk het plotselinge opduiken van luitenant Zuniga in de kroeg – maakt hier Don José tot outlaw; misdadiger tegen wil en dank is hij nu de correcte jongeman die naar zijn moeder zou willen terugkeren, doch door de zigeunerin Frasquita is behekst; hij lijdt onder een pijnlijk conflict – innerlijk vrij, uiterlijk vaak misbruikt – dat hem dwingt tot een keuze tussen moeder en zigeunermeisje.
Wat zich bij Mérimée ontwikkelt als het verloop van het verhaal als keten van afzonderlijke en door de uitbeelding van de feiten logische beslissingen van de personen, lijkt in het libretto van Henri Meilhac en Ludovic Halévy dermate bekort, dat niet alleen details – waaronder belangrijke – in een haast te simpel schema verloren gaan, maar dat ook de duidelijkheid van de motivaties daardoor is beperkt.
Doch bezien vanuit het standpunt van de opera getuigt de omvorming van de novelle tot libretto van een voortreffelijke beheersing van het vak. Meilhac en Halévy waren ook tekstdichters voor Offenbach (Barbe-Bleue, La belle Hélène, Les brigands, La grande duchesse de Gérolstein, La Périchole, La vie parisienne), Massenet (Manon) en zelfs Johann Strauß (Die Fledermaus). Zij wisten precies waar het op aankwam. Namelijk niet op een blijk van echte belangstelling voor een concrete sociale leefgemeenschap, ook al blijft die tenslotte onbegrijpelijk (Mérimées berustende slotzin over zijn titelheldin luidt: “De zigeuners dragen de schuld, ze hebben haar zo opgevoed”. Het gaat in de opera meer om pittoreske exotische effecten, niet zozeer om het openbaren van een wijdlopige reeks handelingen, maar om een schildering van de gevoelens der personen en de ontwikkeling van de catastrofe die uit die emoties voortvloeien.Anders gezegd: in de opera worden de algemeen menselijke hartstochten op de voorgrond geplaatst en niet de individuele figuren. De voorkeur genieten modelsituaties, typische voorbeelden van handelingen.
Maar anders dan bij Mérimée eindigt Carmen niet in de gevangenis maar wordt ze uiteindelijk fataal neergestoken door Don José. Daaruit is ook verklaarbaar hoe de constellatie van de dramatis personae door de librettisten werd aangepast.
De dramatis personae
Carmen (mezzosopraan) is een uitdagende leugenaarster en dief, ze kent geen scrupules, treedt onafhankelijk op en fascineert zowel door haar uiterlijke charme, maar ook door de eerlijkheid en de heftigheid van haar gevoelens. Bizet onderstreept in tegenstelling tot Mérimée de positieve facetten van haar persoonlijkheid. Haar rol is vervuld van tragische grandeur.José (tenor) is een simpele boerenzoon die al in de war raakt van het stadsleven en die weinig trots en eergevoel bezit, ook geen rebel is en zo gemakkelijk blootstaat aan verleidingen. Bij Mérimée is hij drievoudig moordenaar, hier volstaat hij met een. Aanvankelijk vlucht hij maar wat graag in de liefde van Micaëla die herinneringen oproept aan het familieleven uit zijn dorp. Maar na zijn desertie verdwijnt al die loyaliteit als hij smokkelaar wordt.
Micaëla (lyrische sopraan) is een lieve gast uit een gave wereld, gelovig, toegewijd en hopend op stabiliteit in een bedreigende wereld. Escamillo (heldenbariton of basse-chantante) is een symbool van de macho en het wereldse succes: de man is een ijdele, holle dwaas.
De zigeunerinnen Frasquita en Mercédes onderscheiden zich in het begin niet van Carmen, maar voelen zich later verantwoordelijk voor wat dreigt te gebeuren; het helpt niet helaas. Eigenlijk al enigszins in de marge van het gebeuren maken me ook nog kennis met Josés meerdere, luitenant Zuniga en zijn collega Moralès, met de smokkelaars Dancaïre en Remendado plus wat verdere randfiguren.
Elk der beide hoofdfiguren kreeg in hun dramaturgisch schema een contrasterend paar mee: Bij Don José is dat het boerenmeiske Micaëla (die bij Mérimée helemaal niet voorkomt) en die als het ware voortvloeit uit de terloopse opmerking van José ‘zonder blauwe rokken en lange vlechten’ zoals de meisjes in zijn Baskische vaderland kan hij zich een knap meisje niet voorstellen), bij Carmen is dat de stierenvechter Escamillo (bij Mérimée een zekere Lucas, een randfiguur en slechts picador).Micaëla staat voor het huiselijke, overduidelijk voor de moederlijke wereld van Don José want zijn moeder is de pleegmoeder van Micaëla. Escamillo daarentegen behoort net als Carmen tot een randzone van de maatschappij, heeft de mentaliteit van een overwinnaar en een vrijbuiter net als de zigeunerin met wie hij eerder door een speling van het lot dan door een lotsbestemming in aanraking komt.Het doorbreken van deze natuurlijke relaties – tussen Micaëla en José aan de ene kant en tussen Escamillo en Carmen aan de andere – door erg heftige maar vergeefse gevoelens omdat Micaëla’s liefde voor Don José onbeantwoord blijft en Josés liefde voor Carmen onvervuld, brengt het dodelijke drama van de hartstochten op gang. Wanneer Carmen zich door zijn passie te zeer in haar vrijheid beknot voelt, verlaat ze José voor de toreador Escamillo en doodt José op de dag van een groot stierengevecht
De muziek
De librettisten zijn zeer tegemoet gekomen aan Bizets gave en neiging om de stemming en de atmosfeer van de diverse situaties en taferelen met weinig orkestrale penseelstreken suggestief weer te geven. Klankcoloristische middelen daarvoor had hij bij de hand, klanksferen wist hij contrasterend te hanteren.
Dat gebeurt om te beginnen al met het haast satirische koor van de straatjochies bij de wisseling van de wacht en dat van de sigarettenmeisjes aan het begin van de eerste akte zit deze opera vol met koorscènes, elk met een eigen karakter: soldaten, schooiertjes, smokkelaars en tenslotte de feestvierende massa rond de arena. In combinatie vormen zij een achtergrond die van leven is vervuld, een karakteristiek Spaans chiaroscuro als achtergrond waartegen de hoofdfiguren duidelijk afgetekend ageren. Het is dit effect van de belichting in plaats van een al te voor de hand liggend gebruik van Spaanse ritmen of de suggestie van Spaanse thema’s (Bizet bezocht nooit Spanje) dat zo’n Spaans karakter verleent aan deze opera.
Ook de orkestratie, meer geneigd tot overstatement dan tot understatement, draagt daar veel aan bij. Meteen al het optreden van de banda muncipal helemaal aan het begin zet daarvoor letterlijk de toon. Denk verder aan de andere hoogtepunten: de Habanera van Carmen (‘L’amour est un oiseau rebelle'), ‘Parle-moi de ma mère’, het toreadorlied ‘Votre toast’, ‘La fleur que tu m’a jetée’, de Seguédille (‘Près des remparts de Séville’), het zigeunerlied ‘Les tringles des sistres’, ‘Non! Tu ne m’aimes pas!’, de kaartscène ‘Mêlons, coupons’, Micaëla’s aria ‘Je dis que rien ne m’épouvante’ en de finale ‘Cést toi qui m’épouvante’.
Materiaal genoeg om zich in het geheugen van de luisteraar vast te hechten en voor Bizet en menige andere componist om op voort te borduren.
Gesproken dialogen of gezongen recitatieven
Sinds de eerste dagen van de typische Franse opéra comique was het karakter van dit genre van generatie tot generatie veranderd, mede als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen en nieuwe ideeën. Dat gaat van satire en parodie via sentimentalisering en sprookjesachtig vermaak tot revolutionaire felheid. Slechts twee eigenschappen bleven gelijk: de populaire, soms haast primitieve eenvoud van de muziek en het gebruik van gesproken dialogen in plaats van gezongen recitatieven.
Vooruitlopend op opvoeringen aan de Parijse Grand’ Opéra werden voor de Weense Hofopera de dialogen omgevormd tot kortere recitatieven. Halévy schreef de nieuwe teksten daarvoor, de muziek componeerde Bizets vriend Ernest Guiraud (omdat Bizet was gestorven) behoedzaam op basis van oorspronkelijke motieven. Op grond van een vast reglement van de Opéra comique waren gesproken dialogen vereist, maar voor de Grand’ Opéra juist recitatieven (en ballet).Deze recitatief versie kreeg in en buiten Frankrijk de overhand; het duurde tot 1959 eer als voorzichtige poging Carmen in zijn oorspronkelijke vorm bij de Opéra op het toneel kwam.Fritz Oeser verzorgde een nieuwe uitgave van het werk op basis van oorspronkelijk materiaal.
Handeling, decors, kostuums
Over de handeling in de drie aktes en de locaties waarin die zich respectievelijk afspelen (een plein in Sevilla met het wachtlokaal tegenover de tabakfabriek, in de kroeg van Lillas Pastia ’s avonds buiten de stad, het lager van de smokkelaars en zigeuners in een wild gebergte en tot slot voor de arena van het stierenvechten) is alles te vinden in de programmaboekjes.
Alleen de regie en de eventuele vervreemding (verplaatsing naar het heden bijvoorbeeld) blijven een voortdurende verrassing.
Carmen en de gevolgen
De pakkende thema’s uit de opera inspireerden heel wat latere componisten tot werken die daardoor tot in de huidige tijd zijn geïnspireerd en op zijn gebaseerd. In alfabetische volgorde bijvoorbeeld:
Een tweetal balletten, het eerste van de in 1924 geboren Franse danser en choreograaf Roland Petit werd in 1949 voor de eerste keer opgevoerd. De Rus Rodion Tsjedrin (1932) arrangeerde en adapteerde in 1968 muziek uit Bizets opera voor zijn Carmen ballet met een wezenlijk aandeel voor het slagwerk in het orkest.
De Tsjechische componist Peter Breiner (1957) kwam in 1995 met een gitaarconcert, de Oostenrijker Thomas Christian David (1925) in 1989 met een orkestsuite, de Amerikaan van Duitse afkomst Oscar Hammerstein (1895-1960) maakte er in 1943 een heel succesvolle Broadway musical van, de Hongaarse violist Jenö Hubay (1858-1937) een vioolduo, de Australiër Stuart Sankey (1927) een fantasie voor contrabas en orkest, de Uruguyaan José Serebrier (1938) herorkestreerde Bizets suites en de Duits/Amerikaanse Franz Waxman (1906-1967) een virtuoze fantasie voor viool en orkest.
Een bijzondere afleiding van Bizets opera werd rond de jaarwisseling 2008/9 door het Nationale Toneel, Stella en zangstudenten uit Den Haag en Amsterdam van de Nieuwe Opera Academie op het toneel gebracht: een hybride mengversie van toneel en zang waarin de gesproken scènes zich op een natuurlijke wijze worden afgewisseld door gezongen scènes. Op deze manier werd een nieuwe invulling aan het basisgegeven geconstrueerd.
Bij wijze van terzijde: Een Carmen was in de oudheid een episch lyrisch gedicht, in de Middeleeuwen een lied met niet-geestelijke inhoud in een meerstemmige zetting. Het woord is in deze betekenis vrijwel tot het Latijn beperkt gebleven en alleen in de muziek belangrijk geweest. Daar was carmen in de veertiende en vijftiende eeuw de naam voor de bovenstem die het gedicht (carmen) voordroeg en naast of tegenover de lagere stemmen stond. Vandaar dat we de oudste Carmens vinden bij onder meer Isaac (ca. 1450-1517) in een vijfstemmig koorlied Carmen en een vierstemmig koor Carmen gallicum ‘Giullaume se va chaufer’ van Desprez (ca. 1455-1521).
Maar veel later, bij Britten vinden we ook nog de ‘Cantata academica 'carmen basisliense’ uit 1959 voor solisten, koor en orkest. Een andere Engelse componist, Birtwistle droeg in 1978 zijn orkestwerk Carmen arcadiae mechanicae perpetuum bij.Het meervoud van carmen is carmina. Dat vinden we bijvoorbeeld in de muziekwereld terug bij Orffs Carmina burana uit 1936.
Discografie
Mooiste uitvoeringen van het origineel
Bizet: Carmen. Angela Gheorghiu, Roberto Alagna, Inva Mula, Thomas Hampson e.a. met koren en het Capitole orkest, Toulouse o.l.v. Michel Plasson. EMI 557.434-2.
Bizet: Carmen. Agnes Baltsa, José Carreras, Katia Ricciarelli, José van Dam e.a. met koren en het Orkest van de Parijse Opéra o.l.v. Herbert von Karajan. DG 410.088-2.
Bizet: Carmen. Teresa Berganza, Plácido Domingo, Ileana Cotrubas, Sherrill Milnes e.a. met koren en het Londens symfonie orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 419.636-2.
Video. Grace Bumbry, John Vickers, Mirella Freni, Justino Diaz e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan. DG 073-40432.
Enige Bizet derivaten
Bizet: Carmenfantaisie, arrangement Chasins. Pianoduo Madeleine Forte en Del Parkinson. Romeo Records ROM 72524.
Bizet: Carmen concertsuites. Montréal symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 466.421-2.
video: Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Georges Prêtre. TDK DV-WBFRN.
Verdere afleidingen
Breiner: Carmen gitaarconcert. Norbert Kraft met het Pools nationaal omroeporkest o.l.v. Peter Breiner. Naxos 8.553114.
David: Carmen suite voor klarinet, viool, piano en orkest. Verdehr trio met het JanáÄ