Fonografie Muziek

CD DOEMSCENARIO

CD DOEMSCENARIO

 

Van zo’n vijftig jaar geleden, mijn Weense jaar, herinner ik me een grote, zwarte, vette kop boven een artikel in het Oostenrijkse platenblad Phono:  “Das große Sterben der 78-er”. Die kop sloeg niet op een plotseling griezelig en geheimzinnig grootschalig overlijden van 78-jarigen, maar op de sneller en radicaler dan verwachtte vervanging van 78 toeren platen door lp’s.

Onlangs verscheen een officieel aandoend rapport van de IFPI (de overkoepelende organisatie van de muziekindustrie) waarin binnen vijf jaar het “grote ten grave dragen van de cd” wordt aangekondigd. Ook tijdens de MIDEM beurs in Cannes in januari was dit een belangrijk gespreksthema. Het is even schrikken bij berichten over het begin van de digitale download wereld die nu al een dominante rol zou spelen bij gebruikers van muziekconserven, hoewel we natuurlijk de laatste decennia wel zijn gewend geraakt aan allerlei van dergelijke niet of slechts in beperkte mate uitgekomen doemscenario’s. Van dat van de Club van Rome tot dat waarin de verdwijning op korte termijn van meer dan dertig procent van de huidige planten- en dierenwereld wordt voorspeld. Relativerend is het daarbij goed aan het gevleugelde woord te herinneren: “Voorspellen is moeilijk, zeker als het om de toekomst gaat!’

Natuurlijk zal de cd productie niet het eeuwige leven hebben, maar hoe serieus moeten we dit zwartboek nemen? En wat zijn de alternatieven behalve de steeds opnieuw aangekondigde nieuwe geperfectioneerde cd vormen en de trage start van dvd-a en sacd plus de verwachte opbloei van de beeld met geluid combinatie op dvd-v en soortgenoten? Definitief voorbij lijkt de tijd waarin de muziekindustrie een nieuw formaat kon uitbrengen waarvan de speelduur was gebaseerd op de uitvoeringsduur van Beethovens 9e symfonie als maat aller dingen (68-72 minuten plus wat reserve).

Het bewuste IFPI verslag uit januari 2004 behandelt voornamelijk de juridische en technische aspecten van het clandestien downloaden van auteursrechtelijk beschermde muziek, kortom van allerlei aspecten van de online music market en het legaliseren daarvan. Namen en begrippen als MP3, eMusic, MusicMatch, Phonoline, Napster, Pressplay, iTunes, Rhapsody, BuyMusic, OD2, MusicNet en vele meer passeren de revue, net als de draagbare iPod om het moois in te bewaren. Feitelijk alles ‘spelers’ op een gigantische muziekmarkt waarmee de liefhebber van ‘klassiek’ niet of nauwelijks te maken heeft en weet van heeft.

Maar er verschijnen ook nieuwe ‘spelers’ uit andere branches ten tonele, zoals Coca Cola met MyCokeMusic. Wat niet expliciet in dit verslag van de IFPI staat (want in wezen is het slechts een bestandopname per 01-01-2004), zijn toekomstverwachtingen. Maar daarover is elders gepubliceerd. Behalve de fusies en overnames binnen de muziekindustrie zelf (het geschuif met Warner, het annuleren van contracten met artiesten, het hangende samengaan van Sony en Bertelsmann bijvoorbeeld) wordt een radicale wijziging van de markt voorspeld. Binnen vijf jaar zou het voorbij zijn met de cd en zou alleen nog uitsluitend via internet, belwinkels en umts mobieltjes muziek kunnen worden gedownload. Bestaande cd zaken kunnen worden ‘uitgekocht’ of moeten maar met belwinkels fuseren. Als dat geen doemscenario is en of die soep werkelijk zo heet wordt gegeten als hij wordt opgediend….?

Misschien geldt het wel voor de popwereld, waarin kwantiteit, goedkoopte, onmiddellijke beschikbaarheid van ‘hits’ en hypes belangrijker is dan kwaliteit. Helaas lijkt het ‘klassieke’ marktsegment de ontwikkelingen van de popwereld te moeten volgen. In die wereld gaat het om de nieuwste hits, om kakelverse songs, discohits en dance muziek. De tieners in kwestie van nu, techno-kids en enorm in de wereld met computers malen niet om oud moois, zijn niet geïnteresseerd in wat de back catalogue aan historisch moois te bieden heeft. Ze willen muziek sharen, deze zonder veel scrupules of met inachtname van auteursrechten snel ter beschikking hebben.

Dat impliceert een heel andere opvatting over verzamelen, een collectie vormen. Wie die mentaliteit heeft, maalt waarschijnlijk ook niet om een cd als ‘hebbeding’, als ‘collectors item’ dat als zodanig verre te verkiezen is boven letterlijk ongrijpbare, ongedocumenteerde chip- of computerbestanden. Als iets kost- en dierbaars wat je ter hand kunt nemen, waarbij je foto’s, teksten en toelichtingen – hoe karig soms ook – krijgt meegeleverd. Muziek is tot pure software geworden, een wegwerpartikel waarvan de fysieke aanwezigheid irrelevant is geworden. Voor de andere, hogere eisen stellende liefhebber van een barokoratorium, een romantisch pianoconcert of het ‘heilige minimalisme’ van iemand als Pärt gelden toch heel andere, zwaarder wegende criteria.

Storend voor iemand die louter en alleen is geïnteresseerd in ‘klassieke’ muziek – een ongelukkige term, maar iedereen weet dan tenminste redelijkerwijze waar je het over hebt – is om te beginnen dat in alle berichtgeving over wel, maar meer over het over zichzelf afgeroepen wee van de muziekindustrie altijd louter sprake is van de ‘populaire’ markt. Toegegeven, die vormt met een marktaandeel van zo’n 90% de bulk van de omzet de dominante factor in het geheel en het is betreurenswaardig hoezeer het marktaandeel van ‘klassiek’ van ruim 20% toen ik in 1955 in dit vak begon, blijkbaar is geslonken tot onder de 10%. Niettemin, geheel wegcijferen mag men deze getalsmatige misschien betrekkelijk geringe, maar standvastige categorie zeker niet en bovendien is het een categorie met eigen wetmatigheden, met eigen kwaliteitscriteria en als regel bovenmodale budgetten.

Terzijde: grappig is ook hoe hierbij steeds sprake is van verkochte ‘albums’, een vreemd anglicisme, helaas ooit ingevoerd voor fraai uitgegeven, goed gedocumenteerde langspeelplaten, maar toch niet van toepassing op kleine glimplaatjes in een irritante, want hoogst kwetsbare verpakking met moeilijk heelhuids uitneembare priegelboekjes met in drie talen noninformatie? Natuurlijk is het een ramp voor de industrie dat op grote schaal door auteursrecht beschermde muziek wordt gekopieerd en gedownload. Terecht worden daartegen maatregelen getroffen, al is het middel vaak erger dan de kwaal zoals wanneer EMI en Virgin volgens het rode cd licentie boekje van Philips/Sony ongeoorloofde ingrepen in het foutcorrectiedomein plegen waardoor men hun nieuwste (ook niet langer zo geheten) cd’s niet kan afspelen op simpeler cd spelers en het niet meer mogelijk is een toegestane enkelvoudige digitale kopie voor eigen gebruik te maken op blanco software waarvoor men een extra heffing heeft betaald.

Ook al ben je bepaald geen liefhebber van alle huidige vormen van populaire- en discomuziek, iedereen wordt er ongewild bij vlagen mee geconfronteerd: tijdens het zappen op de tv, door winkelcentra lopend, bij passerende auto’s, in sommige kroegen. En zelfs wanneer je in trein of bus de pech hebt dat iemand met een discman in je buurt neerstrijkt.

Gemeen hebben al die onder de verzamelnaam ‘pop’ gerangschikte muzieksoorten waarschijnlijk één wezenskenmerk, één kwaliteitscriterium: het moet luid en tot ultiem saaiwordens eentonig zijn met voortdurend eenzelfde ritmisch patroon en een tot uiterste minima beperkte harmonische en dynamische ontwikkelingen. Het heeft iets ironisch te bedenken dat dezelfde jongelui die zich hieraan met kennelijk genoegen blootstellen, de eersten zouden zijn om te protesteren en de hulp van de arbeidsinspectie zouden inroepen wanneer ze in hun dagelijkse werkomgeving te maken kregen met dergelijke onverdraaglijke machinekamer geluiden en geluidsniveaus die als eigentijdse kwelling in een modern type Haagse Gevangenpoort niet zou misstaan. Nou ja, de audiologen mogen jaren later proberen te redden wat nog te redden is van de beschadigde gehoororganen.

Bij een dergelijk laagdrempelig pakket aan audiotechnische kwaliteitseisen maakt het waarschijnlijk weinig of niets uit als de toch al goeddeels afwezige dynamische nuancen, klankkleuren en het frequentiebereik via verregaande datareductie (MP 3 en zijns gelijken) verder wordt begrensd. De te veroorzaken ‘kick’ blijft vrijwel hetzelfde.

Maar zoals gezegd: bij het optimaal ondergaan van met als regel akoestische muziekinstrumenten en in de letterlijke betekenis natuurlijke menselijke (zang)stemmen voortgebrachte ‘klassieke’ muziek gelden andere, gevoeliger kwaliteitscriteria. Daar wordt niet mee te worden gemanipuleerd via vocoders, distorters, synthesizers, equalizers en al die in de popwereld gangbare, ja blijkbaar noodzakelijke parafernalia. Daar gaat het juist om het zo gaaf, onvervormd mogelijk in natuurlijke verhoudingen, dus met zo goed mogelijk behoud van dynamische contrasten en verhoudingen, van klankleuren, van evenwicht tussen de stemmen en al die andere wezenlijke criteria weergegeven muziek die men liefst niet aan kwalitatieve beperkingen wil onderwerpen. Tenzij het niet anders kan; ook met vaak mooi opgelapte historische opnamen moet men consideratie tonen. Maar bij liefhebbers van ‘klassiek’ staat het kwaliteitsaspect nu eenmaal uit de aard der materie veel hoger in het vaandel.

Dat tegenwoordig veranderingen snel en ingrijpend verlopen, is zeker. Maar of de cd binnen tien jaar alleen nog antiquarische waarde heeft? Moeilijk te geloven en – tenzij toch nog zoiets als Wells’ Time Machine operationeel wordt - ik zal het waarschijnlijk en misschien maar gelukkig ook niet meer beleven. In afwachting daarvan is het best nuttig een verbinding te maken tussen de computer met internet aansluiting en de de muziekinstallatie. Maar of daarmee ooit pak weg de EMI opname van Mahlers Lied von der Erde onder Klemperer uit 1964 veilig kan worden binnengeloodst, lijkt de vraag. Naxos schijnt met zijn inmiddels grote catalogus, de beschikking over alle rechten, met interessante initiatieven en veel daadkracht klaar te zijn voor de nieuwe toekomst.                                                                                                             Jan de Kruijff