Fonografie Muziek

CELLOCONCERTEN UIT DE TWINTIGSTE EEUW

CELLOCONCERTEN UIT DE TWINTIGSTE EEUW

 

Ooit was de cello een standaard solo instrument in concerten van componisten als Vivaldi, Karl Stamitz en Boccherini. Maar  aan het eind van de 18e eeuw raakte hij uit de gratie. Zijn weinig doordringende toon die inderdaad zwakker is dan die van de viool werd te zwak geacht tegenover de steeds groeiende orkesten. Haydn schreef nog een tweetal concerten en een concertante symfonie voor het instrument. Mozart negeerde het instrument geheel en Beethoven ruimde er slechts een plekje voor in binnen zijn tripelconcert, net als veel later Brahms in zijn dubbelconcert.

De meeste componisten die in de 19e eeuw celloconcerten schreven, legden daar weinig eer mee in en hun werken werden vrij snel vergeten: Offenbach (1848), Sullivan (1866), Anton Rubinstein (1864 en 874), Henri Vieuxtemps (1876 en 1880) en Victor Herbert (1893) bijvoorbeeld. Wèl succesvol waren Schumann (1841), Saint-Saëns met zijn 1e concert (1872), Lalo (1877) en uiteraard Dvorak (1895 en in feite zijn tweede concert na een ietwat mislukte opzet uit 1865) plus Richard Strauss met zijn Don Quixote uit 1896/7. Zij toonden duidelijk aan dat de cello effectief een heel goed solo instrument kan zijn mits goed en vooral met gevoel aangepakt.

Een aantal belangrijke latere, 20e eeuwse componisten heeft helaas het instrument ook weer verwaarloosd. Wat zou het niet mooi zijn geweest wanneer we over celloconcerten van bijvoorbeeld Berg, Ravel, Sibelius, Nielsen, Bartók en Stravinsky zich solistisch over het instrument hadden ontfermd. Sommige componisten wachtten daarmee tot het eind van hun carrière: Elgar bijvoorbeeld pas in 1918/9, Shostakovitch in 1959 en 1966.

In de 20e eeuw was er vrij plotseling een goot aantal fantastische cellisten – van Casals tot Wispelwey - en aan hen als inspiratiebron is een herleefde belangstelling bij componisten voor dit concertsegment te danken. Als eerste en een van de belangrijkste moet natuurlijk de Catalaan Pablo Casals worden genoemd. Hij was bijvoorbeeld de reddende engel van het celloconcert van Elgar dat al gauw na een weinig gelukkige première in vergetelheid dreigde te raken en dat hij gelukkig in 1945 nog door EMI liet vastleggen. Ook Arnold Schönberg met zijn celloconcert uit 1933 en Donald Tovey met zijn een uur vergende concert uit 1937 (dat op een beroerd klinkende Symposium cd is bewaard) danken hun inspiratie aan Casals.

Schönbergs concert is een vrije uitbreiding van een barok klavecimbelconcert in D uit 1746 van Matthias Monn (wiens eigen celloconcert door Jacqueline du Pré in 1968 is opgenomen). Een spirituele verklanking door Heinrich Schiff op Wergo ten spijt is het niet meer dan een aardige pastiche.

Stervertolkers zijn trouwens nooit een garantie voor succes, zoals bijvoorbeeld de verdwijning van het celloconcert van Arnold Bax (Chandos) illustreert. Ongeveer gelijktijdig met het concert van Schönberg ontstaan ten gerieve van de Spanjaard Gaspar Cassadó – die zelf ooit een concert schreef en Mozarts hoornconcerten en Webers klarinetconcert voor cello arrangeerde – is dat werk nooit een succes geworden omdat het ‘niet de taal van de cello spreekt’. Een ander werk dat door Cassadó werd geïntroduceerd was het 1e celloconcert van Bohuslav Martinu, een werk dat noch de burleske sprankeling van diens andere werken uit de periode der jaren twintig bezit, noch het openhartige humanisme (een eigenschap die hij met Enescu deelde) ademt dat uit de latere werken zoals het 2e concert uit 1945 spreekt. Het eerste concert vergde van de componist drie pogingen om het naar de zin te krijgen; zijn 2e en 3e uit respectievelijk 1939 en 1955 zijn opgedragen aan Pierre Fournier. In zijn laatste versie is het 1e concert een stevig werk, maar de latere werken zijn beter en behoren tot Martinu’s beste werken. Raphael Wallfisch houdt er op Chandos een geslaagd pleidooi voor.

Gegeven de gelijkenis tussen de cello en de menselijke stem is het niet zo verwonderlijk dat componisten die graag en veel vocale muziek schreven zich ook tot de cello aangetrokken voelden: Barber, Finzi, Pfitzner en Schoeck. Drie keer zelfs in het geval van Hans Pfitzner en nog in 1935 (opus 42 voor Cassadó) en 1943 (op. 52). Maar wie nu naar deze werken luistert, zou ze net zo goed rond 1840 kunnen plaatsen. Alleen sommige aspecten – de compositie, het gebruik van het orkest en de onconventionele structuren – wijzen op een latere ontstaansdatum van pak weg 1888, het jaar van Pfitzners eerste en meest frisse poging. David Geringas geeft fraai uitgewerkte verklankingen van het drietal op één cd, maar het ene concert dat de Zwitser Othmar Schoeck in 1947 voor Fournier schreef is een stuk interessanter. Het celloconcert van Korngold trouwens ook. Dat concert van Schoeck duurt zo’n veertig minuten, is alleen voor strijkorkest geïnstrumenteerd en van begin tot eind een fraai werk. Het deelt zijn afmetingen, zijn beperking en zijn voortreffelijkheid met het celloconcert van Finzi uit 1955, hoewel hier een standaard klassiek orkest wordt ingezet. Wallfisch geeft er een idiomatische en toegewijde interpretatie van op Chandos.

Samuel Barber is een van de weinigen die naast Donald Erb en Richard Danielpour voor een celloconcert van Amerikaanse bodem zorgde. Dat concert van Barber behoort wel tot de mooiste uit de vorige eeuw. Terecht bestaan van dit werk diverse opnamen. De uiteindelijke keus wordt mee bepaald door de beste solisten en de gewenste koppeling. Steven Isserlis op RCA met andere concerten van Barber of Ma met Brittens cellosymfonie op Sony. Het celloconcert van Donald Erb uit 1976 is een explosief, doch ongelijkmatig stuk waarvoor Lynn Harrell op New World een wat vergeefs maar warm pleidooi houdt. Ook het concert van de in 1956 geboren Richard Danielpour uit 1994 is geen grote openbaring maar in betere handen dan die van Ma op Sony had hij het zich nauwelijks kunnen wensen.

Paul Hindemith produceerde ook drie celloconcerten en net als bij Pfitzner was het eerste uit 1915 een werkstuk van een leerling. Het is alleen beschikbaar in een moeilijk verkrijgbare opname van David Geringas op CPO. In tegenstelling tot de metgezellen voor viool en altviool is Hindemiths 2e celloconcert uit 1925 slechts verkrijgbaar binnen een 2-cd set met de zes Kammermusiken. Hier strijden Lynn Harrell op Decca en Georg Faust op EMI om de voorrang. In menig opzicht is dit het beste van de drie celloconcerten, maar het derde uit 1940 dat kort na Hindemiths aankomst in de V.S. voor Gregor Piatigorsky werd gecomponeerd geniet een grotere populariteit die vermoedelijk vooral te danken is aan het fraaie langzame deel (waaruit Walton het hoofdthema lichtte voor een reeks variaties). Van dit werk zijn tenminste zes opnamen beschikbaar, de meest recente van Janos Starker (RCA) en andere van Tibor de Machula (Etcetera), Paul Tortelier (Supraphon), David Geringas (CPO) en Raphael Wallfisch (Chandos). In feite is de Supraphon opname van Tortelier uit 1955 nog onovertroffen, maar de versies van Wallfisch en De Machula klinken beter.

De naam Piatigorsky brengt meteen al die andere grote, prominente Russische cellisten in herinnering, waaronder Piatigorsky’s broer Alexander (die zelf de bijnaam Stogorsky gebruikte): Sviatoslav Knushevitzky, Daniel Shafran, Natalia Gutman en uiteraard last but not least Mstislav Rostropovitch. De werken die Russische componisten voor Knushevitzky schreef zijn niet te verachten. Daartoe behoren de concerten van Aram Khatchatoerian uit 1946, Dimitri Kabalevsky’s 1e uit 1949 en – best van al – dat van Nikolay Miaskovsky uit 1944. Laatstgenoemd werk bezit een mild en gevoelvol karakter en een binaire structuur die enigszins aan Elgar herinnert maar gelukkig heel anders van aard is. Het is in wezen een van de mooiste eigentijdse celloconcerten waarvan desondanks maar twee opnamen beschikbaar zijn. De nieuwste van Marina Tarasova uit 1994 op Olympia klinkt helaas nogal pover zodat de versie uit 1956 van Rostropovitch op EMI verkieslijk is. Een andere qua uitvoering en opname weinig geslaagde Olympia cd is gewijd aan de celloconcerten van Reinhold Glière (1947) en Alexander Mosolov (1946).

Haast vanzelfsprekend is de nalatenschap van Mstislav Rostropovitch het grootst en belangrijkst. Het was zijn vertolking van het celloconcert op. 58 dat Sergei Prokofiev in 1938 had geschreven die de componist aanleiding gaf om het werk in 1950/51 grondig te herzien en er het symfonieconcert  op. 125 van te maken. Het origineel is en blijft verkieslijk en daar bestond ooit een fantastisch goede uitvoering van Christine Walewska (Philips) van, maar nu is de enige resterende versie die van Janos Starker op EMI in een box met 6 cd’s, die verder onder andere het niemendalletje van Darius Milhauds 1e celloconcert uit 1934 bevat.

Prokofievs op. 125 is eigenlijk te lang voor zijn veertig minuten. Helaas is de enige opname van Rostropovitch zelf een ‘live’ en dus niet geweldig klinkende affaire onder Kurt Sanderling op Multisonic. Nee, de beste keus is in dit geval de Sony opname van Ma en Maazel. Van Prokofiev is er ook nog een door Rostropovitch en Kabalevsky voltooid concertino op. 132 uit 1952. Dat is beschikbaar van Rostropovitch en Rozdestvensky in twee opnamen: uit 1960 op Russian Revelation RV 10102 en in het 13-cd Rostropovitch album EMI 572.016-2.

Het celloconcert van Khatchatoerian is minder bekend dan zijn gelijksoortige werken voor piano en viool en orkest, maar kwalitatief gelijkwaardig en vol makkelijk in het gehoor liggende melodieën. Geen wonder dat er ettelijke opnamen van circuleren. Een keuze maken is minder eenvoudig, want Marianna Tarasova combineert het logisch, maar weinig vruchtbaar met de heel virtuoze doch holle voor Rostropovitch bedachte concert-rapsodie uit 1963, terwijl Raphael Wallfisch het interessantere, betere 2e concert van Kabalevsky uit 1964 uitkoos. Dit laatste werk is er ook heel overtuigend van Mats Lidström op BIS. Beide Kabalevsky concerten zijn er heel fraai van alweer Marianna Tarasova, maar hier verdient ook de historische opname van het 1e concert door Daniel Shafran aandacht.

Het langdurige samenwerkingsverband van Rostropovitch en Shostakovitch resulteerde in twee concerten uit respectievelijk 1959 en 1966. Wie beide werken logisch bijeen wil hebben is aangewezen op Heinrich Schiff (Philips) met Shostakovitch’ zoon Maxim als dirigent. Wie toch de grote meester Rostropovitch zelf wil horen, is voor het eerste concert aangewezen op een Sony uitgave met Ormandy en voor het tweede (dat hij diverse malen opnam) uit economische overwegingen op de DG uitgave met Ozawa.

Laat in zijn carrière kreeg Rostropovitch nog aan hem opgedragen werken van Rodion Shchedrin en Alfred Schnittke (diens 2e concert). Diens 1e celloconcert ontstond in 1985/86 na een zware hartinfarct en was bedoeld voor Natalia Gutman. Beide werken maken een uiterlijk nogal dramatische indruk, zijn heel sonoor en bezitten naar binnen een heel elegisch karakter. Schnittke’s 2e concert (1990) is op haast vulkanische manier expressiever dan het 1e Natalia Gutman en Rozdestvensky legden het 1e concert op Russian Revelation vast; beide werken zijn er verder op twee verschillende BIS cd’s van Torleif Thedéen. Voor het 2e concert komt opnieuw vooral ook Rostropovitch met Ozawa op Sony in aanmerking.

Shchedrins concert sotto voce dateert uit 1994 en is een veertig minuten durend vierdelig werk, in feite een fantasie met heel wat magische momenten, waaronder wat duetten voor cello en blokfluiten in de finale. Rostropovitch’ Teldec opname is gekoppeld aan het pakkende 3-deligeTriptique uit 1990/93 van de in 1947 geboren Fransman Renaud Gagneux.

En dan zijn daar nog de celloconcerten die door niet-Russen voor Rostropovitch zijn geschreven en die hij gelukkig ook opnam. Vooraan Benjamin Brittens cellosymfonie uit 1963. In de jaren zeventig uit de voorbije eeuw bedachten Arthur Bliss, Henri Dutilleux en Witold Lutoslawski hem met werk. En dan zijn daar nog Arne Nordheim en Andrzej Panufnik.

Rostropvitch’ combinatie van de werken van Dutilleux – Tout un monde lointain uit 1968/70 – en Witold Lutoslawski – het celloconcert uit 1970 – was bij verschijning op lp in 1974 al een openbaring, de EMI verdoeking op cd is evenzeer een ‘must have’. De werken van Bliss uit 1970 en Nordheim uit 1982 zijn naar verhouding van minder belang, maar dat ligt niet aan de uitvoeringen van respectievelijk Raphael Wallfisch op Chandos en Truls Mörk op Aurora.

Maar ongetwijfeld het mooiste celloconcert uit de jaren tachtig is het tweedelige werk van Panufnik uit 1990/91. Het is een van zijn laatste stukken. Het gaat net als bij Gagneux om een combinatie van geavanceerdheid en traditionele vormen. Het spreekt welhaast vanzelf dat er geen betere pleitbezorger voor een werk als dit is dan Rostropovitch.

Komen we aan Engeland. De Amerikaan geworden Gregor Piatigorsky had ook een vrij internationale loopbaan. William Walton schreef in 1955/56 zijn celloconcert voor hem en hij maakte er in 1957 een dynamische RCA opname van. Die is in zoverre nog van belang omdat hij de oorspronkelijke versie hanteerde, terwijl na hem komenden als Harrell de in 1974 gereviseerde versie hanteerden.

Al in 1920/21 werd Frederick Delius geïnspireerd om zijn celloconcert te schrijven, een innemend werk in pasteltinten, bedoeld voor Beatrice Harrison, maar optimaal op EMI gespeeld door Jacqueline du Pré, hoewel Raphael Wallfisch (EMI) en Julian Lloyd Webber (RCA) ook niet te versmaden zijn. Ernest John Moeran leverde in 1945 het celloconcert dat Bliss had zullen schrijven. Er bestaat een mooie opname van met Raphael Wallfisch. Mooier en belangrijker nog is echter het concert dat Bernard Stevens in 1952 afleverde voor William Pleeth.  Vergeleken hierbij vallen de gelijksoortige werken van Kenneth Leighton uit 1956, Hugh Wood uit 1965/69 en Colin Matthews uit 1983/84 wat tegen. Dat is te controleren aan de hand van opnamen van respectievelijk Raphael Wallfisch (Chandos),  Morray Welsh (Unicorn) en Alexander Baillie.

Boeiender zijn dan weer de concerten van Lyell Cresswell uit 1984 met Roman Jablonsky (Continuum) en John Casken uit 1990/91 met Heinrich Schiff (Collins). En dan is daar het waarschijnlijk meest avant-gardistische Engelse celloconcert tot nu toe van Jonathan Harvey uit 1990, bedoeld voor Frances-Marie Uitti die het op Etcetera ook knap uitvoert. De welluidende mogelijkheden van de cello zijn fraai uitgebuit, maar het eindresultaat is toch wat teveel als een catalogus van de mogelijkheden zonder duidelijk verband.

Menig componist op het Europese continent liet zich natuurlijk ook niet onbetuigd, te beginnen bij Gian Francesco Malipiero met zijn neoklassieke compositie uit 1937 die met name een prachtig middendeel heeft, maar verder niet bijster geïnspireerd aandoet, wat Siegfried Palm op Nuova Era ook probeert. Meer eer valt voor Palm te behalen aan de expressionistische muziek – het celloconcert ‘en forme de pas de trois’ (het werk begon zijn leven als dansscenario) uit 1965/66 en Canto di speranza uit 1953/57 - van Bernd Alois Zimmermann op CPO en de sensuele verbeelding van Hans Werner Henze in zijn Ode an den Westwind  uit 1953 op DG. Ook Henze’s 7 Liebeslieder (1985) waarvan nog geen opname bestaat, is een verkapt celloconcert.

Het korte, antiromantische concert van György Ligeti uit 1966 was ook opgedragen aan Palm maar diens Wergo opname klinkt vrij pover, zodat het beter is om voor de DG opname van Jean-Guihen Queyras te kiezen of indien onvermijdelijk voor Miklos Perenyi op Sony. Het 1e celloconcert van Krzystof Penderecki werd in 1972 ontwikkeld vanuit een oorspronkelijk voor violino grande bedoeld werk. Het heeft een heel glaciaal begin dat op een gegeven moment als hoogtepunt diende voor de soundtrack van de film The exorcist. Net als ander werk uit Penderecki’s vroege, avant-garde tijd gaan in het werk de benutting van extreme technische mogelijkheden en direct aansprekende emoties hand in hand. Van het 2e celloconcert uit 1982 bestaan twee vrij gelijkwaardige opnamen van Boris Pergamentschikov en de componist (Orfeo) en Torleif Thedéen en Segerstam (BIS).

Wat Palm betreft, diens virtuoze en technische gaven worden ten volle uitgebuit in het een half uur durende celloconcert uit 1975/76 van Isang Yung op Camerata.

Scandinavië heeft uiteraard ook een en ander te bieden. Solisten als de Deen Erling Blöndal Bengtsson en de Finnen Erkki Rautio en Arto Noras leverden hun bijdragen. Uit het naburige Finland kwamen al eerder van Aarre Merikanto een avontuurlijk Konzertstück uit 1923 dat op Finlandia is vastgelegd door Anssi Karttunen en  een conservatiever, later 2e celloconcert uit 1941/4 met Jan-Erik Gustafsson en Oramo op Ondine. Vagn Holmboe’s lumineuze celloconcert bijvoorbeeld dateert uit 1974 en is door eerstgenoemde op BIS vereeuwigd. Niet meer op ITM verkrijgbaar is een werk in dezelfde vorm van de IJslander Jón Nordal uit 1983; Ib Nörholms dito uit 1989 is er dan weer wel van Bengtsson op Kontrapunkt.

Van deze werken heeft alleen het werk van Holmboe een aan Dutilleux of Lutoslawski gelijkwaardige status. Maar Between van Per Nörgard – een leerling van Holmboe - uit 1985 is wel een markant en vernieuwend werk, een grafische beschrijving van de relatie tussen solist en orkest die zich ontwikkelt van aanvankelijke vijandschap tot uiteindelijke verzoening. De verklanking van Morten Zeuthen op Da Capo doet het werk volkomen recht.

Aardig als de voor Erkki Rautio geschreven en door respectievelijk Marko Ylönen en Gary Hoffman uitgevoerde Finse concerten van Einojuhani Rautavaara uit 1966 op Ondine en Kalevi Aho uit 1983/84 op BIS zijn, ze kunnen de vergelijking met Holmboe of Nörgard niet doorstaan. Interessanter zijn wel weer de cello/orkest composities van Joonas Kokkonen, wiens door Torleif Thedéen op BIS gespeelde celloconcert uit 1969 dateert en dat van Aulis Sallinen uit 1976 met Arto Noras op Finlandia.

Een aangename verassing uit Japan is Tore Takemitsu’s Orion en Pleïaden uit 1984 met Paul Watkins op BIS.

Het is aan het slot van deze omzwerving wel duidelijk dat het in de afgelopen eeuw niet aan de productie van celloconcerten ontbrak. Lang niet alles is memorabel, veel zal aan de tand des tijds ten offer vallen, maar dan nog. En dan te beseffen dat hier slechts het topje van een ijsberg is zichtbaar gemaakt. Heel wat werken zijn vergeten of overgeslagen en Nederland is slechts vertegenwoordigd met het celloconcert van Hans Kox. De productie gaat door, waarbij te denken valt aan celloconcerten van onder meer Gavin Bryars (Engeland, Farewell to philosophy), Vladimir Soltan (Wit Rusland 1986), Samuel Zyman (Mexico), Malcolm Arnold (Engeland), Boris Blacher (Duitsland), Havergal Brian (Engeland), John Foulds (Engeland), Alberto Ginastera (Argentinië, 2 concerten uit resp. 1968/77 en 1981), Paavo Heininen (Finland), Daniel Jones (Wales), Frank Martin (Zwitserland/Nederland Ballade 1949), Darius Milhaud (Frankrijk), Hilding Rosenberg (Zweden), Roger Sessions (V.S.), Robert Simpson (Engeland), Ronald Stevenson (Schotland) en Heitor Villa-Lobos (Brazilië, 2 celloconcerten uit 1913 en 1953). En waar blijft het concertino van Albert Roussel? Wie weet, mogelijk brengt ook onderstaande discografie nog wat verrassingen.

 

Discografie

Aho: Celloconcert. Gary Hoffman met het Lahti symfonie orkest o.l.v. Osmo Vänskä. BIS CD 706. 1995

Albert: Celloconcert. Yo-Yo Ma met het Baltimore symfonie orkest o.l.v. David Zinman. Sony 57961.

Barber: Celloconcert. Steven Isserlis met het St. Louis symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. RCA 09026-68283-2.

Barber: Celloconcert. Yo-Yo Ma met het Baltimore symfonie orkest o.l.v. David Zinman. Sony 44900.

Bliss: Celloconcert. Raphael Wallfisch met het Ulster orkest o.l.v. Vernon Handley. Chandos CHAN 7073. 1989

Bloch: Schelomo. Torleif Thedéen met het Malmö symfonie orkest o.l.v. Lev Markiz. Bis CD 576.

Bloch:Schelomo. Yo-Yo Ma met het Baltimore symfonie orkest o.l.v. David Zinman. Sony 57961.

Britten: Cellosymfonie. Mstislav Rostropovitch met het Engels kamerorkest o.l.v. Benjamin Britten. Decca 425.100-2. 1964

Britten: Cellosymfonie.  Heinrich Schiff met Northern Sinfonia o.l.v. Heinrich Schiff. Collins 2006-2.

Bryars: Celloconcert. Julian Lloyd Webber met het Engels kamerorkest o.l.v. James Judd. Point 454.126-2. 1995Casken: Celloconcert. Heinrich Schiff met Northern Sinfonia o.l.v. Heinrich Schiff. Collins 2006-2.Cresswell: Celloconcert. Roman Jablonsky met het omroeporkest Bratislava o.l.v. Richard Bernas. Continuum CCD 1033. Danielpour: Celloconcert. Yo-Yo Ma met het Pittsburg symfonie orkest o.l.v. David Zinman. Sony 66299.

Delius: Celloconcert. Jacqueline du Pré met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Malcolm Sargent. EMI 555.529-2.

Dohnanyi: Concertstuk. Raphael Wallfisch met het Londens symfonie orkest o.l.v. Charles Mackerras. Chandos CHAN 8662.Dutilleux: Tout un monde lontain. Mstislav Rostropovitch met het Orchestre de Paris o.l.v. Serge Baudo. EMI 749.304-2.Elgar: Celloconcert. Jacqueline du Pré met het Londens symfonie orkest o.l.v. John Barbirolli. EMI 556.219-2.Enescu: Concertante symfonie. Franco Maggio-Ornezovsky met het Monte Carlo filharmonisch orkest o.l.v. Lawrence Foster. Erato 3984-24247-2.Erb: Celloconcert. Lynn Harrell met het St. Louis symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. New World 80415-2. Finzi: Celloconcert. Raphael Wallfisch met het Liverpool orkest o.l.v. Vernon Handley. Chandos CHAN 8471.Gagneux: Triptique. Mstislav Rostropovitch met het Londens symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Teldec 4509-94570-2.Ginastera: De 2 celloconcerten.  A Náola-Ginastera met het Castilla y León symfonie orkest o.l.v. M B Darman. Newport NPD 85580. 1993

Glazoenov: Chant du ménèstrel. Mstislav Rostropovitch met het Boston symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. DG 431.475-2.

Glière: Celloconcert. Sergei Sudzilovsky met het Russisch filmorkest o.l.v. Sergei Skripka. Olympia OCD 592. 1996

Goldschmidt: Celloconcert. Yo-Yo Ma met het Montréal symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 455.586-2.

Harvey: Celloconcert. Frances-Marie Uitti met het Toscanini symfonie orkest o.l.v.  Jose Roman Encinar. Etcetera KTC 1148. 1991

Henze: Ode an den Westwind. Siegfried Palm met het Orkest van de Beierse omroep o.l.v. Hans Werner Henze. DG 449.865-2.

Herbert: Celloconcert no. 2. Yo-Yo Ma met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Masur. Sony 67173.

Hindemith: Kammermusik no. 3. Lynn Harrell met leden van het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 433.816-2 (2 cd’s). 1991

Hindemith: Kammermusik no. 3. Georg Faust met leden van het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. EMI 556.831-2. 1999

Hindemith: Celloconcert op. 3. David Geringas met het Queensland symfonie orkest o.l.v. Werner Andreas Albert. CPO CPO 999.375-2.

Hindemith: Celloconcert. Paul Tortelier met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Supraphon 111.955-2.

Hindemith: Celloconcert. Raphael Wallfisch met het BBC filharmonisch orkest o.l.v. Howard Shelley. Chandos CHAN 9124. 1992

Holmboe: Celloconcert. Erling Blondahl Bengtsson met het Deens nationaal omroeporkest o.l.v. Janos Ferencsik. BIS CD 78.

Kabalevsky: De 2 celloconcerten. Marianna Tarasova met het Russisch symfonie orkest o.l.v. Veronica Dudarova. Olympia OCD 292. 1993

Kabalevsky: Celloconcert no. 1. Daniel Shafran met het Groot Russisch omroeporkest o.l.v. Dimitri Kabalevsky. Russian Revelation RV 10103. 1952Kabalevsky: Celloconcert no. 2.  Raphael Wallfisch met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Bryden Thomson. Chandos CHAN 8579.

Khatchatoerian: Celloconcert. Raphael Wallfisch met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Bryden Thomson. Chandos CHAN 8579.

Khatchatoerian: Celloconcert. Marianna Tarasova met Russidsch symfonie orkest o.l.v. Veronica Dudarova. Olympia OCD 539. 1994

Khatchatoerian: Celloconcert-rapsodie. Marianna Tarasova met Russidsch symfonie orkest o.l.v. Veronica Dudarova. Olympia OCD 539. 1994

Kirchner: Music for cello and orchestra. Yo-Yo Ma met het Pittsburg symfonie orkest o.l.v. David Zinman. Sony 66299.

Kokkonen: Celloconcert. Torleif Thedéen met het Lahti symfonie orkest o.l.v. Osmo Vänskä. BIS CD 468.

Kox: Celloconcert. Anner Bijlsma met het Nederlands kamerorkest o.l.v. Szymon Goldberg. Attaca 9262.

Leighton: Celloconcert. Raphael Wallfisch met het Schots nationaal orkest o.l.v. Bryden Thomson. Chandos CHAN 8741.

Ligeti: Celloconcert. Siegfried Palm met het symfonie orkest van de Hessische omroep o.l.v. Michael Gielen. Wergo 6036-2.

Ligeti: Celloconcert. Jean-Guihen Queyras met het Ensemble InterContemporain o.l.v. Pierre Boulez. DG 439.808-2.

Lutoslawski: Celloconcert. Mstislav Rostropovitch met het Orchestre de Paris o.l.v. Serge Baudo. EMI 749.304-2.

Lutoslawski: Celloconcert. Heinrich Schiff met het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Witold Lutoslawski. Philips 464.043-2.

McMillan: Celloconcert. Raphael Wallfisch met het BBC Schots orkest o.l.v. Osmo Vänskä. BIS CD 989.\

Malipiero: Celloconcert. Siegfried Palm met het Villa Margiola festival orkest o.l.v. Giuseppe Garbarino. Nuova Era 6998.

Martin: Ballade. Peter Dixon met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Matthias Bamert. Chandos CHAN 9380. 1994

Martinu: Celloconcerten no. 1 en 2. Raphael Wallfisch met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Jiri Belohlávek. Chandos CHAN 9015Matthews: Celloconcert. Alexander Baillie met London Sinfonietta o.l.v. John Carewe. Unicorn UKCD 2058.Maw: Sonata notturna. Raphael Wallfisch met het Engels strijkorkest o.l.v. William Boughton. Nimbus NI 5471.

Merikanto: Celloconcert no. 2. Jan-Erik Gustafsson met het Fins omroeporkest o.l.v. Sakari Oramo. Ondine ODE 861-2. 1995

Merikanto: Konzertstück. Anssi Karttunen met London sinfonietta o.l.v. Esa-Pekka Salonen. Finlandia 4509-99970-2. Miaskovsky: Celloconcert. Mstislav Rostropovitch met het Philharmonia orkest o.l.v. Malcolm Sargent. EMI 565.419-2.Miaskovsky: Marina Tarasova met het Moskou’s opera orkest o.l.v.  Jevgeni Samoilov. Olympia OCD 530.Milhaud: Celloconcert no. 1. Janos Starker met het Philharmonia orkest o.l.v. Walter Susskind. EMI 568.745-2 (6 cd’s).Milhaud: Celloconcert no. 1. Mstislav Rostropovitch met het Russisch omroeporkest o.l.v. Gennadi Rozdestvensky. Russian Revelation RDCD 11104. 1964Moeran: Celloconcert. Raphael Wallfisch met Bournemouth sinfonietta o.l.v. Norman del Mar. Chandos CHAN 8456.

Mosolov: Celloconcert. Sergei Sudzilovsky met het Russisch filmorkest o.l.v. Sergei Skripka. Olympia OCD 592. 1996

Nordheim: Tenebrae. Truls Mörk met het Oslo filharmonisch orkest o.l.v. Yoav Talmi. Aurora ACD 4966.

Norgard: Between. Morten Zeuthen met het Deens nationaal omroeporkest o.l.v. Jorma Panula. Da Capo DCCD 9002.

Nörholm: Celloconcert. Blöndal Bengtsson met het Aalborg symfonie orkest o.l.v. Tamás Vetö. Kontrapunkt 32099. 1991

Nystroem: Concertante symfonie. Niels Ullner met het Malmö symfonie  orkest o.l.v. Paavo Järvi. BIS CD 682.

Panufnik: Celloconcert. Mstislav Rostropovitch met het Londens symfonie orkest o.l.v. Hugh Wolff. NMC NMCD 010S.

Penderecki: Celloconcert no. 1. Siegried Palm met het Pools omroeporkest o.l.v. Krzystof Penderecki. EMI 565.416-2.

Penderecki: Celloconcert no. 2. Boris Pergamentschikof met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Krzystof Penderecki. Orfeo C 28593A. 1992

Pfitzner: Celloconcerten no. 1-3. David Geringas met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Werner Andreas Albert. CPO CPO 999.

Prokofiev: Celloconcert. Janos Starker met het Philharmonia orkest o.l.v. Walter Susskind. EMI 568.745-2.

Prokofiev: Cellosymfonieconcert. Yo-Yo Ma met het Pittsburgh symfonie orkest o.l.v. Lorin Maazel. Sony 48382.

Rautavaara: Celloconcert.  Marko Ylönen met het Helsinki filharmonisch orkest o.l.v. Max Pommer. Ondine ODE 819-2. 1993Respighi: Adagio con variazioni. Raphael Wallfisch met Bournemouth sinfonietta o.l.v. Tamas Vasary. Chandos CHAN 8913. Rouse: Celloconcert. Yo-Yo Ma met het Pittsburg symfonie orkest o.l.v. David Zinman. Sony 66299.Saint-Saëns: Celloconcert no. 2. Yo-Yo Ma met het Frans nationaal orkest o.l.v. Lorin Maazel. Sony 66935.

Sallinen: Celloconcert. Arto Noras met het Helsinki filharmonisch orkest o.l.v. Okku Kamu. Finlandia 4509-99966-2. 1984

Shchedrin: Sotto voce. Mstislav Rostropovitch met het Londens symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Teldec 4509-94570-2.

Schnittke: Celloconcert no. 1. Natalia Gutman met het Russisch Staatsorkest o.l.v. Gennadi Rozdestvensky. Russian Revelation RV 10009. 1987

Schnittke: Celloconcert no. 1. Torleif Thedéen met het Deens nationaal omroeporkest o.l.v. Leif Segerstam. BIS CD 507.

Schnittke: Celloconcert no. 2. Torleif Thedéen met het Malmö symfonie orkest o.l.v. Lev Markiz. BIS CD 567.

Schnittke: Celloconcert no. 2. Mstislav Rostropovitch met het Londens symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Sony 48241. 1991 

Schoeck: Celloconcert. Johannes Goritzki met het Neuss kamerorkest. Claves CD 50-8502.

Shostakovitch: Celloconcerten no. 1 en 2. Heinrich Schiff met het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Maxim Shostakovitch. Philips 412.526-2.Shostakovitch: Celloconcert no. 1. Mstislav Rostropovitch met het Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Sony 63327. 1959

Shostakovitch: Celloconcert no. 2. Mstislav Rostropovitch met het Boston symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. DG 439.481-2. 1975

Soltan: Celloconcert. Eugene Ksaveriyev met het Witrussisch omroeporkest o.l.v. Boris Raisky. Olympia OCD 553.

Stevens; Celloconcert. Alexander Baillie met het BBC filharmonisch orkest o.l.v. Edward Downes. Meridian CDE 84124.

Takemitsu: Orion en Pleïaden. Paul Watkins met het BBC Wales orkest o.l.v. Tadaaki Otaka. BIS CD 760.

Tavener: The protecting veil. Steven Isserlis met het Londens symfonie orkest o.l.v. Gennadi Rozdestvensky. Virgin 561.849-2.

Tovey: Celloconcert. Pablo Casals met het BBC symfonie orkest o.l.v. Adrian Boult. Symposium SYMCD 1115.

Villa-Lobos: De 2 celloconcerten. Ulf Schmidt met de Norddeutsche Philharmonie o.l.v. Dominique Roggen. MDG L 3339. 1988Walton: Celloconcert. Gregor Piatigorsky met het Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. RCA 74321-29248-2. 1957Walton: Celloconcert. Lynn Harrell met het Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 754.572-2.

Wood: Celloconcert. Moray Welsh met het Liverpool orkest o.l.v. David Atherton. Unicorn UKCD 2043.

Yun: Celloconcert. Siegried Palm met het Berlijns Radio Symfonie orkest o.l.v. Hans Zender. Camerata 32CM-22. 1979

Zimmermann: Celloconcert en forme de pas de trois; Canto di speranza. Heinrich Schiff met het Südwestfunk orkest o.l.v. Michael Gielen. Philips 434.114-2.

Zimmermann: Celloconcert en forme de pas de trois. Siegfried Palm met het Omroeporkest Saarbrücken o.l.v. Michael Gielen. CPO 999.482-2.