CONSERVATORIA NIEUWE STIJL: MEER POP, JAZZ, WERELDMUZIEK, MINDER KLASSIEK
Waar in de conservatoria in Alkmaar, Arnhem, Enschede, Groningen, Maastricht, Rotterdam, Tilburg en Utrecht de klassieke muziek in de verdrukking raakt, lijkt de positie van die muziek – ondanks het sluiten van bepaalde afdelingen – onaangetast. Toch kennen ook die twee opleidingen hun eigen problemen.
Het lukt te slecht om Nederlandse studenten toe te laten en aan de toevloed van buitenlanders valt veel meer te verdienen, alleen al omdat die het volle pond studiegeld moeten betalen. Het lijkt ook niet fair tegenover de belastingbetaler dat hoofdzakelijk buitenlandse studenten worden opgeleid die op wat uitzonderingen na vervolgens na hun studie te hebben afgerond weer terug naar huis gaan. Probleem is dat het niveau van teveel Nederlands muziektalent te laag is en dat te velen eerst moeizaam en met onzekere uitkomst in een voorbereidend jaar moeten starten.
Natuurlijk zijn er afdelingen voor jong talent war dat al vroeg wordt gekoesterd en gestimuleerd. Het komt grotendeels door de miserabele staat van het muziekonderwijs op de basisschool en ook de muziekscholen brengen met hun huidige programma’s te weinig talenten meer naar voren.
Maar het begint al eerder, in het ouderlijk huis waar te zelden nog een musiceerklimaat heerst. Met uitsterven bedreigde kinderkoren, een teveel aan andere interesses, het odium dat je een mietje bent als je van klassieke muziek houdt, laat staan die beoefent, te weinig rust en tijd, de badcultuur, tanende muziekscholen, het wegvallen van middelbare schoolprogramma’s als “Een uur muziek” en –lessen voor álle leerlingen (en niet alleen voor die met het vak ‘muziek’ in hun lespakket), het daardoor ontbreken aan een gedegen onderlaag, de slechte honorering van musici die het ook niet aanlokkelijk maakt om daarin door te studeren, de onterechte opvatting dat bij het auditeren ‘toch altijd buitenlanders winnen’, de vergrijzing in de concertzalen: het zijn allemaal ontwikkelingen die knagen aan de poten van de klassieke muziekwereld.
Maar werden ook niet teveel ‘klassieke’ musici opgeleid? Is het eigenlijk geen wonder dat zoveel jongelui wel geïnteresseerd zijn en alleen op basis van goede resultaten op de muziekschool en/of privé-lessen doorstomen en zich met de nodige opoffering enthousiast inzetten voor het produceren van goede muziek? Jongelui die zich niets van hun depreciërende omgeving aantrekken, maar dwars tegen heersende trends ingaan en in groter verband mooie dingen laten horen?
Een aardig voorbeeld vormt het USC, het Utrechts Studenten Concert dat er trots op is tot de alleroudste (hoogwaardige) amateur-ensembles te behoren. Wat de repertoirekeus betreft grijpt men vrij hoog, met in de zomer van 2003 de begeleiding van Verdi’s opera Falstaff en in het winterprogramma onder andere Richard Strauss’ Alpensinfonie. In december 2004 stonden Wagners ouverture Tannhäuser, Korngolds Vioolconcert (met coming star Tjeerd Top als voortreffelijke solist) en de vijfde symfonie van Prokofiev op de lessenaars.
Gemeten aan de begrensde mogelijkheden van – meest HBO en universiteitstudenten – met andere prioriteiten, is het niveau meestal verrassend hoog, vooral ook dankzij het geduld en doorzettingsvermogen van dirigent Bas Pollard. Bewonderenswaardig ook de inzet van die jongelui. Soms komen ze van verre (tot uit Zwolle) om eerst maandenlang iedere maandagavond in het Utrechtse Parnassus te repeteren. Het eigenlijke concerteren is haast te beperkt na zoveel investering aan tijd en moeite. Ditmaal een optreden in een kerk te Zeist en in een ruim half gevuld Vredenburg.
Na Nieuwjaar gaat men een nieuw programma met Scandinavische inslag, bestaande uit Tapiola van Sibelius, de vierde symfonie van Nielsen en Aus Jotenheim instuderen. Aan lef en ondernemingslust ontbreekt het bepaald niet en een groter publiek – niet voornamelijk bestaande uit vrienden en familieleden - zou dat best eens wat meer mogen appreciëren! J. de K.