CASTRATI
De castraat ging ongeveer tegelijk met de opkomst van de opera een rol spelen. Gedurende de Middeleeuwen had de R.K. kerk zich gehouden aan het gebod van Paulus “Laat de vrouw zwijgen in de kerk”. In koorwerken werd dat gebod omzeild door voor de hoge stemmen kinderen en falsettisten (contratenoren) in te zetten. Het is niet bekend wanneer precies hun rijen werden aangevuld met gecastreerde volwassen mannen, maar ze schijnen rond het midden van de zestiende eeuw geen uitzondering meer te zijn geweest. De eerste castrati die met naam en toenaam bekend zijn, waren Pietro Folignato en Girolamo Rossini die in 1599 in het koor van de Sixtijnse kapel werden opgenomen.
Wanneer men zich een medische ingreep niet kon veroorloven, verrichtte de moeder van het kind meestal de ingreep. Dat is vrij uitvoerig beschreven door de Franse jurist Charles d’Ancillon die een van de eerste boeken over castratie schreef. De testikels werden verwijderd “door het kind in een warm water bad te dompelen om de organen week en soepel te maken en meteen ook toegankelijker. Daarna werd druk uitgeoefend op de halsader waardoor de patiënt zo stom en ongevoelig raakte dat hij in een soort beroertesituatie kwam.”
Op het castreren van je kind stond streng juridisch geredeneerd de doodstraf of excommunicatie, maar de kerk was graag bereid om de verhalen van een ongeluk met het kind te geloven: de trap van een paard, de beet van een zwijn. Zo verklaarde ook iedere gecastreerde sopraan zijn lot.
Machteloos om die in wezen verschrikkelijke daad ongedaan te maken oordeelden de koorleiders dat ze van de nood een deugd konden maken en dat het ongelukkige kind heel goed af was in hun ensembles. Dat gebruik was aanvankelijk beperkt tot louter kerkmuziek en een topklasse castraat kon behoorlijk aan de kost komen wanneer hij zich exclusief aan een diocees verbond.
De verleiding van zo’n mooi vast inkomen was dermate groot dat volgens een ruwe schatting alleen al in Italië zo’n vierduizend kinderen per jaar werden gecastreerd. De kerken raakten haast overvol met manlijke sopranen en het aanbod overtrof verre de vraag. Ware het niet dat de opera Euridice van Peri uit 1600 niet de mogelijkheid had geboden om een ster op operagebied te worden.
Vanaf 1600 tot Mozarts tijd beleefden castraten hun hoogtijperiode. Sterren als Farinelli en Senesino verdienden astronomische honoraria. Hun sterstatus was dermate groot dat Händel in zijn Giulio Cesare liefst drie rollen aan castratten toebedeelde.
Hoewel slechts een klein deel van de castraten het tot Europese roem bracht, waren de bijwerkingen van de amputatie voorspelbaar. Bij een castraat ontwikkelde zich meestal een enorme haardos, terwijl de rest van zijn lichaam onbehaard bleef. Vroeger of later zou hij zeker gaan lijden aan zwaarlijvigheid; hij werd ook bovengemiddeld lang en de nogal lachwekkende poses van castraten ontstonden om hun wankele manier van lopen te camoufleren. Het gezicht kreeg vaak een pafferig rood aanzien en de borst zwol danig op, vandaar de enorme adembeheersing die goede castraten toonden. De succesvolsten onder hen konden ongeveer twee minuten een melodie aanhouden.
Een ander aspect van het leven van de volwassen castraat is altijd controversieel gebleven. Het huwelijk was de castraat zowel door de R.K als de Protestantse kerk verboden, maar heel wat onder hen waren erg gevraagd als partners van beide seksen. De moderne endocrinologie suggereert dat bij een castraat de eventuele seksuele activiteiten niet gebaseerd kunnen zijn op het gebruik van de onontwikkelde genitaliën. Het blijft dus de vraag wat ze dan wel konden. Maar ongetwijfeld was sprake van een restant seksueel vuur en omdat een vrouw niet door een castraat kan worden bevrucht, had menige castraat een succesvolle loopbaan als een eerste klasse prostitué.