BERGS FRÜHE LIEDER: VAN ZEVEN NAAR TIEN
Het laat-romantische lied stierf nog niet aan het begin van de twintigste eeuw, het evolueerde nog jaren verder, maar dan wel in verschillende gedaantes. De jonge autodidact Alban Berg beet als het ware zijn compositorische melktanden stuk op de liedkunst. “Toen hij in 1904 bij mij kwam, kon hij nets anders dan lederen in een stijl tussen schrijven, maar ik herkende wel meteen dat hij talent heeft” noteerde zijn mentor Schönberg in 1949 in zijn mémoires.
De traditie
De bewuste Sieben frühe Lieder uit de periode 1905 tot 1908 vormen geen cyclus maar een reeks individuele liederen waarvan ‘Im Zimmer’ het eerste en meest tonale is, gevolgd door het mild sensuele ‘Die Nachtigall’ waarvan het naspel in D vol melancholiebe Bes’sen zit. Ook ‘Liebesode’ is nog betrekkelijk conservatief, terwijl het pletsende water in de begeleiding van ‘Schilflied’ tot de erfenis uit de romantische watermuziek behoren. Zels in de meest modernistische liederen, zoals ‘Traumgekrönt’ en ‘Nacht’ klinkt nog wat laatromantiek door; dit is heel voorspellend voor Bergs latere fusie van tonele elementen met atonale en twaalftoonstechniek.
Het gaat om:
Nacht (Carl Hauptmann)
Schilflied (Nikolaus Lenau)
Die Nachtigall (Theodor Storm)
Traumgekrönt (Rainer Maria Rilke)
Im Zimmer (Johannes Schlaf)
Liebesode (Otto Erich Hartleben)
Sommertage (Paul Hohenberg)
Von Otter op haar best
Het eerste lied, ‘Nacht’ is ook het langste (ruim vier minuten), de andere zijn zowat half zo lang of korter. ‘Nacht’ is ook het meest menorabel door zijn subtiele sfeerschildering , eerst van de mist en dan van in het maanlicht zilverglanzende bergpaden. Dat von Otter alle vibrato schuwt helpt om een sfeer van afwachtende stilte te scheppen. Datzelfde doet ze in het zesde lied, ‘Liebesode’ en het zorgt voor een onwereldse verdroomdheid die omslaat in volledige passie als de rozengeur op het liefdesbed wordt geboren.
Het bijzondere van Von Otter is dat ze steeds haar mooie mezzo zo vindingrijk gebruikt en haar stem zo fraai weet te kleuren, zoals haar gebruik van de klopstem om ‘Traumgekrönt’ te laten zweven of een stralende hoge A te plaatsen in ‘Die Nachtigall’.
Het is de Zweedse mezzo die als een der besten deze liederen zowel met piano- als met orkestbegeleiding heeft opgenomen. Maar ook Barbara Bonney, Juliane Banse en Dorothea Röschmann maken een heel positieve indruk.
Aanvulling
Dit was de situatie totdat de Engelse componist, auteur Chris Gordon in 2006 het lied ‘An Leukon’ met tekst van Johann Wilhelm Ludwig Gleim van Berg arrangeerde voor sopraan en strijkorkest. Het werd in 2007 eerst door Renée Fleming met het BBC filharmonisch orkest o.l.v. Gianandrea Noseda en daarna enige keren door Petra Lang met het Mahler kamerorkest onder Daniel Harding gezongen.
Vervolgens orkestreerde Gordon nog drie vroege liederen van Berg voor Universal Edition: ‘Die Sorglichen’ (Gustav Falke,1907), ‘Schließe mir meine Augen beide’ (Theodor Storm, 1907) en ‘Das stille Königreich’ (1908).
Eerder had de Duitse musicoloog Rudolph Stephan in 1997 in het familiearchief van Berg in dagboeken en brieven ontdekt dat Berg 3 mei 1917 niet zeven maar tien liederen aan zijn eerste echtgenote, de operazangeres Hélène Nahowski aanbood bij de viering van de tiende trouwdag. Bovendien was de oorspronkelijke volgorde anders:
Die Sorglichen
Schließe mir die Augen beide
Sommertage
Die Nachtigall
Liebesode
Im Zimmer
Aus dem Schilfliederen: Schilflied
Nacht
Traumgekrönt
(An) Leukon
Om onverklaarbare redenen werd ‘Das stille Königreich’ niet ingepast.
In april 2015 zong de Zweedse sopraan Lisa Larsson de uitgebreide vorm een paar keer met het Gelders orkest onder Antonella Manacorda en het is te hopen dat zij dit met een opname bestendigen.
Selectieve discografie met pianobegeleiding 1908
…… Elly Ameling (s) en Rudolf Jansen. Omnium GW 13001 (5 cd’s).
1981. Elisabeth Speiser (s) en Irwin Gage. Jecklin JD 561-2.
1982. Margaret Marshall (s) en Geoffrey Parsons. DG 437.719-2.
1987. Dorothy Dorrow (s) en Tan Crone. Et’cetera KTC
1989. Lina Åkerlund (s) en Jürg Wyttenbach. Accord 20055-2.
1991. Mitsuko Shiray (ms) en Hartmut Höll. Capriccio 10419.
1992. Hanne-Lore Kukse (s) en Václav Neumann. Berlin Classics BC 2075-2.
1993. Anne Sofie von Otter (ms) en Bengt Forsberg. DG 437.515-2, 459.058-2
2005. Diana Damrau (s) en Stephan Matthias Lademann. Orfeo C 702061 B.
2007. Mary Nessinger en Jeanne Golan. Albany TROY 1113.
2014. Katharina Persicke (s) en Paulina Tuklainen. Coviello CDV 91419.
2015. Dorothea Röschmann (s) en Mitsuko Uchida. Decca 478.8439.
…… Christa Ludwig (ms) en Erik Werba. Orfeo C 331931.
Selectieve discografie met orkestbegeleiding 1928
1959. Chloé Owen (s) met het Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Cascavelle VEL 3125 (2 cd’s).
1969. Evelyn Lear (s) met het Londens symfonie orkest o.l.v. Pierre Boulez. Stradivarius STR 10027.
1982. Kari Lövaas (s) met het NRD Omroeporkest Hamburg o.l.v. Herbert Blomstedt. DG 437.719-2.
1987. Jessye Norman (s) met het Londens symfonie orkest o.l.v. Pierre Boulez. Sony SK 66826.
1992. Brigitte Balleys (s) met het Duitse symfonie orkest Berlijn o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 436.567-2.
1993. Anne Sofie von Otter (ms) met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 445.846-2.
1995. Françoise Pollet (s) met het Nice filharmonisch orkest o.l.v. Klaus Weise. Accord 20482-2.
1997. Juliane Banse (s) met de Staatskapel Dresden o.l.v. Giuseppe Sinopoli. Teldec 3984-22904-2.
1997. Anna Bajor (s) met Sinfonietta Cracovia o.l.v. Jerzy Maksymiuk. Dux DUX 0101.
1999. Barbara Bonney (s) met het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 466.720-2, Q Disc MCCM 97033.
2004. Sine Bundgaard (s) met Deens Omroep sinfonietta o.l.v. Matthias Pintscher. EMI 586.500-2.
2005. Renée Fleming (s) met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 477.5574.
2006. Claudia Barainsky met het Musikkollegium Winterthur o.l.v. Jac van Steen. MDG MDG 901-1425-6.
2008. Christiane Iven (s) met het Straatsburgs filharmonisch orkest o.l.v. Marc Albrecht. Pentatone PTC 5186-363.