Fonografie Muziek

BEETHOVEN: GROßE FUGE

BEETHOVEN: GROTE FUGA OP. 134

 

Met het programma Trois grande fugues bracht het ballet van de Opera in Lyon eind september drie dansinterpretaties van Beethovens Große Fuge op het toneel: La grande fugue voor 12 dansers van Lucinda Childs, Die große Fuge voor 8 dansers van Anne Teresa de Kersenmaeker en Große Fuge voor 4 dansers van Maguy Marin, waarbij laatstgenoemde voor de meest theatrale versie zorgt.

Een goed moment om even bij de eigenlijke compositie stil te staan.

Oorspronkelijk was deze Große Fuge bestemd als finale van Strijkkwartet nr. 13 in Bes op. 130, maar de afmetingen van het stuk dat ruim een kwartier duurt en dat hoge eisen stelt aan de vaardigheden van de uitvoerenden en dat zowel het publiek als de critici verblufte bij de premiére in 1826 (jammer dat die niet kon worden gedocumenteerd, want hoe slecht of hoe goed was die?) maakten dat Beethoven een vervangende finale schreef.

Maar zijn voorliefde voor de fugavorm was nooit in twijfel. Het is ook die voorliefde voor dat soort avant-garde muziek uit zijn tijd dat uit het manuscript spreekt. Beethoven vertrouwde feitelijk niemand anders toe om daaraan te tornen.

Beethovens schetsen en manuscripten waren berucht complex, vol doorhalingen, correcties, geschrapte noten. Wie ze ziet, kijkt als het ware in een witheet gestookte muzikaal-creatieve smeltkroes. Zeker hier was het of Beethoven in strijd was met zijn eigen creativiteit, trachtend muziek die hij voor het ene medium schreef, geschikt te maken voor een ander.  Ook dat draagt bij aan de mystiek rond deze Große Fuge.

Men ziet een componist op het toppunt van zijn kracht die zijn verbeelding oprekt en de techniek van de vertolkers plus de oren van de luisteraars op de proef stelt. En dan te weten dat het feitelijk helemaal niet alleen om een echte fuga gaat.

Het fugatische aandeel ervan blijft tot ongeveer veertig procent beperkt. Dat wordt duidelijk wanneer we de aanduidingen bij het werk zien: Overtura: allegro - meno mosso e moderato - allegro - fuga (allegro - meno mosso e moderato - allegro moto e con brio - allegro. In formele zin bestaat het werk uit een stel van drie en een combinatie fuga’s en gedeelten in vrije fugatostijl met homofone elementen die zijn gebaseerd op dezelfde cel. 

Tegen zijn vriend Karl Holz, de tweede violist van het Schuppanzigh kwartet dat zoveel werken van hem ten doop hield, zei hij ooit: ‘Eine Fuge zu machen, ist keine Kunst, ich habe deren zu Dutzenden in meiner Studienzeit gemacht. Aber die Phantasie will auch Recht behaupten, und heut’ zu Tage muß in die alt hergebrachte Form ein anderes, ein wirklich poetisches Element kommen.’ Hij prak ook van ’tantôt libre, tantôt recherche’. Een nadere analyse van het werk gaat voor deze rubriek te ver, maar is bijvoorbeeld op Wikipedia te vinden. 

Beethoven vertrouwde niemand toe om een klavieruittreksel van het werk te maken en nadat hij een versie van Anton Halm voor Artaria had afgekeurd, maakte hij er uiteindelijk zelf een voor piano-vierhandig dat pas 115 jaar later in een Amerikaanse bibliotheek werd teruggevonden.

 

De mooiste opnamen

 

Strijkkwartet

 

Takacs kwartet. Decca 483.1607

 

Tokio kwartet. Harmonia Mundi HMU 80.7481/2  

 

Belcea kwartet. Zig-Zag territoires ZZT 321

 

Pianoarrangement:

 

Eveline Trenkner en Sontraud Spidel. MDG MDG 930-1861-2. 

 

Kullan Bryant en Dmitry Rachmaninov. Naxos 8.572519/20.

 

Orkestbewerking:

 

 

Philharmonia orkest o.l.v. Otto Klemperer. EMI 747.186-2.