Fonografie Muziek

BELASTBAARHEID VAN DE STEM

DE BELASTBAARHEID VAN DE MENSELIJKE STEM

Eigenlijk is het een gewone lekenwijsheid. Aandachtige waarnemers kan het niet ontgaan, dat de menselijke stem, in zoverre deze wordt ingezet voor het professionele zingen, hoort te worden gekoesterd als een kostbare Stradivarius. Feitelijk nog zorgvuldiger, omdat zo'n stem door dik en dun met het lichaam van zijn bezitter/bezitster is verbonden en niet in een aparte vioolkoffer kan rusten. Stembanden zijn nog altijd minder makkelijk verwisselbaar dan vioolsnaren. Niet voor niets vormt het "corpus" het belangrijkste deel van de viool.

Maar de zangeres en de zanger zijn niet alleen aangewezen op stembanden, strottenhoofd en dergelijke organen; van het middenrif tot de laatste hoofdholte moet fysiek alles in orde zijn, wil een stem goed en volledig functioneren.

Het is geen geheim, dat tegenwoordig het zangers "corpus" aan heel wat zware delicten blootstaat. Eén daarvan berust op een tot het uiterste gevulde lijst met afspraken. Duikt af en toe nog een witte vlek op, dat wordt die liefst meteen gevuld met een extra liederen recital.

Het gevolg zijn constante vermoeidheid en overbelasting. Die uiten zich in een verminderde prestatie. Menigeen gelooft alleen dan geïndisponeerd te zijn, wanneer men van pure heesheid geen behoorlijke toon kan voortbrengen. Maar van indispositie is ook sprake wanneer de stemcontrole ontbreekt. En die kan slechts worden uitgeoefend als het lichaam voldoende rustpauzes heeft.

Vanzelfsprekend hangt het ook met de eigen constitutie samen, hoeveel of hoe weinig hooi men op de vork kan nemen. Er zijn ook geen vaste regels op dit gebied, net zomin als precies te definiëren is, hoe de "vak" grenzen verlopen, hoe ze eventueel kunnen worden overschreden en in welke mate.

Wanneer een sopraan met een goede hoogte, ook al zijn midden en laag hoorbaar zwak, besluit om Isolde te zingen, wordt dat door niemand ontraden.

Integendeel: ze wordt met open armen ontvangen in zoverre die hoge tonen ook luid genoeg zijn. Ze wordt ook met open armen vergeten, wanneer ze snel is afgezongen. Eenzijdig voorgevormde stemmen hebben is toch al geen lang leven beschoren.

Omdat al sinds jaren een tekort bestaat aan bruikbare Wagner tenoren, voelen zich velen - terecht of onterecht - geroepen om zich in dit vak te presenteren. Maar zelfs degenen, die de laatste tijd een veelbelovende start maakten, werden al voordat ze echt in hun nieuwe rol konden groeien, in hun nieuwe hoedanigheid de wereld rond gejaagd, zodat ze na een paar jaar nog slechts een veelbelovend verleden voor zich hadden. Op grond van de naam die ze hebben verworven kunnen ze - als ze nog voldoende metaal overhebben - nog een paar jaar doorschetteren. Veel meer wordt helaas ook niet van ze verwacht.

Dat na Vinay of Windgassen geen ook maar bij benadering adequate Tristan of Siegmund ten tonele is verschenen, ligt waarachtig niet aan een ontbrekend potentiaal. Eerder is het zo, dat het huidige, talentverslindende muziekbedrijf een geleidelijke, goed geplande ontwikkeling van zangtalent nauwelijks nog mogelijk maakt.

Wie niet uitsluitend denkt aan carrière maken, maar ook echt artistieke ambities heeft, mag van geluk spreken als hij de kans heeft om gedurende ettelijke jaren aan een middelgroot theater, dat over een redelijk intact ensemble beschikt, aan de uitbreiding van zijn repertoire te werken. Zodra hij wordt "ontdekt" en op reis wordt gestuurd, komt automatisch die gestage ontwikkeling ten einde. Erger nog: de klim naar de sterrenhemel betekent meestal (afgezien van de puur fysieke prestaties) een afdaling richting vergetelheid. Dat is meestal niet eens de schuld van de betrokkene - of slechts in zoverre, wanneer hij zich niet weert als dat in zijn eigen belang dringend nodig is.

Als dirigenten ware topprestaties leveren in een wedstrijd om de snelste en langzaamste tempi en om het luidste fortissimo, dan maken ze alleen het leven van de orkestleden zuur. Hooguit het uitgevoerde werk en de luisteraar kunnen zich ook benadeeld voelen. Wanneer ook zangers aan de uitvoering deelnemen, dan kunnen slepende tempi inzetten bemoeilijken en zo tot een onzuivere intonatie leiden. Te snelle tempi veroorzaken permanente ademnood. Dat alles nog helemaal los van de moeilijkheden om een tekst muzikaal-expressief inhoud te verlenen, om goed te articuleren.

De macht van regisseurs en dirigenten heeft jammer genoeg met zich meegebracht, dat de meeste zangeressen en zangers het nauwelijks meer wagen om vooraf hun standpunt duidelijk te maken, mogelijk omdat ze niet willen riskeren, dat hun argumentatie - zelfs als die niet uit eigen interesse komt, maar gefundeerd is in het betreffende werk - al snel wordt afgedaan als "prima-donna allure en kunstjes". Maar het kan geen arrogante allure zijn, wanneer men erop staat, dat de aanwijzingen van de componist worden gevolgd.

De weg, die de opera de afgelopen decennia aflegde, is met slachtoffers geplaveid, met eens veelbelovende talenten, die al snel als strovuurtje eindigden: Gwyneth Jones, Anja Silja, Elena Suliotis, Helga Dernesch, René Kollo. Iedereen kan het lijstje met zelf waargenomen gevallen aanvullen.

Gelukkig zijn er ook tegenvoorbeelden van artiesten, die zich nooit hebben laten afjakkeren en die jarenlang prachtprestaties leveren: Nicolai Gedda, Christa Ludwig, Birgit Nilsson, Brigitte Fassbaender, Victoria de los Angeles, Rita Gorr, Boris Christoff, Peter Schreier, Dietrich Fischer-Dieskau, Walter Berry, Peter Pears, Gottlob Frick. Het kan geen toeval zijn, dat zij allen hun loopbaan begonnen, toen het woord jet-lag nog nauwelijks in het zangvocabulaire voorkwam.