Fonografie Muziek

BASISDISCOTHEEK

BASISDISCOTHEEK

 

Bij een recent bezoek aan mijn boeken/cd winkel werd me de ‘Gratis muziekspecial’ van De Groene Amsterdammer meegegeven. Die najaarsuitgave 2004 bracht een stroom herinneringen, vragen en gedachten op gang.

Om te beginnen bijvoorbeeld dat de verdeling tussen de behandelde muziekgenres wel ongeveer marktconform zal zijn, met naast voortreffelijke artikelen over ‘Entartete Musik’, ‘Karlheinz Stockhausen’ en ‘Het geheim van de syncope’ slechts twee cd opnamen uit de klassieke sector worden aangestipt. Dit illustreert in deze context aardig dat het marktaandeel ‘klassiek’ danig is geslonken tot onder de 10%. Toen ik begon als gespecialiseerd muziekjournalist in 1955 lag dat percentage nog boven de 20%. Over de redenen van die teloorgang wil ik het hier nu niet hebben, ik stel het slechts treurig vast.

Vervolgens van de keuze van dat tweetal cd uitgaven op: Bachs Wohltemperiertes Klavier door Rosalyn Tureck op BBC Legends en de symfonieën nr. 7 en 8 van Shostakovitch door Kondrashin op Melodia. Een voor een met een omvangrijk repertoire vertrouwd zijnde buitenstaander nogal merkwaardige keuze, die waarschijnlijk op bijzondere indrukken en gevoelens van de keuzeheren zelf berust en ook maar slecht is beargumenteerd.

In een tijd waarin de vrije meningsuiting ineens sterk in de aandacht staat is daar niets tegen en ook mijn meningen geven zeker aanleiding tot kritiek en discussie, zijn ook niet onomstreden, maar wie zijn lezers zo objectief mogelijk over de keuzemogelijkheden die bij de opnamen van deze werken bestaan wil informeren, zou tenminste wat alternatieven kunnen noemen. Als het om pianoversies van Bachs WTC en Tureck gaat toch liever haar qua tempokeus en expressie minder extreme DG opname uit 1954 bijvoorbeeld of anders Hewitt (Hyperion), Schiff (Decca) of Gulda (Philips) en zelfs Gould (Sony).

En wat de symfonieën van Shostakovitch aangaat, ruil ik Kondrashin graag in tegen Gergiev (Philips), Jansons (EMI), Järvi (Chandos) en wat de Zevende betreft Bernstein (DG) en de Achtste Mravinsky (BBC Legends), Sanderling (Berlin Classics) en zelfs Previn (EMI) en Haitink (Decca). Doch laten we ook hier niet over verschillende smaken en voorkeuren twisten: ieder zijn meug.

Leuker zijn die herinneringen. Bijvoorbeeld aan de vroegere nobele (ietwat pedagogische) pogingen om geïnteresseerde leken die door het steeds groeiende aanbod door de bomen het bos niet meer zagen aan een optimaal gevulde ‘klassieke’ basisdiscotheek te helpen. Daaraan probeerde ik vroeger ietsje te doen met de rubrieken ‘Vergelijkende discografie’ en ‘Pijlers voor een discotheek’. Om tot een kleinschaliger selectie te komen zijn er bij sommige vakbladen aan het eind van het jaar rubriekjes als ‘De 10 van onze critici’ waarin de recensenten met redenen omkleed hun mooiste aanwinsten uit het afgelopen jaar opsommen. Ook waren daar de lijstjes met ‘De tien opnamen’ die men bij verbanning naar een onbewoond eiland zou meenemen. Ik heb ook wel van die lijstjes gemaakt en de inhoud daarvan is eigenlijk in de loop der jaren redelijk constant gebleven. Altijd nog beter dan die domme maandelijkse bestsellerlijsten waar meestal alleen hypes of overbekend fraais in prijken.

Ambitieuzer was de opzet van ‘De Disk duizend’, een rubriek in vele afleveringen uit het maandblad Disk waarin medewerker Ben van der Kley medio jaren zeventig per genre de echt wezenlijke opnamen opsomde. Menig discofiel en naar ik heb begrepen ook menig detaillist heeft daarvan geprofiteerd.

Zo’n vijftien jaar geleden toen genoemde boekwinkel een afdeling ‘klassieke’ cd’s begon, had de bevriende eigenaar een probleem: met wat voor basisvoorraad van 4.500 ‘albums’ moest hij van start gaan? Hem was gebleken dat de muziekindustrie met verlengstukken als de NVPI, de NVGD als organisaties van industrie en handel veel slechter was uitgerust om concreet antwoord te geven op die vraag dan de boekhandel, waar – in tegenstelling tot die vaak door onmuzikale, niet met klassieke muziek vertrouwde managers geleide muziekindustrie – nog kenners en liefhebbers van de brede literatuur en het boek de leiding hadden en eruditie nog telde.

Mijn vriend uit de boekwinkel vroeg of ik voor hem bereid en in staat was in de toenmalige cd wereld een soort Disk 4.500 samen te stellen. Aardige uitdaging! Braaf begon ik bij Adolphe Adam en eindigde bij Bernd Alois Zimmermann in de hoop dat het totaal ongeveer bij 4.500 zou uitkomen. Toeval of niet, het klopte op een paar honderd na. De volgende verrassing was dat het leeuwendeel van dat grotendeels niet zo nieuwe moois – ontleend aan materiaal uit de eigen discotheek, gegevens uit catalogussen e.d. – ook nog leverbaar was.

Het is een klus die ik naar de stand van nu niet nog eens op me wil nemen, maar wel vraag ik me af of daar ook nog behoefte aan bestaat. ‘Lijstjes’, ook misschien als ze uitgroeien tot lange lijsten, zijn tenslotte helemaal ‘in’ tegenwoordig.             J. de K.