BOCCHERINI’S NACHTWACHT EN BERIO’S DERIVAAT
“Er is waarschijnlijk geen instrumentale muziek zo ingenieus, elegant en aangenaam dan zijn kwintetten” noteerde Charles Burney in 1770 over Boccherini’s werken in die vorm. Boccherini schreef er ruim honderdtwintig in de vorm van fluit-, gitaar-, piano- en strijkkwintetten. Daarbij komen nog ongeveer evenveel strijkkwartetten. Het is dus nauwelijks te verwonderen dat veel van zijn kamermuziek tamelijk flauwtjes en weinigzeggend klinkt. Populair is vooral nog hèt Menuet uit strijkkwintet in A op. 11/5 G 275 uit 1771.
Beperken we ons even tot de acht gitaarkwintetten. Boccherini werd door zijn Spaanse vriend en broodheer, de Markies van Benavente gevraagd om wat kamermuziek te schrijven waarin hij als gitarist van onbekende kwaliteit zelf kon meespelen. Boccherini voorzag in die behoefte door een aantal van zijn bestaande werken – meest pianokwintetten – als zodanig te bewerken. Minder bekend is dat de Franse gitarist François de Fossa daarbij de helpende hand bood. In zijn nuttige catalogus van Boccherini’s werken heeft Gérard daar de nummers G 445 – 453 aan toegekend, maar G 452 bevat vier ‘verloren’ kwintetten, waarmee meteen wordt verklaard dat een van de acht het nummer negen draagt. Het kwintet G 447 is gebaseerd op het pianokwintet in Bes op. 57/2, G414 maar G 453 uit 1798 bestaat uit delen van verschillende herkomst: de eerste drie delen komen uit het pianokwintet in C op. 56/3 G 409 uit 1797, maar het vierde is een arrangement van het strijkkwintet in C op. 30/6 G 324 uit 1780, La musica notturna delle strade di Madrid in de vorm het gelijknamige Ritirata notturna di Madrid van een kort thema met twaalf variaties waarin een peloton van de achttiende eeuwse Madrileense Nachtwacht met opgewekte militairachtige muziek uit de verte nadert, passeert en in de tegenovergestelde verte verdwijnt. Geen wonder dat het blijvende bekendheid verwierf. Zelfs Karajan en zijn Berlijnse orkest ontfermden zich in 1969 met hun volle gewicht over een georkestreerde versie (DG 457.914-2). Bij Europa galante (Virgin 545.606-2) werd de gitaar met enig effect vervangen door castagnetten, hoewel dat lichtelijk vervreemdend werkt.
Zinvoller en treffender is wat Berio in 1975 ondernam op verzoek van het La Scala orkest in Milaan als openingsnummer voor het ensemble. Hij superponeerde de bestaande versies van Ritirata met slechts geringe veranderingen tot een gelaagde klankstructuur waarin alle triomfantelijke uitbundigheid van het werk geleidelijk opdoemt, luid langskomt en weer in de Madrileense nacht verdwijnt. De twaalf korte variaties in een lang, geleidelijk crescendo, gevolgd door een even geleidelijk decrescendo zetten zich aangenaam vast in het gehoor en het thema blijft nog lang bewaard in het geheugen.Ook sommige andere kwintetten bevatten interessante imitaties van niet-muzikale geluiden, zoals de zingende vogeltjes, de herdersfluiten en de jachtsignalen in het Dello l’ucelliera kwintet (op. 11/6 in D, G. 276 uit 1771) en de vurige Spaanse dans van het Grave in D, Fandango (nr. 4 in D op. 40/2, G 448). Andere strijkkwintetten met bijnamen als Di Nina (op. 18/1 in c G 283) en Della disgrazia (op.28/2 in A G 308) verwierven minder bekendheid.
DiscografieBoccheriniStrijkkwintet in c op. 30/6 G 324. Mayumi Seiler, Silvia Walch, Richard Lester en Howard Penny. Capriccio 10.453 (1993).
Gitaarkwintet in C G 453. Pepe Romero met het Academy of St. Martin-in-the-Fields kamerensemble. Philips 426.092-2 (1978).
Narciso Yepes met het Melos kwartet. DG 449.852-2 (1971).
Gitaarkwintet in C G 453. Mauro Occhini en Europa Galante o.l.v. Fabio Biondi. Virgin 545.606-2 (1998).
Berio
Quattro versioni originali della “Ritirata notturna di Madrid”.
Londens symfonie orkest o.l.v. Luciano Berio. RCA 09026-68894-2 (1995).
Giuseppe Verdi orkest Milaan o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 476.2830 (2004).