Fonografie Muziek

ARGERICH EN VRIENDEN

ARGERICH EN VRIENDEN
 


Grillig en onvoorspelbaar als ze is zoals dat onder andere blijkt uit veel afzeggingen en last minute programmawijzigingen is Martha Argerich er met haar onzekerheden en boeiende initiatieven de afgelopen jaren alleen maar interessanter op geworden. Een paar jaar geleden sprak ze in een TV documentaire openhartig over haar twijfels en aarzelingen, over haar groeiende hekel aan solo optredens.

 

Al jaren is een eind gekomen aan haar trage, maar gestage lavastroom met DG opnamen, die nu nog steeds worden heruitgegeven en opnieuw worden verkaveld. Aan het handjevol latere Philips- en Teldecopnamen is ook nooit verder wat toegevoegd. Het leek wel of de stroom solo-opnamen geheel was opgedroogd.

 

Na haar overstap naar EMI is daar nauwelijks verandering in gekomen. Ooit, in 1965 was ze daar al in de Abbey Road studio’s geweest om een Chopinrecital bestaande uit de derde pianosonate, een tweetal Mazurka’s, een Nocturne, een Scherzo en een Polonaise op te nemen (EMI 556.805-2), maar het predikaat ‘Legendair’ lijkt afgezien van de fraaie coverfoto wat overdreven want het klinkend resultaat blijft wat bij de (te) hoog gespannen verwachtingen achter. Zodat het geen wonder is dat de bewuste opnamen zo lang (tot 1999) op de plank bleven, temeer omdat de pianiste de meeste van deze werken korte tijd later aanzienlijk treffender bij DG opnam.

 

EMI wist op zoek naar meer moois van Argerich, die met haar oude vriend Charles Dutoit in Montréal wel bereid was om studio-opnamen van de pianoconcerten van Chopin (EMI 556.798-2) en de beproefde combinatie van Prokofiev I en Bartók III (EMI 556.654-2) te maken in de Hilversumse NPS archieven nog opnamen van solorecitals in het Amsterdamse Concertgebouw. In mei 1978 speelde ze daar Schumanns Fantasiestücke op. 12 en Ravels Sonatine (EMI 557.101-2), in april 1979 Ravels Gaspard de la nuit op dezelfde cd. De op een tweede plaat (EMI 556.975-2) en hieronder nader gespecificeerde stukken vormen de rest van dat tweetal avonden.

 

Overigens bestond een van de eerste ‘live’ opnamen van Argerich waar de vonken afspatten uit de combinatie van Tschaikovsky’s eerste pianoconcert met het symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Kyril Kondrashin uit 1980 met Rachmaninovs derde pianoconcert met het Berlijns Radio symfonie orkest o.l.v. Riccardo Chailly uit 1982 (Philips 446.673-2).

 

Deze hele gang van zaken betekende voor de Argerich bewonderaar dat hij aangewezen bleef op haar schaarse zaaloptredens die ze zelden meer alleen, maar steeds vaker in gezelschap van gelijkgestemde, eveneens uiterst competente andere (kamer)musici programmeerde. Een seizoen of wat geleden beleefde ook Utrecht gelukkig zo’n sessie waar velen dankbaar aan zullen terugdenken. Daar waren helaas geen microfoons te bekennen.

 

Wanneer die wel zijn toegestaan en de akoestische condities gunstig zijn, de technici hun vak verstaan en de changementen in hun greep hebben plus wanneer het publiek zich koest houdt met gehoest, kan dat prachtige resultaten opleveren. In hoeverre die beter of slechter zijn dan wanneer de bewuste programma’s in een studio zouden worden afgewikkeld, blijft een speculatieve kwestie. Het belangrijkste is dat blijkbaar alleen zo meer Argerich moois op ons af komt. Want laat daar geen twijfel over bestaan: haar musische kwaliteiten zijn onveranderd groot.

 

Waarschijnlijk is de idee voor dit soort groepsoptredens al medio jaren zeventig ontstaan toen de pianiste door violist Salvatore Accardo werd uitgenodigd om mee te doen aan een kamermuziekweek op het Conservatorium in Napels onder de titel Musica insieme. Het groepje intieme musici repeteerde ad hoc overdag en gaf ’s avonds impromptu concerten. Argerich participeerde in de pianokwintetten van Schumann en Dvorak. Een verdere inspiratiebron moeten Gidon Kremers Lockenhaus festivals begin jaren tachtig zijn geweest, waar ze ook deelnam en weer andere vrienden maakte. Met die vrienden trad ze op tijdens festivals, onder andere in Salzburg.

 

Gaandeweg werd op basis van de goede ervaringen met pianist Alexandre Rabinowitz, de violisten Dora Schwarzberg en Lucy Hall plus cellist Mischa Maisky een Schumannprogramma bedacht dat – off all places – voor het eerst in september 1994 in Nijmegen en kort daarop in Tilburg ten gehore werd gebracht. Intussen hadden zich ook altiste Nobuko Imai, celliste Natalia Gutman en hoorniste Marie-Luise Neunecker bij het gezelschap gevoegd.

 

Het bewuste programma is ‘na een dag pittige repetities’ en ‘met het enthousiasme en de intieme inspiratie van een house party’ integraal door EMI geregistreerd. Argerich en Rabinowitz hadden hun taak aan de vleugel verdeeld en zij is gelukkig in het pianokwintet de inspirerende factor; Rabinowitz weet minder te stuwen in het kwartet. Maar de pianiste is natuurlijk de drijvende kracht in de kleinere stukken waaraan ze deelneemt. Een aangename verrassing is bijvoorbeeld het vrij onbekende Andante en variaties op. 46. Erg fraai ook de Fantasiestücke, nu eens niet met een klarinet maar met Gutmans cello; ook de Märchenbilder met Imai zijn werkelijk sprookjesachtig. Gelukkig klinken de opnamen heel aangenaam en geloofwaardig; het stoort ook niet erg dat het applaus is vastgelegd.

 

In 1998 is Argerich in Saratoga Springs in de staat New York waar ze met hoboïst Richard Woodhams, klarinettist Michael Collins, violiste Chantal Juillet, altiste Isabelle van Keulen, contrabassist Harold Robinson en (net als ooit Stephen Kovacevich) long standing collega Nelson Freire een bijzonder rariteitenprogramma uitvoerde. Het bestaat uit Prokofievs merkwaardig bezette kwintet in g voor hobo, klarinet, viool, altviool en contrabas op. 39 uit 1924 dat in zijn oorspronkelijke vorm bedoeld was als balletmuziek voor het circusballet Trapeze en uit Liszts Concerto pathétique, hier in de vorm voor 2 piano’s van wat later bekend zou worden als Grosses Konzertsolo en als zodanig een voorloper was van de bekende pianosonate in b. Daarbij vormt Bartóks Contrasten een aardige toegift. De vraag stellen is haar beantwoorden: hoe de vertolkingen zijn? Stuk voor stuk geweldig mooi!

 

Tot (voorlopig?) slot kunnen in de zomer van 2004 de vruchten worden geplukt van het inmiddels blijkbaar geïnstutioneerde Argerich kamermuziek festival in Lugano. Opnieuw is een groepje, nu uit vooral jonge, veelbelovende musici als de viool- en cello spelende broers Capuçon, cellist Jorge Bosso, altiste Lida Chen, pianisten Alexander Gurning, Gabriela Montero en Polina Leschenko maar ook uit vertrouwde oudere reputaties als Dora Schwarzberg en het ooit een wonderkinderenpaar vormende Karin Lechner en Sergio Tiempo bijeen om een wonderen verwekkende verscheidenheid van repertoire af te wikkelen. Daaronder als pièce de résistance Lutoslawski’s Paganinivariaties die Argerich al in 1982 met Nelson Freire opnam (Philips 446.557-2, 461.585-2 of 464.043-2). De aantrekkelijke hoofdschotel wordt echter gevormd door substantiële werken als Haydns Zigeunertrio, Griegs cellosonate, Arensky’s eerste pianotrio en het pianokwintet van Franck.

 

Op een 3e, bonus cd met als titel Late night Lugano is een luchtiger toegiftenprogramma te vinden, onder meer bestaande uit tango’s van Piazolla. De uitsmijter wordt gevormd door muziekjes uit de zigeuner-, Hongaarse- en Roemeense traditie door het ensemble van Géza Hosszu-Legocky en de vijf duivels, bestaande uit 2 violen, klarinet, cimbalom en contrabas. Ook hier over het geheel – het hoedt geen gedetailleerd nader betoog – vertolkingen vol engagement, speelvreugde en temperament.

 

Hopelijk is dat Lugano festival een lang leven beschoren en worden daar veel opnamen gemaakt. Het zou prachtig passen in een persoonsgebonden kamermuziekfestival dat ooit met Pablo Casals in Prades en Perpignan begon en dat sinds december 2003 in Utrecht een voortzetting lijkt te krijgen in de vorm van het meteen fraai geslaagde Janine Jansen festival dat eind december 2004 weer op het programma staat.

 

Als aanvulling terzijde kan nog worden vermeld dat Argerich zich heel collegiaal daadwerkelijk om aanstormend talent bekommert, niet alleen door samen met dat nieuwe talent op te treden, maar ook door ze meer bekendheid te geven via door EMI uitgebrachte debuut cd’s. Zo ontstond al een hele reeks met inbreng van Jevgeny Brackhman (EMI 567.935-2), Alexander Mogilevsky (EMI 567.934-2), Mauricio Vallina (EMI 567.936-2), Dong-Hyek Lim (EMI 567.933-2) en Alexander Gurning (EMI 562.665-2). In hoeverre dat tot internationale bekendheid en roem leidt, is moeilijk te peilen. De pianowereld is ook al overbezet met ware groten; succesvoller is de doorbraak van de strijkersbroers Capuçon voor wie Argerich zich ook enorm inzette.

 


Discografie
 
Live from the Concertgebouw 1978/9. Bach: Partita nr. 2; Chopin: Nocturne nr. 13; Scherzo nr. 3; Bartók: Pianosonate nr. 2; Ginastera: Danzas argentinas; Prokofiev: Pianosonate nr. 7; Scarlatti: Sonate in d K. 141; Bach: Bourrée uit Engelse suite no. 2. EMI 556.975-2.

Live from the Concertgebouw 1978/9. Schumann: Fantasiestücke; Ravel: Sonatine; Gaspard de la nuit. EMI 557.101-2.

Live from De Vereniging, Nijmegen 1994. Schumann: Pianokwintet; Andante en variaties; Pianokwartet in Es; Fantasiestücke; Adagio en Allegro; Märchenbilder; Vioolsonate no. 2. Martha Argerich, Alexandre Rabinovitch, Dora Schwarzberg, Lucy Hall, Nobuko Imai, Natalia Gutman, Mischa Maisky, Marie-Luise Neunecker. EMI 555.484-2 (2 cd’s).Live from the Little theatre Saratoga, 1998. Bartók: Contrasten; Liszt: Concerto pathétique; Prokofiev: Kwintet. Martha Argerich, Richard Woodhams, Michael Collins, Chantal Juillet, Isabelle van Keulen en Harold Robinson. EMI 556.816-2.
Live from the Lugano Festival 2003. Haydn: Pianotrio nr. 25; Rachmaninov: 6 Duetten; Grieg: Cellosonate; Arensky: Pianotrio nr. 1; Lutoslawski: Paganinivariaties; Franck: Pianokwintet; Piazzolla: 4 Tango’s; Montero: Improvisatie over een thema uit Beethovens eerste pianoconcert; Rodriguez/Bosso: La Cumparsita. Martha Argerich, Jorge Andres Bosso, Gautier en Renaud Capuçon, The cello concept; Lida Chen, Alexander Gurning, Géza Hosszu-Legocky and the five devils, Karin Lechner, Polina Leschenko, Gabriela Montero, Dora Schwarzberg, Sergio Tiempo, Giorgia Tomassi en Lilya Zilberstein. EMI 562.970-2 (3 cd’s).