Fonografie Muziek

ARMIDA

ARMIDA EN RINALDO

 

Achtergronden
Torquato Tasso (1544-1595) leverde in 1575 met zijn meesterwerk Gerusalemme liberata het laatste grote epos uit de Italiaanse renaissance en tegelijkertijd een voorbode van de toekomstige romantiek. Hoewel het onderwerp waarvoor hij teruggreep op zijn jeugdwerk Rinaldo (1562), namelijk de eerste kruistocht onder Godfried van Bouillon (1096-1099) godsdienstig-historisch is en zijn bronnen in de klassieke oudheid (Homeros, Vergilius), de Middeleeuwen (Chanson d’Antioche, Chevalier au cygne) en de Renaissance (Ariosto) liggen, overheersen de fantasie van de dichter en een bijzonder menselijk gevoel die het gedicht zo’n universeel karakter geven. Het heldendicht is ook opvallend en belangrijk door de talloze, bijzondere levendige aan de liefde gewijde episodes. Van 1587 tot 1592 werkte Tasso aan een gehele herziening van Gerusalemme liberata omdat hij voor de oorspronkelijke versie geen kerkelijke toestemming had gekregen. De uitkomt, Gerusalemme conquista uit 1593 is echter beduidend minder van kwaliteit.

 

De aan Armida gewijde episode vormt slechts een van de talloze nevenhandelingen uit het versepos.

 


Het verhaal
Van haat vervuld achtervolgt Armida, tovenares, nicht en erfgename van koning Hidraot van Damascus (ook tovenaar) de oorlogshandelingen van de christelijke ridder Rinaldo uit Van Bouillons leger. Met behulp van toverkracht lukt het haar om Rinaldo in een bloementuin te lokken waar hij verdooft door de geur inslaapt. Maar wanneer ze hem met een dolk de doodsteek wil toebrengen wordt ze van haar wraak weerhouden door een plotseling opkomende liefde; Rinaldo toont zich ongevoelig voor haar avances. Vergeefs probeert Armida door het aanroepen van de haatfurie uit het dilemma tussen hartstocht en trots te raken; ze vervalt slechts onontkoombaar in de verwarring van haar gevoelens. Gedurende korte tijd weet ze Rinaldo door de toverkracht der liefde aan zich te binden. Maar nadat Rinaldo’s wapenbroeders Rinaldo hebben opgespoord en hem aan zijn eer en zijn plicht hebben herinnerd, volgt hij zijn roeping. In een grote soloscène vernietigt Armida met hulp van demonen haar toverslot en raast ze er omringd door furiën in een wolkenwagen vandoor.

 

In de verte vertoont het relaas overeenkomst met Purcells Dido and Aeneas uit 1689: een nobele krijger verliest zijn manschappen tengevolge van de liefde totdat de plicht roept en hij er de geneugten des vlezes aan geeft.

 

Het is heel logisch dat de eerste aandacht van componisten naar deze verlokkende stof uitging van Italianen. Eredi zal eind zeventiende eeuw een der eersten zijn geweest die er een koorwerk op baseerden. In zijn prille Italiaanse tijd wijdde Händel in 1707 een zesdelige cantate aan Armida, bestaande uit drie recitatieven, twee aria’s en een Siciliana tot slot aan het epos. Het wordt hier allen vanuit het standpunt van de hoofdpersoon bezongen.

 

Maar evenzeer logisch waren het vooral operacomponisten die zich met graagte op het materiaal stortten. Dat waren achtereenvolgens Lully (1686), Jomelli (1770), Salieri (1771), Gluck (1777), Haydn (1783), Sarti (1786), Rossini (1817) en Dvorak (1904).

 

Lully als Frans vernieuwer van de opera, werd geïnspireerd door het libretto van Philippe Quinault, waarvan ook Gluck later gebruik maakte. Dat het hem lukte om de materie zo’n dramatische wending te geven, is vooral te danken aan zijn flexibele behandeling van de melodielijnen waarmee hij een grote dramatische kracht opwekt. Zijn recitatieven blijven in de buurt van de normale spreekritmen en zelfs de bewerkelijkste aria’s houden de handeling niet op zoals dat in de Italiaanse opera maar al te zeer het geval is.

 

Gluck beschouwde zijn Armide als “mogelijk het beste van al mijn werken’. Toch heeft deze vijfde van zijn zeven ‘reform opera’s’ nooit de populariteit bereikt van zijn Alceste, Orfeo, beide Iphigénies en zelfs Paride ed Elena. Misschien was de emotionele lading van het libretto te gering voor hem en komen de figuren op het tweede plan te weinig uit de verf, Het bijzondere karakter van het werk bestaat echter uit het sensuele karakter van de muziek enerzijds en op de grote dramatische scènes anderzijds. Met name die van Armida aan het eind van de tweede akte en uiteraard in haar furieuze slotaria.

 

Armida was de laatste opera die Haydn voor de opera in Esterháza componeerde. Een werk dat groot succes had met 54 opvoeringen tussen 1784 en 1788 en een van zijn eerste ondernemingen op het gebied van de opera seria in een dramma eroico. Nadat Antal Dorati op Decca (nu Philips 432.438-2, 2 cd’s) ons destijds in 1978 vertrouwd maakte met dit werk en er het belang van aantoonde, is de status ervan alleen maar nader bevestigd.

 

Ook Rossini’s Armida is een van de mooiste muzikale vertoningen van Tasso’s geschiedenis van de verleidster met haar bovennatuurlijke krachten. Eigenlijk alleen Lully, Händel, Gluck en de kenmerkend grootse Brahms hebben met hem een plaatsje op de eregalerij. Zijn werk is kenmerkend voor zijn Napolitaanse tijd met vooral virtuoze partijen voor de tenor en een fraaie show als finale. Specifiek gedacht voor de beroemde sopraan Isabella Colbran.

 

De overige opera’s van Jomelli, Salieri en Dvorak leiden een bestaan in de schaduw, maar zijn voor de ware belangstellende toch wel de moeite van het nader een keer kennisnemen waard.

 

De muzikale komedie van Cimarosa uit het eind van de achttiende eeuw wordt hier alleen op grond van zijn titel vermeld, niet vanwege de geheel afwijkende inhoud.

 

Volledigheidshalve zijn hieronder ook nog de aan Rinaldo gewijde werken opgenomen: de opera van Händel uit 1711 en de cantate met bijna operakarakter van Brahms uit 1868.

 


Discografie

 

Armida
Domenico Cimarosa (1749-1801): Armida immaginaria. Muzikale komedie in 3 aktes, libretto Palomba. (17….)

Giovanna Donadoni, Simon Edwards, Giovanni Chiarolla, Domenico Colaianni e.a. met het Ensemble van het Teatro Massimo Bellini Catania o.l.v. Eric Hull. Dynacord 500.205 (3 cd’s).


Antonin Dvorak (1841-1904): Armida op. 115, opera in 4 aktes, libretto Vrchlicky naar Tasso (1904).

Joanna Borowska, Pavel Daniluk, George Fortune, Vratislav Kriz, Wieslaw Ochmann e.a. met het Praags kamerkoor en het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Gerd Albrecht. Orfeo C 404962H (2 cd’s). 1995


Francesco Eredi (   -1629): L’Armida dei Tasso, koorwerk.

Gedeelten: Elyma ensemble o.l.v. Gabriel Garrido.  K 617 K 617095-2. 1997  
Christoph Willibald von Gluck (1714-1787): Armide, opera in 5 aktes, libretto Quinault naar Tasso (1777)
Mireille Delunsch, Charles Workman, Laurent Naouri, Ewa Poddles,  Françoise Masset, Nicole Heaston, Yann Beuron, Vincent le Texier e.a. met Les musiciens du Louvre met koor o.l.v. Marc Minkowski. Archiv 459.616-2 (2 cd’s). 1996


Georg Friedrich Händel (1685-1759): Armida abbadonata, cantate HWV 105, tekst naar Tasso (1707).

Véronique Gens met Les basses réunis. Virgin 545.283-2. 1996

 Joseph Haydn (1732-1809): Armida, opera in 3 aktes H. XXVIII/12, libretto Haydn. (1783)
Cecilia Bartoli, Christoph Prégardien, Patricia Petibon, Oliver Widmer, Scot Weir, Markus Schäfer met Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 8573-81108-2 (2 cd’s). 2000


Nicolò Jomelli (1714-1774): Armida abbandonata, opera in 3 aktes, libretto  Saverio de Rogati naar Tasso (1770).

‘Caro mio ben, mia vita’: Aris Christoffelis met Seicentonovevento ensemble o.l.v. Flavio Colusso. EMI 556.134-2 1995


Jean-Baptiste Lully (1632-1687): Armide, opera in 5 aktes met proloog, libretto Quinault naar Tasso (1686)

Mireille Delunsch, Françoise Masset, Nicole Heaston, Laurent Naouri, Vincent le Texier, Charles Workman, Yann Beuron, Ewa Podles, Magdalena Kozena e.a. met Les musiciens du Louvre en koor o.l.v. Marc Minkowski. Archiv 459.616-2 (2 cd’s). 1996


Gioachino Rossini (1792-1868): Armida, dramma in 3 aktes. Libretto Schmidt naar Tasso (1817)

Cecilia Gasdia, Chris Merritt, William Matteuzzi, Bruce Ford, Charles Workman, Ferruccio Furlanetto met het Ambrosian koor en I solisti Veneti o.l.v. Claudio Scimone. Arts Music 47327-2 (2 cd’s). 1990


Antonio Salieri (1750-1825): Armida, opera seria in 3 aktes. Libretto Coltellini naar Tasso. (1771).

Ouverture: Slowaaks omroeporkest o.l.v. Michael Dittrich. Naxos 8.554838. (1992)


Giuseppe Sarti (1729-1802): Armida e Rinaldo, opera in 2 aktes. Libretto Coltellini naar Tasso (1786).

‘Lungi del caro bene’: Renata Tebaldi en Giorgio Favaretto. Decca  452.472-2 (2 cd’s). 1956 


Rinaldo
Johannes Brahms (1833-1897): Rinaldo op. 50. Cantate. (1863/8).

Steve Davislim met het Ernst Senff koor en het Dresdens filharmonisch orkest en –koor o.l.v. Michel Plasson. EMI 556.983-2. 1999


Georg Friedrich Händel (1685-1759): Rinaldo, opera in 3 aktes. Libretto Rossi naar Tasso. (1711).

David Daniels, Cecilia Bartoli, Bernarda Fink, Gerald Finley, Luba Orgonasova met de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Decca 467.087-2 (3 cd’s). 1999