ARIOSTO EN DE GEVOLGEN
Het dichterlijke epos Orlando furioso (niemand minder dan onze Razende Roeland) uit 1516 van Ludovico Ariosto (1474-1533), een hoogtepunt uit de Renaissance literatuur, heeft eeuwenlang als inspiratiebron voor operacomponisten gediend.
Dat begon in de vroege baroktijd bij Francesca Caccini (1587-1640), de dochter van de beroemder componist Giulio Caccini. Ze was werkzaam aan het hof van De Medici in Florence en wordt voor generaties lang beschouwd als de belangrijkste vrouwelijke componist na Hildegard von Bingen. In 1625 schreef ze La liberazione di Ruggiero dall’isola d’Alcina. Jammer genoeg bestaan van dit vroege werk geen opnamen; alleen een paar chansons van haar, uitgevoerd door het Ensemble Laus Concentus zijn op Discantia 37 verschenen.
De volgende was Luigi Rossi (1598-1653) met zijn Il palazzo incantato uit 1642. Net als Monteverdi schreef hij ook een Orfeo in 1647. Maar ook van hem is slechts weinig op cd vastgelegd.
Dat wordt ineens anders bij Antonio Vivaldi (1678-1741) die echter tijdenlang alleen met zijn vele orkestrale en vocale werken en pas veel later met zijn opera’s in de aandacht kwam. Hij schreef zelfs drie opera’s op Ariosti’s gegeven: Orlando furioso (1713), Orlando finto pazzo (1714) en Orlando (1727).
In kwalitatief opzicht werd hij daarna ruimschoots overtroffen door Georg Friedrich Händel (1685-1759) die waarschijnlijk het basisgegeven meenam naar Engeland en het daar gebruikte voor eveneens drie opera’s: eerst Orlando uit 1733 en vervolgens Ariodante en Alcina, beide uit 1735.
In Frankrijk raakte eerst Jean-Baptiste Lully (1632-1687) door het materiaal aangetrokken met als resultaat zijn ‘tagédie en musique’ in vijf aktes Roland uit 1685 en vervolgens Jean-Philippe Rameau (1683-1764) die welbewust een alternatieve weg insloeg voor zijn ‘comédie ballet’ Les Paladins uit 1760. Daarin concentreerde hij zich op Canto 18 uit Ariosto’s gedicht dat hij via de Contes van La Fontaine had leren kennen en in een libretto van De Monticourt liet uitwerken.
Terug naar Italië, waar Nicolò Piccini (1728-1800) op zijn beurt het thema oppakte in zijn drieakter Rolland uit 1778.
Lang leidden de opera’s van Joseph Haydn (1732-1809) op misschien Il mondo della luna na een schaduwbestaan. Dankzij Philips en Antal Dorati kwam daar in de jaren zeventig vorige eeuw verandering toen successievelijk acht van die werken werden geregistreerd. Daaronder Orlando paladino uit 1782. Ook Nikolaus Harnoncourt bekommerde zich om deze opera.
Als compositorische laatbloeiers wat Aristo betreft, ontpopten zich Nicholas Étienne Méhul (1763-1817) die in 1799 Ariodant bijdroeg en zijdelings ook Ambroise Thomas (1811-1896) met zijn komische eenakter Angélique et Médior uit 1843.
Discografie
De oogst is gering, maar wat afgezien van wat losse fragmenten in complete vorm voorhanden is, blijkt zeker de moeitewaard te zijn. Een initiatief om alle op Orlando gebaseerde opera’s in één groot project te integreren, zal wel altijd een illusie blijven. Een paar opera’s van Händel zijn in de rubriek cd recensies besproken.
Vivaldi: Orlando furioso. Spinosi. Opus 111 OP 30393 (3 cd’s).
Vivaldi: Orlando finto pazzo. De Marchi. Opus 111 OP 30392 (3 cd’s).
Rameau: Les paladins. Christie. Opus Arte OAD 938D (2 dvd’s).
Händel: Orlando. Christie. Erato 2564-69653-2 (6 cd’s, met Alcina), 0630-14636-2.
Händel: Orlando. Hogwood. Oiseau Lyre 430.845-2 (3 cd’s).
Händel: Ariodante. Minkowski. Archiv 457.271-2 (3 cd’s).
Händel: Alcina. Christie. Erato 8573-80233-2 (3 cd’s), 2564-69653-2 (6 cd's met Orlando).
Händel: Alcina. Bonynge. Decca 433.723-2 (3 cd’s).
N. Piccini: Rolland. Golub. Dynamic Music CDS 367/1-3.
Haydn: Orlando paladino. Harnoncourt. Duitse Harmonia Mundi 82876-73370-2 (2 cd’s).
Haydn: Orlando paladino. Dorati. Decca 478.1776 (20 cd’s), Philips 432.434-2 (3 cd’s).