Adams: The gospel according to the other Mary.
Dat Maria Magdalena niet de hoer was die paus Gregorius in de zesde eeuw van haar maakte, maar een gelijkwaardige partner van Jezus en mogelijk diens vrouw is door een groot aantal schrijvers getracht aan te tonen. Algemeen bekend werd ze via Dan Brown’s Da Vinci Code, maar we vinden haar en haar bijzondere rol ook terug bij Primo Levi, Helena Blavatsky, Jacob Slavenburg, Gabriela Gaastra-Levin, June Jordan en anderen. Verder zou ze tijdens het Laatste Avondmaal naast Jezus kunnen zijn vereeuwigd op het beroemde schilderij van Leonardo da Vinci.
Het onderwerp was voor John Adams en zijn librettist Peter Sellars intrigerend genoeg om er na het opera-oratorium El Niño over de geboorte van Christus dat in december 2000 in Parijs in première ging nu een vergelijkbaar werk over zijn dood te componeren.
Net als dat eerdere stuk is dit passie-oratorium, dat in 2013 voor het eerst onder Gustavo Dudamel in het Barbican Centre – de opdrachtgever – in Los Angeles werd uitgevoerd en daarna in Londen en Luzern een lappendeken van teksten die aan het Oude en Nieuwe testament zijn ontleend, maar ook aan Hildegard von Bingen en een stel van de genoemde eigentijdse auteurs. Dat verleent iets tijdeloos aan de compositie die daardoor dus juist van alle tijden is.
Verder is het ongeveer 135 minuten durende werk multi interpretabel als opera of als concertwerk voor vocale solisten, koor, dansers en orkest. Het verhaal wordt verteld door drie countertenors die soms samen als trio optreden. Maria is een mezzosopraan, Martha een alt en Lazarus een tenor. De koorinbreng herinnert aan de turbae uit Bachs Passiemuzieken.
Het werk begint al wat ontregelend met Maria Magdalena die zich met een andere vrouw in een gevangenis bevindt om af te kicken van heroïne. Verderop in de geschiedenis verkeert ze steeds in Jezus’ buurt en vraagt ze bijvoorbeeld diens hulp voor haar zwaar zieke broer Lazarus. Overeenkomstig de bijbel is ze ook aanwezig bij zijn kruisiging en zijn begrafenis. Wanneer ze wat later in de buurt van een leeg graf verkeert en een man ziet weglopen, voelt, nee weet ze dat Jezus is opgestaan.
De tekst behandelt het verloop vanuit het standpunt van Maria Magdalena, haar zuster Martha en haar broer Lazarus, maar dan met referenties aan het heden. Natuurlijk valt onmiddellijk op dat net als in El Niño het verhaal door een vrouw wordt verteld. Eveneens net als in dat werk komt Mexico hier voor, maar nu in de persoon van de mensenrechten activisten César Chávez en Dolores Huerta die ook op kwalijke wijze met de politie te maken krijgen. Maria Magdalena is daar als deelneemster bij, Jezus, zo vaak omgeven door zwervers en vluchtelingen, probeert te onderhandelen.
Maar de verhaallijn vormt hier maar één aspect: vooral Sellars en misschien in wat mindere mate Adams hebben zich tevens verdiept in het geestelijk en maatschappelijk leven van Maria Magdalena, een ongelukkige vrouw die in haar jeugd mogelijk is misbruikt. Allerlei gevoelens kwellen haar: angst, zelfhaat, onderdrukking. Het mooie is dat Jezus haar aan het slot van de compositie bevrijdt uit haar geestelijke isolement en meteen leert lief te hebben. En dat terwijl Jezus – in tegenstelling tot bij Bach – in het werk helemaal niet voorkomt.
Het sterkste punt van deze compositie wordt gevormd door de nu eens lyrische, dan weer felle muziek van Adams die voor ’s componisten doen erg expressief is en een niet onbelangrijk deel delegeert aan cymbalom en elektrische basgitaar plus het nodige slagwerk. Daarmee is hij het minimalisme voorbij.