Fonografie Techniek

DVD-V ALS TOEKOMST

HEEFT DVD-V DE TOEKOMST?

 

Aan het begin van het vorige cursusjaar kregen de aankomende studenten van de opleiding Muziekregistratie onder meer te horen, dat voor hen alleen in de discipline ‘geluid bij beeld’ nog een toekomst was. Zeker voor de richting zaalregistratie (in tegenstelling tot louter studiowerk en de meer popgerichte branche) zou het er somber uitzien. Helemaal trouwens ook wat het gangbare concertleven betreft.

Veel minder orkesten die vooral cross-over programma’s moesten gaan spelen, niet meer de heersende, onaanlokkelijk deftige opzet, maar alles spontaner en losser zou mogelijk redding betekenen. Geen gewone pr, maandkranten, folders en advertenties meer, maar om het jongere volk naar concerten te leiden louter nog sms-jes. Voor het Residentie orkest bijvoorbeeld: “Vanavond om 20:00 Schubert en Gershwin bij paal 23 op het Scheveningse strand bij goed weer” waarop van bijvoorbeeld de cellisten werd gevraagd hun blinkende pin in het zilte zand te steken en de openlucht akoestiek met hoog stoor-  en in dit verband letterlijk (zee)ruisniveau maar voor lief moest worden genomen.

Een schrikbeeld, een al te zwart toekomstscenario? De regering, de raden en commissies voor cultuur werken wel nadrukkelijk in die richting. Ook het verhaal over de uit te dunnen conservatoria en (klassieke) muziekopleidingen in het nummer van V.N. van 25 november versterkt dat dramatische beeld. Soms ben ik blij die kaalslag niet meer mee te maken.

Maar die verwachting dat dvd-v of welke andere toekomstige vorm van gecombineerde hoogwaardige beeld- en geluid opslag op veelbelovende manier uitkomst zou kunnen bieden, is waarschijnlijk zo gek nog niet en ik geef die meer kans op succes dan de inmiddels terecht en op goede gronden aardig leeggelopen ballon van ‘surround’ voor klassiek repertoire.

Naarmate er meer vroeger verfilmde opera’s en balletten, later aangevuld met specifieke TV registraties op film en beeldband ter beschikking komen, stapels documentairemateriaal rijp worden gemaakt, er meer en betere afspeelfaciliteiten thuis komen, de houdbaarheid beter is gegarandeerd en de toegankelijkheid cd eigenschappen heeft gekregen, wordt het medium dvd-v aantrekkelijker. Momenteel is er ook een aanzienlijk aanbod, dus ruime keus en kunnen we – net als altijd al bij cd’s – opnamen onderling vergelijken, wat natuurlijk vooral op operagebied met zijn vele wisselende elementen (denk behalve aan de zangers ook aan de regieconcepten) heel boeiend is.

Misschien is het wachten inderdaad op een nieuwe categorie verbeeldingsvolle technici, producers, regisseurs en musici die tot een heel eigen dvd-v concept komen en die niet proberen het beste te maken van gangbare, veelal bestaande opnamen. Tenzij daar een acceptabele ‘live’ vorm voor wordt gevonden, zullen dergelijke producties wel een stuk kostbaarder worden. Nu ‘recyclet’ men vooral bestaand moois en brengt men 1:1 hooguit met wat extra achtergrondinfo of een ‘trailer’ met reclameboodschappen uit.

Intussen hebben we geleerd de discrepanties tussen het betrekkelijk kleine, tweedimensionale beeld en het kamerbrede stereogeluid (of inderdaad het opgeblazen surround) voor lief te nemen. De verleiding om zelf te sleutelen aan de klank, de balans is niet zo groot (al valt het blijkbaar nog steeds niet genormeerde, dus wisselende niveau van de geluidskant wel op), maar menigeen zou waarschijnlijk wel dolgraag beeldregisseur willen spelen om eigen keuzes en instellingen te kunnen maken. 

Tussenbalans: nu al is er een groot aantal waardevolle documentaires en voor opera- en balletliefhebbers lijkt dvd-v echte de toekomst te hebben. Maar er komen ook steeds meer waardevolle concertregistraties, waarbij het niet langer de gelikte vertolkingen van Karajan zijn die de aandacht trekken, maar die van bijzondere, soms vernieuwende, of anders charismatische dirigenten komen: Celibidache, Harnoncourt, Abbado en zojuist ook weer Carlos Kleiber.                                                                                              J. de K.