HAMBURGSE ELPHI: EEN AKOESTISCH WONDER?
Voorbij lijkt de tijd dat het langwerpige model doos dat model stond voor de best klinkende concertzalen in de wereld – Concertgebouw Amsterdam, Symphony Hall Boston, Musikverein Wenen – symbool waren voor de best klinkende zalen als het om symfonische muziek ging.
Gepasseerd is ook de tijd van acoustisci als Leo Leroy Beranek met zijn boek Music, acoustics and architecture uit 1962 en de Nederlander Peutz met zijn metingen en adviezen.
Geleidelijk kregen ewe steeds meer ‘rondom’ zalen. Sydney, Berlijn, Vredenburg in Utrecht gaven waren daar al voorbodes van, de Disney Hall in Los Angeles, de Philharmonie in Parijs, het Koncerthuset in Kopenhagen volgden.
En steeds was het de Japanse acousticus Yasuhisa Toyata die de verantwoordelijkheid op zich nam voor het perfectioneren van de acostiek, zowel op het podium als op elke luisterplaats in de zaal. Ook de in het midden van de Elbe gelegen Hamburgse Elbphilharmonie die al gauw de koosnaam Elphi kreeg.
De bouw van de zaal annex hotel en appartementen kostte 866 miljoen euro, zowat het tienvoudige van de oorspronkelijke begroting, waarvan alleen al vijftien miljoen voor de acoustisch bedoelde uitgefreesde gipsplaten met allerlei concave en convexe figuurtjes waarmee de klankspreiding geoptimaliseerd zou moeten zijn.
De vijfentwintig meter hoge zaal oogt als een stel van negen terrasvormige rijstvelden, of beter nog wijngaarden in blauwgrijze tinten met daarboven een soort ronde ufo als klankkaatser. Op de verste plaatsen zit men maximaal dertig meter van het podium. Er is ook een orgel dat met zijn pijpen mooi de zaal in steekt, maar nog niet op tv en radio werd gehoord.
Omdat Toyota waarschijnlijk zelfs net per simulatie heeft kunnen beoordelen hoe een volle zaal met zo’n 2150 concertgangers klinkt, zal zoals meestal in de beginpraktijk nog wel wat aan de akoestische gedragingen moeten worden geschaafd.
Maar het begin was veelbelovend, al is het wachten op optredens van de beste orkesten, solisten en zangers.