Fonografie Techniek

IS METEN WETEN

IS METEN WETEN?

 Wat me in vooral Nederlandse audio en HiFi bladen al jaren opvalt en stoort, is dat de term ‘Testrapport’ chronisch wordt misbruikt voor bijdragen die uit niet veel meer dan opgeklopte emoties en vage beschrijvingen bestaan, soms zelfs uit niet meer dan verfraaide fabriekspubliciteit. Schuimkloppers noemde men vroeger een type ambtenaren die van één mager velletje A4 formaat tekst een ronkend persbericht dat minstens zes van die velletjes besloeg, moesten maken.Algemene blabla, veel uiterlijks, weinig maatgevends, vrijwel nooit zinvolle vergelijkingen en liefst helemaal geen kritiek want je zou de fabrikant of importeur eens voor het hoofd kunnen stoten. Dat is helaas schering en inslag. Vandaar dat ik ook niets heb aan die zogenaamde testrapporten. Toegegeven: de financiële situatie van de meeste bladen is in het kleine Nederlandse taalgebied niet rooskleurig, de exploitatie van een eigen testlab met competent personeel behoort dus nauwelijks of niet tot de mogelijkheden, over de hele linie is het technisch kwaliteitsniveau van de apparatuur sterk verbeterd en zijn de onderlinge verschillen (tussen met name Engelse, Duitse en Franse luidsprekers) geringer geworden. Verder raakten vroeger juist zulke interessante productgroepen als pick-up elementen en –armen, draaitafels en cassettedecks in onbruik en bleef van de in menig opzicht interessantste en kwetsbaarste categorie transducenten van mechanische energie in elektrische energie omzetten en vice versa (microfoons die zelden aan bod komen, pick-up elementen en hoofdtelefoons plus luidsprekers) alleen laatstgenoemde groep over. Maar dan nog.Wat waren voor mij de belangrijkste drijfveren om zowel te meten als te luisteren? Misschien wel in de eerste plaats nieuwsgierigheid om te ervaren of wat ik hoorde correleerde met wat werd gemeten en of hoorbare deugden en feilen waren af te leiden uit meetresultaten. In de tweede plaats om de lezer/gebruiker zo grondig en exact mogelijk te kunnen informeren en in de derde om ingedekt te zijn tegen bezwaren en kritiek van fabrikanten en importeurs die zich unfair behandeld voelden bij een wat negatieve uitslag en die als het verhaal niet helemaal positief voor hen uitviel dreigden met sancties (van annulering van het advertentiecontract via afkooppoging van de plaatsing van het bewuste artikel en een kort geding tot lijfelijke bedreiging, zoals door Fa. Bose).Ook bij Disk konden we ons destijds geen eigen, goed uitgerust lab veroorloven. Wat dan aan mogelijkheden rest, is taken uitbesteden (bijvoorbeeld aan TNO Soesterberg of de TH Delft wat wel gebeurde), maar beter nog bleek het om samenwerking te zoeken met tijdschriftredacties die gelijksoortige, goed onderbouwde tests nastreefden. In het geval van Disk werd dat het Duitse Fono Forum waarvan ik via internationale contacten verschillende redacteuren zoals Ingo Harden en Stratos Tsobanoglou kende. Dat betekende maandelijkse bezoeken in Hamburg, later in Bielefeld waar een eigen, goed toegerust lab was en voor luidsprekermetingen werd uitgeweken naar een elektronica HTS in Paderborn waar men over een forse dode kamer beschikte; voor de – bij voorkeur vergelijkende – luisterproeven werd een ‘normhuiskamer’ gebruikt met een heel testprotocol en een gevarieerd (klassiek) muziekprogramma op de band.Veel was routine en leverde weinig spectaculaire resultaten op, maar toch: interessant was het altijd. De meeste details ben ik uiteraard vergeten – er ging ook zoveel door de handen. Maar een paar algemene constateringen die met metingen bevestigden of verklaarden wat ik hoorde, zijn me wel bijgebleven.Bijvoorbeeld de verklaring waarom elektrodynamische pick-up elementen een ruimtelijker, rustiger klankbeeld geven dan magnetodynamische: een kwestie van fasegedrag en vermijding van het beruchte resonantiepiekje in de 7kHz regionen.Dan het belang van een optimale, zo resonantievrij mogelijke materiaalkeuze voor pick-up armen en het zorgen voor enigerlei antiresonantie bijvoorbeeld door een zwevend opgehangen contragewicht bij het afspelen van kromme elpees.Bij versterkers het grote belang van een overgedimensioneerde netvoeding: een kwestie van een zware trafo en forse elco’s om zeker in het lage frequentiebereik voldoende energie aan de luidsprekers te kunnen leveren.Cassettedecks met een goede fijnafstemming op de gebruikte bandsoort en dus met een inmeet/inregelautomaat wisten zelfs opnamen op goedkope bandjes hoge kwaliteit te verschaffen. Ook metingen aan cassettebandjes zelf was een onthullende, vruchtbare bezigheid.In de tijd dat fanatieke radio ontvangstamateurs nog over mooie eigen antennes beschikten, bleek één van de belangrijkste criteria om ook verder gelegen zenders goed te kunnen binnenloodsen een zo hoog mogelijk opgevoerde gevoeligheid en selectiviteit. Duitse en Japanse FM tuners voldeden vrijwel altijd aan die criteria, Engelse met een heel andere zendersituatie nauwelijks. Gevolg: een jarenlange ruzie met Quad.Luidsprekertests vormen een apart, veel langer verhaal waar ik me nu even niet aan waag. Wie toevallig nog oude jaargangen van Disk op zolder heeft liggen, kan daar in de jaargangen 1974 (nr. 89) en 1977 (nr. 124) meer over terugvinden. Niet alleen gehoormatig, maar ook meettechnisch aantonen dat quadrafonie een fictie, onrealistisch is en dus nep was een puur genoegen.Daarnaast was het ook aardig en nuttig om hypes en paniekverhalen te helpen ontkrachten. Bijvoorbeeld over verzeping van elpees bij gebruik van een bepaald poetswatertje, over magnetische vervorming bij versterkers, een Japanse zorg blijkbaar op weg naar de geheel houten of papieren versterker (inderdaad: op -120dB niveau was soms een rimpeltje op de scoop zichtbaar, maar de ware oorzaak daarvan bleef duister); ook de waarschuwing tegen Transient Intermodulation (TIM) vervorming bij versterkers bleek nogal overdreven. En later werden onder meer nog het gebruik van een groene viltstift op vooral plantaardige basis om de randen van cd’s homeopathisch tegen overstraling te beschermen en edelstenen op de netstopcontacten op advies van een Leidse goeroe aanbevolen ter wille van duidelijk hoorbare klankverbetering ontkracht. Later nooit meer wat van gehoord. Ik heb er ooit naar analogie van parapsychologie een stukje onder het opschrift Para-akoestiek aan gewijd.En nu? Veel is veranderd, veel is verbeterd, maar ik mis die grondige, goed onderbouwde tests waar ik echt wat aan had en verder ben ik dankbaar voor de interessante tijd waarin ik op dat gebied actief was. Mijn eigen, enig overgebleven Hitachi V 352 dubbelstraals oscillograaf, Meguro toongenerator en Brüel & Kjaer 2232 geluidsdrukmeter rusten ongebruikt in een garagekast. Was meten tenslotte ook weten? Alwetend werd ik er gelukkig niet van, maar ik kwam wel enorm veel verklarends, waardevols en nuttigs aan de weet. FotobijschriftMetingen aan een Tandberg 340A cassettedeck in Bielefeld (1977).