Fonografie Techniek

METAMORFOSE VAN OUDE OPNAMEN

METAMORFOSE VAN (SEMI)HISTORISCHE OPNAMEN 

De Japan Victor Corporation, gelieerd met de Amerikaanse RCA Victor bewerkt historische opnamen van klassieke muziek met de XR CD technologie om ze kwalitatief op te waarderen. Dat gebeurt door de correctie- en bewerkingsfase naar een tussenstadium van 24-bit oplossend vermogen te verhogen. Gezien de hoorbare resultaten een zinvolle procedure. Hoe ouder de opname, des te groter de kwaliteitswinst. Voer dus voor fervente audiofielen met belangstelling voor vroegere artisten en opnamen. 

Historisch perspectief

RCA was in de V.S. – waar de muziekindustrie vaak uit praktische overwegingen sterke banden had met de radio-omroep - naast Columbia (CBS, later door Sony overgenomen) hèt grote platenlabel, begonnen in de 78t. tijd met opnamen van vooral daar optredende beroemdheden als de dirigenten Arturo Toscanini, Leopold Stokowski en Eugene Ormandy, de tenoren Enrico Caruso, Mario Lanza, Jussi Björling, de bas Ezio Pinza, de pianisten Vladimir Horowitz en Artur Rubinstein, de violist Jascha Heifetz. Later kwamen andere beroemdheden als de dirigenten Fritz Reiner, Charles Munch, Erich Leinsdorf en Seiji Ozawa.Intussen maakt het label een nogal verpieterde indruk en ontwikkelt in Amerika nog nauwelijks nieuwe initiatieven, wat overigens ook voor CBS geldt. Maar beide merken beschikken wel over een begerenswaardig historisch archief, over een groot areaal aan belangrijke opnamen vanaf eind jaren dertig tot medio jaren zestig vorige eeuw. Niet genoeg met individuele verdoekingen naar cd, werden van de belangrijkste musici ook gedurende de jaren negentig alle opnamen in ‘collections’ of ‘editions’ gebundeld. Die totaaloverzichten besloegen bij Toscanini wel 66 schijfjes, bij Rubinstein 82, bij Heifetz 46 bij Kreisler 53. Beroemd waren vooral de opnamen van eigen werken van Rachmaninov. Nuttige, belangrijke documentatie voor het nageslacht, maar commercieel nauwelijks interessant omdat de gewone muziekconsument eigenlijk alleen nog in de actuele kunstenaars is geïnteresseerd. 

Audiotechnische voortrekkersrol van Japan

Door de jaren heen is het boeiend geweest om waar te nemen hoe de audio-industrie al dan niet in nauwe samenwerking met de muziekindustrie heeft gestreefd naar de implementatie van steeds betere, nieuwe technieken om de kwaliteit van de muziekweergave te verbeteren. Een paar voorbeelden.Lang voordat Decca aan het eind van het lp tijdperk de eerste digitaal opgenomen plaat van een Weens Nieuwjaarsconcert in Europa uitbracht, gebeurde dat in Japan al door Denon in een fraaie symbiose van hard- en software. Zelfs aan het ruisvrijere vinylmateriaal was extra aandacht besteed.Sony had een belangrijke vinger in de pap bij de ontwikkeling van de cd standaard eind jaren zeventig, samen met Philips. Voor de eigen opnamen ging men in het streven naar verdere optimalisering van de geluidskwaliteit gebruik maken van het 20-bit Super Bit Mapping systeem. Of dat steeds hoorbaar groot verschil maakte, is vers twee.Indertijd is in HVT melding gemaakt van het eenzame avontuur van de technicus Suenoi Fukui die voor het label Fine NF de stabielere Extreme Hard Glass cd uitvond, maar als Einzelgänger uiteraard geen doorbraak, geen standaard of norm kon forceren (zie HVT nr. 9, 2007 en www.musicalifeiten.nl rubriek Fonografie Techniek ‘Perfectionering van de cd’). 

Grote muziekhonger in het Land van de Rijzende Zon

Tijdens mijn laatste bezoeken aan Japan medio jaren tachtig betekende een bezoekje aan een cd winkel in Tokio het betreden van een muzikaal el dorado. Ik vond er rijk gevulde doosjes met vertolkingen van idolen uit mijn puberteit: van dirigent Furtwängler, van pianist Dinu Lipatti, van de violisten Ginette Neveu en Johanna Martzy bijvoorbeeld. Blijkbaar als gevolg van een grote belangstelling voor Westerse muziek na W.O. II en van een behoefte aan een inhaalslag op dat gebied.Lang voordat aan hen in Europa vergelijkbare aandacht werd geschonken. Daarbij ging het echter nog om ‘normale’ heruitgaven van lp materiaal op basis van analoge mastertapes op cd waarop geen restauratieve geluidsverbeteringen waren toegepast.Tussendoor kregen we hier ook nog het door de Californische firma Sonic Solutions bedachte ‘No Noise’ systeem voor remastering van oude opnamen waarmee (band)ruis, klikken, plops, sommige montagefouten door een slimme computerprocedure werden ‘weggerekend’. Philips was destijds de eerste die dit procedé met succes losliet op min of meer historische opnamen van Maurice Ravel als dirigent van zijn Boléro in 1932, Serge Prokofiev en Albert Roussel ook als dirigent, van Igor Markevitch, Pablo Casals, Jacques Thibaud, en vele anderen (Zie No Noise artikel op www.musicalifeiten.nl, rubriek Fonografie Techniek).Later werd het – in vaak geperfectioneerde vorm – ook door andere firma’s toegepast. Mogelijk ligt het ook ten grondslag aan de mooie reeks historische opnamen van Naxos die goedkoop ter beschikking kwam nadat na vijftig jaar de oorspronkelijke auteursrechten vervielen. 

Terug naar Japanse RCA Victor

Dankzij de band met Amerikaanse RCA kon men bij de Japanse tak beschikken over een enorm bestand historische opnamen op mastertape. Men koos waarschijnlijk als direct gevolg van de technische vernieuwingsdrang èn de grote (semi)historische muziekbelangstelling daaruit een groep van 160 titels die in een zorgvuldige, tijdrovende procedure geluidmatig werden geoptimaliseerd met behulp van de JVC XRCD remastering technologie uit het JVC Mastering Center in Yokohama. 

De achterliggende technologie

Bij de toepassing van het XRCD 24-bit Super Analoog procedé wordt uiteraard uitgegaan van de oorspronkelijke mastertape. Het bij dit analoge basismateriaal passeert eerst de K2 A/D omzetter  om opgewaardeerd te worden tot nieuwe 24-bit data. In dat 24-bit domein vinden de bewerkingen plaats, ter wille van een grotere stabiliteit gestuurd door een supernauwkeurige rubidium klok. Om die bewerkingen mogelijk te maken en de 24-bit precisie blijvend te waarborgen, worden de data vastgelegd op een magneto-optische schijf met behulp van een Sony PCM-9000 recorder.Vervolgens wordt die magneto-optische plaat gereproduceerd met het digitale K2 interface, doorloopt achtereenvolgens codering, EFM  (Eight to Fourteen Modulation) codering en -demodulatie om de data geschikt te maken voor opslag op een cd en eindigt het resultaat als een XRCD cd formaat volgens het ‘Rode boekje’. Die aanduiding K2 roept een zekere analogie op met het bekende antivlekkenmiddel K2R……. 

De proef op de som

Uit het huidige totaalbestand was ik in de gelegenheid om een selectie van 13 opnamen te beluisteren en deels te vergelijken met ‘gewone’ cd’s uit mijn verzameling. De reeks bestond uit twee langzamerhand echt historische mono-opnamen van Toscanini uit 1952 en Heifetz/Munch uit 1956 (in ’59 volgde een stereoversie). Het overige materiaal (zie discografie hieronder) was origineel in stereo en reikte tot 1980 als opnamedatum.Niet alle opnamen zijn van RCA huize; de Bruckner VII (oorspronkelijk Supraphon SU 37812) en het Schubert kwintet, ook van Supraphon zijn in licentie van Supraphon overgenomen. De Mozart riekt naar een Erato origineel, sommige andere uitgaven zijn van BMG/Sony herkomst.Wat ik direct A/B kon vergelijken waren de Beethovensymfonie (RCA GD 60256, 74321-55837-2), Beethovens vioolconcert (RCA 09026-68980-2, Naxos 8.110936), Dvorak IX (RCA 74321-59481-2), Moesorgsky door Reiner (RCA 09026-61401-2), Respighi (RCA VL 45492), Rimsky-Korsakov (RCA GD 60875, 09026-68168-2) en Stravinsky (RCA VD 60541, 09026-63311-2).De hoge verwachtingen werden niet beschaamd. Het is enigszins als met Rembrandts Nachtwacht voor en na de reiniging destijds. Alle sporen van verontreiniging – bandruis, jitter, nodeloze scherpte zijn verdwenen. Orkest- en instrumentkleuren spreken beter aan, de klank is grosso modo wat warmer en de effectieve muziekdynamiek is groter. Aan al tijdens de opname ontstane feilen (een ongelukkige balans bijvoorbeeld) kon uiteraard niets worden verbeterd. De bassen klinken strakker en zijn diepreikender in het frequentiegebied; als geheel kreeg de klank meer body.Gelukkig is geen poging gedaan om de vroegere realiteit geweld aan te doen, bijvoorbeeld en de opnamen zogenaamd te verfraaien door stereofonisatie achteraf van de oudste opnamen zoals ook bij Decca gebeurde met een ariaplaat van de erg populaire alt Kathleen Ferrier. Ordinair gezegd: ruis naar links, rumble naar rechts. In feite werd de stem van de zangeres in de hernieuwde opname in het midden geplaatst en speelde het Londense orkest onder Adrian Boult op een soort playback manier de nu in stereo opgenomen orkestpartijen opnieuw.Waarschijnlijk niet toevallig zond men muziekvoorbeelden van componisten met een briljante orkestratietechniek. Kodály’s Háry János met al zijn soli (o.a. cymbalom) is een feest voor het oor; Moesorgsky in de orkestratie van Ravel bloeit kleurig op, Bruckner VII klinkt majesteitelijk somptueus. Of de blazerserenade van Mozart er erg op vooruit ging? Zo’n blazersensemble klinkt van nature al erg fonogeniek. De minste ‘winst’ lijkt geboekt met de kleinere kamermuziekbezettingen van Schubert.Kortom: het hele proces loont de moeite, toepassing heeft zin, ook al zal het altijd wel beperkt blijven tot de happy few. De meeste winst viel te boeken bij de oudste opnamen; die van Toscanini ontstonden gelukkig in Carnegie Hall en niet in de beruchte, want akoestisch gortdroge H-8 studio van de NBC. Alsof die echt een verjongingskuur ondergingen.  

Wat verdere details

De hard cover uitgaven zijn stevig en praktisch. De documentatie is uitstekend verzorgd, maar tenzij men vlot Japans kan lezen, heeft men niets aan de in die taal gestelde programmatoelichtingen. De speelduur van deze cd’s is vaak maar de helft van die van  gangbare platen en de extra kwaliteit laat zich betalen: er zijn twee prijscategorieën: van €29,50 en €35,-Voor meer informatie en distributie kan men zich wenden tot Nutters Audio of de website van highfidelitydiscs. '

Discografie

Beethoven: Symfonie nr. 9 in d op. 125. Eileen Farrell, Nan Merriman, Jan Peerce, Norman Scott, het Robert Shaw koor en het NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. JVC JM-M24XR03 (64’45”). 1952

Beethoven: Vioolconcert in D op. 61. Jascha Hefetz met het Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. JVC HM-XR24003 (37’48”). 1956

Bruckner: Symfonie nr. 7 in E. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Lovro von Matacic. JVC JM-XR24204 (2 cd’s 79’19”). 1967

Dvorak: Symfonie nr. 9 in e op. 95 Uit de nieuwe wereld. NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. JVC JM-M24XR02 (37’00”). 1953

Kodály: Háry János suite; Variaties over het Hongaarse volksliedje ‘De Pauw’. Boston symfonie orkest o.l.v. Erich Leinsdorf. JVC JM-XR 24044 (46’10”). 1964/5.

Moesorgsky: Schilderijententoonstelling. Chicago symfonie orkest o.l.v. Fritz Reiner. JVC JM-XR 0016 (33’06”). 1957 €29,50

Moesorgsky: Schilderijententoonstelling; Britten: Young person’s guide tot the orchestra. Chicago symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. JVC JM-XR24045 (47’33”). 1967  €35,-

Mozart: Serenade voor blazers nr. 10 in Bes KV 361 Gran Partita. Jean-François Paillard blazersensemble o.l.v. Jean-François Paillard. JVC JM-XR24035 (49’34”). 1980

Respighi: Feste Romane; R. Strauss: Don Juan op. 20. Los Angeles filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. JVC JM-XR 24043 (43’09”). 1965

Rimsky-Korsakov: Scheherazade op. 35. Chicago symfonie orkest o.l.v. Fritz Reiner. JVC JM-CXR 0015 (44’29”). 1960 €29,50

Schubert: Pianokwintet in A D. 667. Forellenkwintet. Jan Panenka (p), leden van het Smetana kwartet en František Pošta (cb). JVC JM-XR24205 (36’37”). 1960

Schubert: Strijkkwarteten nr. 12 in C D. 703 Quartettsatz en nr. 14 in d D. 810 Der Tod und das Mädchen. Weens strijkkwartet. JVC JM-XR 24034 (46’36”). 1973

R. Strauss: Ein Heldenleben op. 40. Boston symfonie orkest o.l.v. Erich Leindorf. JVC JM-XR 24046 (41’34”). 1963 €35,- 

Stravinsky: Le sacre du printemps; Fireworks. Chicago symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. JVC JM-XR 2 1968 €35,-