Fonografie Techniek

VOORLOPIG EINDE VAN EEN RADIO EN TV ODYSSEE

VOORLOPIG EINDE VAN EEN PERSOONLIJKE RADIO EN TV ODYSSEE

 

De aanschaf van een nieuw tv toestel met ingebouwd modem voor digitale- en HD tv ontvangst, een harde schijf en een digitale radiotuner vormt een mooie aanleiding om eens kort terug te blikken op mijn belevenissen met het medium radio met een blik opzij richting tv.

 

De AM radioperiode

Het begin werd ongeveer in 1933 ingeluid met de eerste Philips radio van mijn ouders. Net als de latere componenten van een hi-fi installatie bestond die uit drie delen: een plaatstroomapparaat met daarop in het midden een warmgloeiende radiobuis, een black box als afstemmer met ronddraaiende frequentieaanduidingen en een los tafelmodel luidspreker. Speciaal toegesneden stekers en pluggen waren er nog niet. Zo was het luidsprekersnoer voorzien van een normale lichtnetsteker. Deze had alleen wat dunnere pennen. Toen ik als kleuter die steker om aan radiogeneugten deel te kunnen hebben in een gewoon 220V stopcontact stak, waren een flinke plof, veel rook en een verschrikkelijk nare stank mijn deel. Plus natuurlijk een stevig standje van vader. Een eerste voorproefje van waar latere pogingen van trial and error toe kunnen leiden. In 1937 volgde de eerste geïntegreerde ontvanger nog steeds met losse luidspreker.

Nog vóór W.O. II kwam volgde een prachtige Tungsram met glazen afstemschaal waarop vele, vaak onbekende Europese plaatsnamen voor de bereiken KG, MG en LG en een boeiend groen oplichtend ‘kattenoog’ voor zuivere afstemming. Toen tijdens de oorlog ‘alle radiotoestellen moesten worden ingeleverd’ verdween de driedelige set, maar werd stiekem veel geluisterd naar de behoorlijk door de bezetter gestoorde nieuwsuitzendingen van de BBC en Radio Oranje via de andere toestellen.

Nog weer wat later volgden de eigen experimenten met een zelfbouw kristalontvanger waarvoor een enorme antenne nodig was. Je was al blij en trots als je na het nodige gezoek met een naald op het kristal überhaupt gesproken woord of primitieve muziekklanken uit de hoofdtelefoon kwamen.

Het was tijdens die oorlog ook de tijd dat het huiselijk zelf musiceren haast noodzakelijkerwijs tot bloei kwam en dat de basis werd gelegd voor een onstilbare muziekhonger. Die werd aanvankelijk mede gestild door de kleine ouderlijke 78t. grammofoonplaten discotheek, later met van eigen zakgeld gekocht moois (o.a. op basis van het kritische zondagmorgen programma La tribune du discophile op Brussel Frans, een Discotabel avant la lettre).

Ook de normale muziekprogramma’s zorgden voor inspiratie. Ik had een hele dienstregeling: donderdagavond en zondagmiddag de Concertgebouworkest uitzendingen van de AVRO, maandagavond een Hamburgs abonnementsconcert van de NDR, dinsdag een Zwitsers dito uit Beromünster enzovoorts. Zelfs France Inter op de lange golf leverde bijdragen. De zomermaanden waren helemaal geweldig met veel directe uitzendingen van muziekfestivals: Holland, Salzburg, Edinburgh, de Londense Proms.

Vergeleken met nu was de AM ontvangstkwaliteit vrij pover met een gebrek aan echte bassen en boventonen. Storingen waren ook niet zelden, maar je wist niet beter. Een bezwaar was ook dat je niets steeds te horen kreeg waar mijn hart naar uitging. Maar een voordeel van die voortdurende soms onvrijwillige confrontaties was wel dat ik geleidelijk een brede repertoirekennis opbouwde.

 

Begin van de FM tijd

Eind jaren veertig waren er twee ingrijpende verbeteringen: de introductie van FM radio (weliswaar in Duitsland eerder dan in Nederland) en van de langspeelplaat. Als early adapters konden mijn vader en ik die verleidingen niet weerstaan. Dus verscheen al snel  een nieuw Philips voor FM geschikt radiotoestel en werd de noodzakelijke dipoolantenne hoog op het dak bevestigd en met een 300 ohm lintkabel verbonden. Wat een feest nu te kunnen genieten van een veel royaler frequentiebereik en een gullere dynamiek! Bedreigingen vormden wel stoorbronnen. In huis elektrische koffiemalers en stofzuigers, buiten passerende brommers, Fiatjes en VW kevers als ergste zondaren. Ook bleek de ontvangst van buitenlandse zenders nogal afhankelijk van de atmosferische omstandigheden.

Tevens verscheen al gauw een voor twee toerentallen geschikte Philips platenspeler met kantelbaar kristal pickup element (voor 78t. en 33 1/3t.), later een Triotrack met Ronette element. Van 78t. platen werd overgeschakeld op de mooier klinkende, betere, maar kwetsbaardere langspeelplaten van Decca, DG, Philips, H.M.V., Columbia en de goedkope MMS (de Muzikale Meesterwerken club).

Als zijlijntje deed ik met succes aan zelfbouw op het gebied van radio voor mezelf en vrindjes, losse versterkers en luidsprekers, heel leerzaam. Een poging om een echt goed functionerende taperecorder van gekochte onderdelen te maken, liep minder succesvol af. Kant en klare Gundigs, later Revoxen boden daarna meer soulaas en geluk.

 

Rotorantenne

Na de twee jaar militaire diensttijd en het begin van de in muziekconserven gespecialiseerde journalistieke beroepsuitoefening ging een jaar of zes een radioloos tijdperk in. Beroepsmatige intensieve plaatweergave slokte alle aandacht op. Eenmaal getrouwd en verhuisd volgde begin jaren zestig de opbouw van een echt muziekwaardige geluidsinstallatie natuurlijk via losse componenten. De zelfbouwtijd was voorbij, de buizenvertsterker (aanvankelijk een K + H Telewatt) heerste nog, een Garrard platenspeler met een Shure V 15 p.u. element regelde de plaatweergave.

Een bescheiden Philips FM tuner zorgde voor radio-ontvangst nog steeds met dipool, samen met een 8-elements tv-antenne met rotor, hoog op het dak geplaatst. Tot 1971 passeerden wel diverse, inmiddels getransistoriseerde versterkers, via een Sansui tot de beroemde Sony TA 1130 de revue. Aan luidsprekerkant werd de Celestion Ditton 15 vervangen door Acoustic Research AR 3a’s. Als tuner fungeerde later het toenmalige topmodel van Revox, vooral vanwege de hoge gevoeligheid en uitstekende selectiviteit.

 

Kabelperikelen

Begin jaren zeventig opnieuw verhuisd naar het midden des lands bleef de Rexox in gebruik, maar werd gebruik van de CAI kabel verplicht gesteld ten gevolge van een flankerend eigen antenneverbod. De vereniging Antenne Vrij heeft samen met de Consumentenbond dat verbod vrij vergeefs trachten te bestrijden, maar op grond van de noodzakelijke optimale ontvangstmogelijkheden bij het uitvoeren van praktische tunertests voor maandblad Disk bleef ik gelukkig nog lang beschikken over die eigen rotorantenne.

Over de opeenvolging van versterkers tot aan de Van Medevoort’s nu en de parade der luidsprekers (veel B & W’s) en weer Celestion (systeem 6000) thans hebben we het maar niet verder. Sinds jaren is de Revox tuner vervangen door een geweldiger Onkyo TA 1010. Alleen: ik luister er vrijwel nooit naar…… Waarom niet? De kwetsbare eigen antenne is jaren geleden van het dak verdwenen, de kabel bood alleen stukken minder kwaliteit hoewel vergeleken met de wisselende ontvangst van bv. de BBC wel meer zekerheid.

In eerste instantie gaf de kabel in 1971 zelfs helemaal geen antennesignaal en de toenmalige PTT meetdienst moest eraan te pas komen om wel signaal te krijgen. Wat daarna jarenlang ter beschikking stond, was een signaal dat in vergelijking tot het luisteren naar lp’s en later cd’s tot een slechts betrekkelijk genoegen maakte. Tengevolge van alle verliezen en antenneversterking onderweg liep het signaal vervorming en vooral een hoge ruisvloer op, wat afbreuk deed aan het luistergenot.

Dat het volgen van met veel gepraat en reclame doorspekte goede muziekprogramma’s die ter wille van ontvangst in de auto eerst limiters doorlopen met als gevolg een platte dynamiek ook geen genoegen is, voegde zich daarbij. Natuurlijk verkeer ik in de bevoorrechte positie dat ik vanuit mijn grote cd verzameling elk moment van de dag die muziek kan beluisteren waar mijn gemoed om vraagt. Bovendien ben ik ook erg gesteld op lange stilteperioden. Kortom,…… ik luisterde eigenlijk nooit naar de analoge radio.

 

Digitale radio

Eenmaal in het bezit van een ook voor HD geschikt LCD TV toestel met ingebouwde digitale radio-ontvanger is daarin verandering gekomen, want vergeleken met radio beluisteren via de analoge kant betekent de digitale opvolger een grote stap vooruit. Weliswaar misschien niet zo groot als bij de overgang van AM naar FM, maar toch. Het geluid is een stuk ‘schoner’, alsof allerlei grauwsluiers zijn weggevaagd.

Om het audiosignaal zo lang mogelijk digitaal te houden, gebruik ik de digitale connectie tussen de tuner en de Van Medevoort DA 333 voorversterker met D/A omzetter. Weliswaar vermelden de specificaties van de tv niet met welke bemonsteringsfrequentie dat signaal beschikbaar is (vermoedelijk 32kHz en niet 48kHz), maar de D1 versterkeringang schakelt automatisch over tussen beide.

Blijft echter nog de dynamiekbegrenzing want 160 kbps schijnt het maximaal haalbare te zijn en als de bitrate nog verder zakt naar 128 kbps (gangbaar voor door mij versmade popmuziek) is die dynamiek nog steeds bijna zo plat als een dubbeltje. Jammer maar helaas.

De digitale beschikbaarheid, de kwantiteit van zoveel meer zenders (60+) speelt naar verhouding een geringe rol. Met mijn elitaire instelling zal ik zeker wel zo’n 95% daarvan nooit met een bezoek vereren.

De verbeterde kwaliteit van de uitverkorenen des te meer. Zeker met de nuttige doorverbinding van de tv naar de muziekinstallatie waarvan de luidsprekers ter weerszijden van de tv zijn opgesteld, een opzet die nu mooie, lekkere vruchten oplevert.

 

De tv kant

De eerste, prille kennismaking met tv uitzendingen vond eind jaren veertig v.e. in een verduisterde kamer van een dorpstechneut, turend naar een ronde, blauw oplichtende12cm kathodestraalbuis waarop proefuitzendingen te volgen waren uit een studio bij Philips. Een voordeel van het wonen onder de rook van Eindhoven.

Met ‘s mans tips bouwden vader en ik al gauw een dito primitieve ontvanger, die naar gelang de technische ontwikkeling voortschreed werd vervangen door steeds grotere, betere ontvangers, eerst alleen met zwart/wit-, later met beeld in kleur. Ook hier was destijds een eigen antenne noodzaak, voor ontvangst van ook Belgische en Duitse zenders ging die steeds verder de hoogte in.

Eenmaal kleine zelfstandige en verhuisd naar een eerste etappeplaats in het Gelderse en daarna naar het midden van het land volgden diverse ontvangers elkaar op en maakte de eigen antenne met risico op blikseminslag geleidelijk (en onder zachte dwang) plaats voor de kabel.

Het tv zenderaanbod groeide daarna gestaag, maar was wel wisselend want afhankelijk van de grillen van een nogal ondemocratische programmaraad. En nu, voorjaar 2009 is er eindelijk in mijn woonwijk digitale ontvangst mogelijk. Indachtig Heine’s woord: “Als de wereld dreigt te vergaan, ga ik naar Nederland want daar gebeurt alles vijftig jaar later”.

Parallel aan de radiomogelijkheden: inclusief de extra keuzepakketten biedt de tv tegen betaling ook zo’n zestig zenders, waarvan opnieuw zo’n 95%  aan mijn vrouw en mij niet is besteed.

Maar de nieuwe uitbreiding, samen met de kwaliteitsverbetering (meer scherpte, minder sluierbewolking) is zeer de moeite waard. Eindelijk Arte en WDR bijvoorbeeld letterlijk terug in beeld. Maar ook en vooral Mezzo, Holland Doc, Cultura, Discovery Science, History channel, NDR, SWF en ’s avonds BBC 3 en 4.

Tot voor kort kon ik alleen maar verlekkerd in het programmablad kijken wat Mezzo voor moois en interessants te bieden had, nu kan ik me daaraan echt laven. Met als terzijde een blik op de vele, met name Franse kleinschalige festivals met gelukkig meest jonge musici op het podium en volle kerken en zalen. Wie doet daar apocalyptisch over het definitieve einde van ‘klassieke’ muziek?

De in het toestel ingebouwde harde schijf fungeert als hoogwaardig tijdelijk archief cum tijdmachine. Jammer, maar begrijpelijk dat digitale overdracht ter bestendiging van dat materiaal ter kopiëring op plaatjes met de dvd recorder onmogelijk is; het analoge resultaat is in vergelijking ineens weer een flinke stap terug.