SCHOOLORKEST ALS INSPIRATIEBRON
Eigenlijk kom ik niet bepaald uit een muzikaal nest. Mijn vader wilde vroeger liefst gitaar spelen, maar zijn ouders lieten hem vioolspelen; later leerde hij autodidactisch toch het gitaarspel. Ook mijn moeder speelde gitaar en samen hebben ze lang in een koor gezongen. Mijn jongere zusje van twaalf is ook verknocht aan de gitaar. Maar zelfs zonder zelf een instrument te spelen hebben we thuis intensief contact met overheersend klassieke muziek. Er worden heel wat cd’s gespeeld. Op mijn zesde wilde ik zelf wel graag een instrument leren spelen. Er werd aan de piano of de blokfluit gedacht zoals dat gangbaar is voor kinderen. Een bepaalde reden of motivatie was er niet; ik geloof dat het eenvoudig was omdat het de toen enige mij bekende instrumenten waren. Dankzij een vriendin werd het de blokfluit en sinds mijn achtste heb ik gedegen les, eerst individueel, waardoor ik snel opschoot. Ik heb altijd veel en graag gespeeld. Elk half jaar waren er leerlingen uitvoeringen. Ook nodigden we familie en kennissen uit om hen thuis voor te spelen. Naarmate de aanvankelijke opwinding verminderde, nam de moeilijkheidsgraad van de te spelen muziek toe. We speelden soli, stukken met begeleiding en – wat heel belangrijk voor ons was – veel kamermuziek. Dat was zoals ik nu duidelijk merk een wezenlijke basis om op verder te bouwen: het goed naar elkaar luisteren. Na een paar jaar met de sopraan blokfluit raakte ik ook vertrouwd met de alt. Intussen speel ik ook tenor en sta op het punt om me ook aan de bas te wijden. Ik stel best zware eisen aan mezelf. Ik speel eenmaal in de week in een vast ensemble en doe zo nuttige ervaring op in het ensemblespel. Ik ben niet van plan de blokfluit op te geven, daarvoor is het instrument me te dierbaar. Toen ik een jaar of twaalf was – ik zat in de vijfde klas lagere school – wilde ik de overstap maken naar wat algemeen een ‘echt’ instrument wordt beschouwd. Waarom ik de klarinet koos, weet ik niet zo precies, maar op het punt om naar het gymnasium te gaan hoopte ik dan in het schoolorkest te kunnen meespelen. Dat viel niet meteen mee; de eerste twee lesjaren waren geen zuiver genoegen met een zwaar programma – een uur per dag studeren – met meer verwijten dan waardering van de leraar. Ik ben toen een poosje met die lessen gestopt totdat ik een betere lerares vond. Nu speel ik weer enthousiast en gemotiveerd. Om regelmatig naar concerten of het muziektheater te gaan ben ik misschien nog wat te jong, ik ga wel naar musicals en ik zag en hoorde Mozarts Zauberflöte als kinderopera; ook Die Entführung aus dem Serail ken ik, maar het meeste repertoire leer ik dankzij de cd verzameling van mijn vader kennen. Veel tijd heb ik ook niet voor concertbezoek met in doorsnee zes tot acht uur les per dag op school en een flinke portie huiswerk nu ik in de bovenbouw kom. Daarbij komt de muziekles. Verder staat viermaal in de week sport op mijn programma, ik doe onder andere jiu-jitsu. En vanzelfsprekend vragen ook vrienden de aandacht. Intussen heb ik ook eigen cd’s, het zijn vrijwel allemaal cadeaus die ik met verjaardagen en Kerstmis kreeg. Of ook als blijk van waardering na een optreden van me. Het beste bevalt me een cd met muziek uit een film van Caroline Link, Jenseits der Stille. Ik vind dat nog steeds een prachtfilm over een meisje, Lara, dat doofstomme ouders heeft. Zelf kan ze wel horen en spreken en krijgt op een gegeven moment van een musicerende tante een klarinet cadeau. Daar leert ze op spelen, maar haar vader is daarop tegen omdat hij niet begrijpt wat Lara daar aan vindt en bovendien omdat ze het instrument van zijn gehate zuster heeft gekregen. Maar Lara zet door en dan komt in de film een sprong: Lara is intussen twintig en als haar moeder overlijdt, ontstaat een breuk met haar vader en trekt ze bij haar tante in. Dat is heel erg voor haar vader die meent zijn dochter aan zijn zus te hebben verloren; bovendien geeft hij haar de schuld van de dood van zijn vrouw. Aan het slot van de film ziet men een scène waarin Lara op een podium staat met in de verder lege zaal vier juryleden om voor te spelen voor het verkrijgen van een studiebeurs om muziek te gaan studeren. Haar vader wil haar studie niet bekostigen en Lara wil niet afhankelijk zijn van haar tante. Wanneer ze zich net op haar voorspel concentreert, ziet ze haar vader die toch komt kijken. Dat is het happy end: vader en dochter verzoenen zich en Lara belooft een goede musicienne te worden. Een prachtfilm en op de cd staan alle mooie melodieën die Lara tijdens de film speelde. Heel treffend en mooi! Inspirerend ook voor mij om door te zetten. Op school krijg ik twee lesuren muziek per week, maar in het laatste halfjaar van het negende jaar wordt dat teruggebracht tot een half uur omdat de rest aan kunst in het algemeen wordt besteed. Ook voor mijn eindexamen kan ik muziek als hoofdvak kiezen. Ik moet dan ook wat componeren en analyseren. Maar ik weet nog niet zeker of ik me ook in muziek laat testen. Ik heb geen uitgesproken favorieten onder uitvoerende musici, al heb ik wel blokfluitisten als Hans Martin Linde, Frans Brüggen, Michaela Petri, Marion Verbruggen, Dan Laurin, Barthold Kuyken, Konrad Hünteler en klarinettisten als Karl Leister, Jack Brymer, Gervase de Peyer, Sabine en Wolfgang Meyer, Sharon Kam, Thea King, Paul Meyer, Anthony Pay, Ernst Ottensamer, Alfred Prinz, Charles Neidich, Martin Collins via de radio, de tv en opnamen gehoord. Het gaat me meer om de muziek zelf en de diverse speelwijzen die van stuk tot stuk en van speler tot speler anders zijn. Dat interesseert me meer dan de uitvoerende musicus zelf. Afgelopen jaar hebben we een groot concert gegeven naar het motto “Muziek en kunst in de twintigste en eenentwintigste eeuw”. Het ging toen uiteraard vooral om moderne, eigentijdse muziek en ik heb samen gespeeld in een blaaskwintet met een hobo, fluit en fagot. Dat was reuze fijn omdat iedereen solistische bijdragen kon leveren en we alle vier een belangrijke rol hadden. Al met al was het een geweldige avond. Feitelijk zijn we dankbaar voor iedereen die in het orkest wil en kan meespelen; niemand hoeft daarom ook echt voor te spelen om gekwalificeerd te worden. Geen wonder dat er een streven is om al dan niet in competitie samen te werken met andere scholen. Mijn school staat in Wilmersdorf. Eens per jaar is er een manifestatie van alle gymnasia uit dit stadsdeel, de zogenaamde orkestweek. Dat is een grote gebeurtenis voor alle leerlingen en naar ik aanneem ook voor de docenten. We ontmoeten elkaar dan een week lang telkens ’s morgens een paar uur onder schooltijd om samen muziek te maken. Elke school studeert met zijn orkestleider een stuk in dat we tijdens een concert ten beste geven. Ik ben dan een van de zes klarinetten wat weer een nieuwe ervaring is die me echter ook puik bevalt. Tot nu toe heb ik daaraan tweemaal meegedaan, maar ik hoop nog vaker te kunnen meespelen. En dan is er dus deze grootschalige manifestatie in de Philharmonie. Hoe het programma wordt samengesteld weet ik eigenlijk niet precies omdat ik niet regelmatig met onze dirigent, Thomas Kliche, samenwerk. Inspraak hebben we in elk geval niet; L’Italiana in Algeri had hij in elk geval al voor die orkestweek uitgezocht. Maar daardoor kwam ik wel tot dat vijfde gezamenlijke concert. Het was overigens voor mij niet de eerste keer dat ik op het podium van de Philharmonie; er waren eerdere concerten. Bijvoorbeeld ‘Een avond met Edvard Grieg” waaraan ik tweemaal met het koor van mijn basisschool deelnam. Ik was toen tien jaar en zag voor het eerst de Philharmonie van binnen. Op mijn twaalfde mocht ik zelfs een klarinetsolo spelen; ik was erg opgewonden toen ik voor het VIP podium ging staan en de door mij op de klarinet gespeelde tonen het enige waren wat te horen was. Dat was een echte belevenis. Daarom was ik deze keer niet erg gespannen omdat ik nu slechts een miniem gedeelte van de totaalklank van de tutti bijdroeg die ook zonder mij al fraai genoeg bleek. De hobo meteen aan het begin was belangrijker. Niettemin was het toch weer fantastisch mee te doen, ook al was mijn rol wat bescheiden! Het ging trouwens om een combinatieorkest. Mijn eigen school stond niet afzonderlijk op het programma. Tijdens de laatste orkestweek werden we door de schoolleider van het Evangelisch gymnasium Zum Grauen Kloster uitgenodigd om mee te doen onder hun leiding. Een meerderheid van onze school toonde best animo en zag het ook als een kans om de mensen met wie we al hadden samengewerkt weer te treffen en een klank met meer body te kunnen ontwikkelen. Dus repeteerden we een paar keer extra, met de generale in de Philharmonie om ons goed op de grote dag voor te bereiden. We deden dat met groot enthousiasme en ons werd in het vooruitzicht gesteld dat we later mogelijk een echt groot werk, mogelijk de Zauberflöte of een dergelijk groot stuk, zouden kunnen instuderen om dat tijdens een volgend optreden te kunnen uitvoeren. Zo kwam het dat we als geïntegreerd orkest van verschillende scholen naar buiten traden en ook dat we – hoewel het tijdens sommige repetities nog beter klonk – ook redelijk met elkaar en onszelf tevreden waren. Omdat wij als laatste voor de pauze aantraden hadden we tevoren tijd om ook naar de anderen te luisteren en erover na te denken: hoe kunnen we bereiken dat we nog beter zijn. We hadden die ouverture een jaar eerder al tijdens de orkestweek uitgevoerd – misschien heb ik het daarom mooier in mijn herinnering, maar ook nu was ik niet ontevreden. Het publiek applaudisseerde ook niet bepaald minder. Of een element van competitie meespeelt? Van een zekere mate aan rivaliteit was best sprake. Maar daar werd naar buiten toe niet echt blijk van gegeven, zeker niet buiten het eigen orkest. Toch ontbrak gelukkig het echte wedstrijdelement. Elk orkest presteerde voor zichzelf het best mogelijke en we genoten gewoon om voor een volle Philharmonie te kunnen spelen. Natuurlijk kwamen ongeveer alle ouders en veel familieleden en leraren luisteren.
Als afsluiting was er die manifestatie met alle ongeveer tweehonderdvijftig gymnasiasten onder Simon Rattle bij het al te snel repeteren en onvolmaakt uitvoeren van Sibelius’ Vijfde symfonie. Dat heeft iedereen geloof ik anders ervaren. Maar toen het eenmaal zover kwam, was ik al aardig moe en was net zo lief naar huis gegaan. Ik vond het moeilijk om de impulsen die van zijn manier van dirigeren uitgingen te herkennen en er attent op te reageren, met name in tegenstelling tot de dirigent die met ons die ouverture van Rossini deed en die met grote, wat globale bewegingen dirigeerde. Maar na even was ik daaraan gewend; Rattle anticipeerde sterker dan ik gewend was en bleek heel duidelijk in zijn gebaren. Omdat we met zovelen waren corrigeerden we opvallend vlot als er iets mis ging. Ik zat wel op een ongunstige plek, zo vlak voor de koperblazers en kreeg telkens het door Sir Simon gevraagde ff fortissimo direct in mijn oren. Toch was ook dit weer een ervaring die ik niet graag had gemist wat als geheel klonk het stuk tenslotte behoorlijk goed, zeker in aanmerking genomen dat zoveel musici meededen. Meer dan ik ooit eerder meemaakte. Ik schat alleen al dat we met ongeveer vijftien klarinetten waren. Kortom: een heel positieve ervaring dus. Of ik later muziek ga studeren is nog niet zeker. Ik moet eerst maar eens zien dat ik mijn eindexamen haal. Daarna ga ik vast doorstuderen, maar ik heb nog geen duidelijk idee in welke richting. Ik kan eigenlijk ook nog niet precies zeggen welke rol de muziek voor mij blijft spelen. Maar één ding weet ik wel zeker: om te beginnen ga ik verder met fluit- en klarinetles. Misschien bestaat – afhankelijk van de beschikbare vrije tijd - de mogelijkheid om in een orkest mee te blijven spelen. Dat zal wel blijken straks. Ik denk wel dat het zelf musiceren een wezenlijke factor in mijn leven zal blijven en dat ik, hoe druk ik het ook krijg, ik door blijf gaan. Het gaat voor mij om iets dat heel wezenlijk is in mijn leven en dat onvervangbaar is. Het werkt in bepaald opzicht bevrijdend. Ik ben in staat een zekere stress kwijt te raken zodra ik mijn instrument oppak en begin te spelen. Dan ben ik tegelijk uitvoerende en luisteraar en ik probeer van de klank te genieten. Ik zeg dat zo nadrukkelijk omdat muziek iets onmisbaars is voor me, het geeft een soort bevrediging die ik nergens anders vind. Het is niet zo dat muziek het enige in mijn leven is. Daarvoor doe ik ook te graag aan sport en amuseer me met vrienden, ga op stap. Maar de muziek neemt nu eenmaal een heel belangrijke plaats in mijn leven in. Dat is me intussen wel duidelijk. Of in andere Duitse ook dergelijke schoolorkesten bestaan weet ik eigenlijk niet. Daar zou ik naar moeten informeren. Het Berlijnse gezamenlijke optreden zal wel uniek zijn.
Isabel Noé (15)
Het is dus toch muziek geworden want intussen (we schrijven 2011) is Isabel met een vol vakkenpakket studente aan de Franz Liszt Hochschule für Musik in Weimar. Trouwens eigenlijk ziet het er met mijn schoolorkest niet zo goed uit jammer genoeg. Het zou echt beter kunnen en moeten. De meeste jonge musici op mijn school zitten in de bovenbouw en hebben het te druk om iedere week met het orkest te repeteren. Meestal treffen we elkaar in weekends om samen een paar uur te musiceren. Ook de bezetting laat te wensen over; momenteel ben ik de enige klarinet, maar daarover mag ik niet klagen want nu krijg ik automatisch alle soli!