DE VROEGE JAREN
In de winter is het een glibberig trottoir dat toegang geeft tot de Sibelius Academie in Helsinki. Gangen vol bezoekers en studenten die, zonder het te zien, langs de bronzen plakette van Ferruccio Busoni lopen. De naam van deze Italiaanse pianist en componist is onverbrekelijk verbonden met die van zijn Finse pupil Jean Sibelius.
In 1888 ontving Martin Wegelius een aanbevelingsbrief om de 22-jarige pianist Busoni aan te stellen als leraar op het conservatorium van Helsinki. Wegelius had het Muziekinstituut, nu de Sibelius Academie , zes jaar daarvoor opgericht en was op zoek naar een pianoleraar voor de leerjaren 1888- 1890. Busoni kwam op 11 september 1888 samen met zijn hond Lesko aan in Helsinki. Zijn boot werd op de kade opgewacht door Wegelius. Tegenover de aanlegsteiger , aan de andere kant van het marktplein, was het Kleineh hotel, nu opgegaan in het stadhuis van Helsinki, waar hij zijn verblijf in de stad begon. In een brief aan zijn moeder schrijft hij in oktober 1888 over de prachtige zee met kleine beboste eilandjes die Helsinki aan drie zijden omgeeft. Hij noemt ook de schone straten , de aardige houten huizen en de verrukkelijke smorgasbord voorzien van vis, vlees en groenten. In dezelfde brief schrijft hij over zijn eerste recital : vier Beethoven sonates en de Eroica variaties. Gedurende het leerjaar 1888-1889 gaf Busoni elf recitals , elk gewijd aan een grote componist. Het waren drukbezochte concertavonden. Onder zijn gehoor kon men een groep jonge kunstenaars aantreffen : Armas Jarneveld, Adolf Paul en Jean Sibelius. Jarnefelt was componist en dirigent en werd later de opvolger van Wegelius. Paul Adolf was schrijver en muziekstudent bij Busoni. Met Sibelius, ook muziekstudent, en de schilder Eero Jarnefelt, broer van Armas, vormde het viertal samen met Busoni de groep kunstenaars die zich de Leskoviten noemde. Zij gebruikten daarvoor de naam van de grote zwarte Newfoundlander Lesko die Busoni overal vergezelde. Adolf Paul schrijft in zijn boek Profiler over de Italiaanse pianist en noemt de hond Lesko die onder de vleugel lag en de leerlingen zo strak aankeek dat het hen maar het beste leek hun best te doen. Lesko zou in 1895 geschiedenis maken omdat Busoni’s compositie “ Geharnischte Suite “ opus 34a werd opgedragen aan de vrienden van Lesko in Helsinki.
MEESTER EN LEERLING
Het muziekminnend publiek van Helsinki kon Busoni vaak horen, want hij trad in bijna elk concert op. Zo ook in het pianokwintet van Schumann waarin de vioolstudent en beginnend componist Jean Sibelius op 14 februari 1889 de tweede viool speelde. Het was de eerste en enige keer dat meester en leerling samen speelden.
De periode 1888-1889 was voor de jonge Sibelius van grote waarde en heeft enorm bijgedragen aan zijn muzikale vorming. Hij raakte goed bevriend met Busoni. Zij voerden lange gesprekken vol kwinkslagen. De vooraanstaande muziekcriticus Karl Flodin beschreef hoe hun conversatie vol was met overeenkomsten en tegenstellingen waarbij de gemeende en niet- gemeende opmerkingen niet duidelijk van elkaar te onderscheiden waren. Misschien waren beiden zo op elkaar gesteld omdat ze zo verschillend waren. Busoni had een afstandelijke en intellectuele inslag , terwijl bij Sibelius emoties vaak de overhand hadden. Voor hem was de natuur erg belangrijk en uit zijn dagboeken blijkt dat hij zijn impressies van de Finse bossen en meren verwerkte in zijn symfonieen en symfonische gedichten. Busoni daarentegen, beschreef de Finse natuur in een brief aan zijn moeder als een prachtige afbeelding waar hij met veel genoegen naar keek. Arvid Jarnefelt, de broer van Armid en Eero, beschreef Sibelius als “ een schepping van de natuur “ die zichzelf terugvond in die natuur. Sibelius kon zo opgaan in alles wat hij op zijn wandelingen hoorde dat het geruis van de bomen en de vogelgeluiden direct in zijn geheugen als melodieen werden vastgelegd. Hij was minder muzikaal betrokken bij de composities van Busoni , die hij als componist maar matig vond. Als pianist daarentegen bewonderde hij hem zeer en was hij geweldig onder de indruk van zijn vermogen om direct van blad de moeilijkste stukken te spelen.
Het leerjaar 1888-1889 waarin de vriendschap tussen beiden ontstond en bloeide werd ook gekenmerkt door de eerste ontmoeting met hun toekomstige echtgenotes. Sibelius, die uit een Zweeds sprekend milieu kwam, werd door Armas Jarnefelt in de meer liberale Fins-sprekende kringen geintroduceerd.en ontmoette daar Aino, een van de twee zusters van Armas. Vanaf hun eerste ontmoeting – Aino was toen zestien- was hij in de ban van haar en zij trouwden op 10 juni 1892. Hun huwelijk zou meer dan zestig jaar duren en Aino zou haar man twaalf jaar overleven. Deze hals-over-kop-geschiedenis werd geevenaard door Busoni die op maandag 18 maart 1889 “ toevallig “ zijn collega piano lerares Gerda Sjostrand ontmoette en haar een week later, eveneens op maandag, ten huwelijk vroeg. Zij trouwden in 1890 en voor haar componeerde Busoni het in 1891 uitgegeven stuk “ Kulteselle “ ( Fins voor “ Aan de Geliefde “ ). Gerda zou haar man twee en dertig jaar overleven. //// VOETNOOT . De plakette van Busoni in de huidige Sibelius Academie werd vervaardigd door Gerda’s vader de beeldhouwer Carl Eneas Sjostrand ////
ANDERE STEDEN
De pianolessen die Busoni hem gaf konden Sibelius maar weinig boeien. Hij wilde eigenlijk violist worden en het eerste werk dat hem enige bekendheid gaf was een Suite in A mineur voor strijktrio, voor het eerst uitgegevoerd in april 1889. Busoni beschreef het als een compositie ver boven het niveau van een student. Op 29 mei 1889 volgde de eerste uitvoering van zijn strijkkwartet, wederom in A mineur. Van te voren had hij de compositie aan Busoni laten zien, die hem van begin tot eind op de piano doorspeelde zonder hem ooit eerder gezien te hebben. In zijn dagboek schreef Sibelius “……en hoe hij het speelde!”. Wegelius herkende in het werk de nieuwe eigen stijl van zijn leerling en zorgde voor een reisbeurs voor verdere studie in compositie en vioolspel. Busoni stelde voor dat de 24- jarige Sibelius in Sint Petersburg verder zou studeren, maar Wegelius geloofde meer in het artistieke milieu van Berlijn. Voorzien van een aanbevelingsbrief van Wegelius voor de Duitse vioolpedagoog Albert Becker, vertrok hij op 7 september 1889 van de kade van Helsinki en liet Aino Jarnefelt in tranen achter.
Rondom Kerstmis van dat jaar kwam Busoni bij zijn vriend in Berlijn op bezoek. Sibelius genoot van het mondaine Berlijnse leven, maar had ook momenten van melancholie. Hij kon Busoni maar weinig overtuigen van zijn muzikale vorderingen. Deze begreep dat hij Sibelius uit het Berlijnse milieu met alle verleidingen moest weghalen. Hij nam hem mee naar Leipzig waar hij goed op zijn leerling kon letten. Daar voltooide Sibelius in april 1890 zijn pianokwintet en op 5 mei speelde Busoni samen met het conservatoriumkwartet het eerste en derde deel daaruit. Het werd erg enthousiast ontvangen en Busoni noemde het “ wunderschon”. De vioolleraar van het conservatorium Halvorsen vergeleek het met een vioolconcert.
Gesterkt door dit succes kon Busoni zijn lange-termijn plan voor Sibelius verder gestalte geven door hem in de herfst van 1890 naar Wenen te sturen om daar bij Brahms verder te studeren. Busoni moest zich in zijn aanbevelingsbrief voor de grote componist in bochten wringen om de het geringe aantal composities van zijn discipel te verklaren. “ Seiner Nordischen Herkunft gemass ist er spater entwickelt als wir “ schreef Busoni, maar dat was voor Brahms niet overtuigend genoeg om Sibelius als leerling te accepteren. Op voorspraak van Wegelius kon Sibelius zich uiteindelijk in het najaar van 1890 bij de componist en dirigent Robert Fuchs inschrijven. Deze had Wolf en Mahler als leerlingen gehad en kon zich verheugen in een aanzienlijke internationale bekendheid. Als violist speelde Sibelius in het door Fuchs geleide conservatoriumorkest , maar de valse noten die de beginnende mucici voortbrachten stoorden hem en klonken nog lang na in zijn hoofd. Toch was de kennismaking met het orkestspel voor hem van grote waarde om de mogelijkheden en de samenklank van de diverse instrumenten te leren kennen.
Een van zijn eerste composities voor orkest was En Saga en de eerste versie daarvan dateert uit 1892, maar pas tien jaar later dirigeerde Sibelius de definitieve versie in Berlijn. Dat gebeurde op uitnodiging van zijn oude leermeester Busoni die inmiddels als dirigent en pianist de concertzalen van o.m. Trieste, Wenen, Leipzig, Zurich en Moskou had bezocht en nu in Berlijn werkte. Sibelius greep de uitnodiging met beide handen aan en stond tot zijn grote genoegen als dirigent voor de toen al beroemde Berliner Philharmoniker. Twee jaar later kwam hij opnieuw naar Berlijn, nu om zijn tweede symfonie te dirigeren. Het werd een groot succes en de naam van Sibelius werd met dit optreden definitief gevestigd. Busoni, die voor het programma verantwoordelijk was kon dit succes ook goed gebruiken om zich de critici van het lijf te houden.
Gesterkt door de ontvangst van zijn tweede symfonie schreef de immer aan zichzelf twijfelende Sibelius op 19 januari 1905 aan zijn vrouw Aino “……….ik kom tot de conclusie dat voor mij het cruciale uur is aangebroken om iets van mijzelf te maken. Ik moet, ondanks mijn negenendertig jaar, nu [ eindelijk] leren werken……” Inderdaad slaagt hij er in de nieuwe herziene versie van zijn uit 1803 daterende vioolconcert te voltooien. Busoni gaf hem de raad het niet voor minder dan vijfduizend Reichsmark te verkopen. Het is niet bekend of de uitgever Lienau dat bedrag ervoor gegeven heeft.
VRIENDSCHAP IN DE LATERE JAREN
Eind oktober 1912 kwam Busoni naar Helsinki om twee pianorecitals te geven. Op het programma stond Beethoven’s Hammerklavier Sonate. De pianist wist dat Sibelius onder zijn gehoor zou zijn en hij had hem voor het concert een brief geschreven die eindigde : “….ik zal vanavond zo goed als ik kan voor je spelen “. Sibelius schreef in zijn dagboek : “ Ik zal deze uitvoering mijn hele leven blijven herinneren. Nooit is de grootsheid en de kracht van de mensheid mij meer duidelijk geweest. Kraft ist die Moral der Menschen. Beethoven geeft gesproken .”
Eind maart 1913 dirigeerde Busoni de vierde symfonie van Sibelius in Amsterdam en begin april zond hij de componist een telegram dat hij “ mit grosser Freude “ het werk met het Concertgebouworkest had uitgevoerd. Het succes blijkt uit de recensie in het Algemeen Handelsblad van 31 maart 1913 : “…..men kan slechts erkennen dat hier frisse muzikale ideeen zijn getoonzet….de componist onderscheidt zich door een onafhankelijke geest, die zich van oppervlakkigheid en effectbejag distancieert “ . Drie jaar later , op 15 maart 1916, dirigeerde Busoni in Zurich het Tonhalle Orkest in de tweede symfonie. De critici waren vol lof en Busoni zond Sibelius een kort bericht met de woorden “ Sempre affettuosamente e crescendo “, waar zijn vrouw Gerda aan toevoegde “ De symfonie was fantastisch “.
In die jaren steeg de roem van Sibelius snel. Zijn ijdelheid werd gestreeld door diverse uitnodigingen om zijn werken te komen dirigeren. Op 26 februari 1921 dirigeerde hij zijn vierde symfonie in Oxford en Busoni was in het publiek aanwezig. Op 27 februari zond Busoni, nog geheel onder de betovering van dit werk, een brief aan de componist waarin hij hem complimenteerde.
Dit patroon waarin Busoni het initiatief neemt om te schrijven en Sibelius zich al dan niet beperkte tot antwoorden was kenmerkend voor hun relatie. Toch zou een schouderklopje van zijn vroegere leerling Busoni goed gedaan hebben. Het lijkt er veel op dat er in latere jaren tussen beide musici spanningen bestonden die voortkwamen uit hun verschillende karakters. Na een uitvoering van de vijfde symfonie in Rome schreef Busoni aan hun gezamenlijke vriend Adolf Paul op 10 november 1921 : “…..het komt me voor dat Sibelius zich nooit op zijn gemak voelt bij mij en ik krijg daar een onbehagelijk gevoel van ”. Paul schreef hierover aan Sibelius, die hem terugschreef dat Busoni altijd toneelspeelde, maar dat je een warm hart aantreft als het ijs gebroken is. Het bracht hem er ook toe om een ongewoon hartelijke brief te schrijven aan Busoni waarin hij hem uit de grond van zijn hart bedankte voor de uitvoering van de vijfde symfonie. “ Zonder jou zou de symfonie slechts een stukje papier zijn gebleven….”. Busoni en Sibelius hadden na deze tijd geen contact meer. Het respect voor zijn leermeester en vriend Busoni blijkt echter uit de woorden die Sibelius aan de de beroemde pianiste Harriet Cohen toevertrouwde: “ Ik schrijf voor het orkest en niet voor de piano en ik ga nooit naar pianoconcerten, behalve vroeger toen ik dikwijls naar mijn vriend Busoni ging luisteren “.
Lit.: Erik Tawastjerna: Jean Sibelius (Söderström, 1991).