Mini Vergelijkingen

VERDI: LUISA MILLER

VERDI: LUISA MILLER

 

Luisa Miller verhaalt van een te gronde gerichte liefde. De heldin – uit Schillers Kabale und Liebe – is Luise de dochter van een gepensioneerde soldaat die verliefd is geworden op de zoon van graaf Walter, de lokale heerser. Zijn vader evenwel die vindt dat Roldolfo moet trouwen met Federica, hertogin van Ostheim, is zo ontzet over het voornemen van zijn zoon dat hij de schoonvader in spe laat arresteren. Luise wordt vervolgens gechanteerd zodat ze een brief schrijft waarin ze ontkent ooit van Rodolfo te hebben gehouden. Razend gemaakt door haar schijnbare verraad laat deze haar een gifdrank drinken, die hij vervolgens ook zelf inneemt. Schillers origineel is op de voet gevolgd door Cammarano en de Sturm und Drang sfeer komt uitstekend uit de verf. Het in essentie intieme werk betekent ook ongeveer het einde van Verdi’s vroege periode.

Liefst vier opnamen van dit werk strijden om de voorrang. Allereerst is daar Levine (Sony 48073) met een productie uit de Met in New York. Het werk wordt onder hoogspanning uitgevoerd en Chernov is de best denkbare vader van de heldin. Domingo zingt tweemaal de held van het werk, Rodolfo, maar is bij Levine geëngageerder dan bij Maazel (DG 423.144-2) in dien Covent Garden productie. Heel overtuigend zijn bij Levine verder Kan-Hendrik Rootering, Florence Quivar en Paul Plishka. De enige smet op het geheel is de in haar coloraturen wat onbevredigende Luisa van Aprile Milo, die verder wel aantrekkelijk meisjesachtig klinkt.

Wat dat betreft, overtuigt Caballé bij Maag (Decca 417.420-2) beter in dramatisch opzicht en Pavarotti’s ‘performance’ schuilt vol creatieve en gedetailleerd uitgewerkte verbeelding. Als Federica onderstreept Anna Reynolds alle licht- en schaduwwerking van haar rol.

Maazel gaat heel beheerst te werk, maar zorgt toch voor voldoende theatersfeer. Ricciraelli horen we in de titelrol op haar best, heel teer en fraai zingend. Domingo is puik bij stem en Bruson zingt met fluwelen stem de rol van Luisa’s vader. Gwynne Howell is imposant als Conte di Walter en Vladimiro Ganzarolli’s ruige stem past goed bij de rol van Wurm. Maar ook hier een duidelijk minpunt: de onvoldoende gravin Federica van Obraztsova.

Bij Cleva (RCA GD 86646) horen we Anna Moffo op haar best; datzelfde geldt voor de altijd stijlvolle en intelligente Carlo Bergonzi en de voortreffelijke Shirley Verrett, hier een soort quasi Amneris. Op MacNeil en Tozzi is in deze oudere Met productie ook weinig aan te merken.

Moeilijke keus. De meest homogene lezingen zijn die van Maag en Cleva, mar Levine is het spannendst.