Qua moderniteit is deze opera van Verdi alleen goed vergelijkbaar met Falstaff. Maar naar verhouding wordt dit werk veel te weinig opgevoerd. Goed daarom dat het zo uitstekend op cd is vertegenwoordigd.Kenners zijn het er namelijk over eens dat dit een van de krachtigste, want radicaalste opera’s van Verdi gaat. Het gaat namelijk over een geloofwaardige schets van menselijke uitzonderingsposities tegen een politieke achtergrond.
Deze opera heeft wel een heel complexe handeling, die met het libretto en de tekst op schoot beter thuis te volgen is dan deels onvoorbereid in het theater. In wezen gaat het om de strijd tussen de adel en het volk, respectievelijk vertegenwoordigd door Fiesco en Boccanegra, maar gecompliceerd door het feit dat ze zeeman Simon de dochter van de edelman Maria heeft verleid. Ze heeft een dochter van hem: Amelia.
Gavazzeni (RCA RD 70729) leidde in 1973 een liefdevolle en zorgvuldig vorm gegeven verklanking en weet de Verdiaanse structuur fraai bloot te leggen. Hij beschikt over een sympathieke Boccanegra van Piero Cappuccilli en een jeugdige, heel attractieve Amelia van Katia Ricciarelli.
Santini (EMI 763.513-2, 567.383-2) was met zijn in Rome gemaakte opname een der eersten die van dit werk een lp opname maakte in 1957. Het was een soort pionierdaad en de hoofdrolvertolkers deden veel om dit werk weer algemeen op het repertoire te brengen. Gobbi als tragische doge Boccanegra van Venetië toont alle begrip voor de privé en de publieke dilemma’s van de doge. Zijn tegenstander Fiesco is de onvergetelijke Boris Christoff die hier naast zijn Moessorgsky Boris een der beste, imposantste prestaties levert. Victoria de los Angeles is een pure, doorleefde Amelia, Giuseppe Campora een sonore Gabriele. Santini dirigeert met veel gevoel. Hooguit jammer van de twee kleine coupures en het wat beperkende monogeluid en resten bandruis.
Uitvoeringen van de Metropolitan Opera onder Mitropoulos uit 1960 (Stradivarius 100323), van de Hongaarse Staatsopera onder Patanè (Hungaroton HCD 12522/3) uit 1983, de Scala onder Solti (Decca 425.628-2) uit 1988 vermochten wat minder te overtuigen.
Claudio Abbado (DG 415.692-2, 449.752-2) heeft nadat hij het werk al in 1971 aan de Weense Staatsopera uitvoerde (RCA 74321-57733-2) tijdens zijn regiem aan de Scala in Milaan voor een groot aantal geslaagde producties gezorgd, maar geen daarvan overtuigt haast zo sterk als deze uit 1977. De geharde virulentie van de dirigent zorgt voor een voorbeeldige realisatie, waarbij vooral de inzet van het orkest moet worden geloofd. Beluister daarvoor de vervloeking van Paolo na de lange scène in de raadskamer. Cappuccilli is een intense, intelligente Boccanegra die hooguit niet de prestatie van Gobbi weet te evenaren, maar wel dicht in de buurt komt. Nicolai Ghiaurov is een erg overtuigende Fiesco, Mirella Freni een verfrissende Amelia en José van Dam een imposante Paolo. Een ongelooflijk geslaagd, nog steeds onovertroffen geheel!
Wie deze opera ook in beeld wil ondergaan, is beter af met de tijdens de Maggio musicale Fiorentino gemaakte dvd-v opname van – weer – Abbado (TDK DV-OPSIBO) dan met de New Yorkase opvoering onder Levine (DG 073-031-9).