TCHAIKOVSKY: SCHOPPENVROUW
Net als zijn opera Eugen Onegin is Tschaikovsky’s Schoppenvrouw (Pikovaya dama in het oorspronkelijke Russisch, Pique dame in slecht Frans; het zou La dame de pique moeten zijn) gebaseerd op een duistere, op rijm gezette novelle van Poesjkin. Kort samengevat luidt de inhoud als volgt: De protagonist is een jonge legerofficier, Hermann die geobsedeerd raakt om het geheim van het succes bij het kaartspel, het gokken te ontdekken. Volgens het verhaal is de gravin die de grootmoeder is van de vrouw waarop hij verliefd is degene die als enige dat geheim kent.
’s Avonds breekt hij in de kamer van de gravin om dat geheim van de ‘drie kaarten’ te bemachtigen, mar zij schrikt daarbij zo hevig dat ze sterft. Maar de gravin keert terug als geestverschijning en verraadt het geheim aan Hermann. Hij laat Lisa in de steek (waarna zij zich verdrinkt) en gaat naar de goktent om fortuin te maken. Maar wanneer hij die beruchte kaart troeft en er stellig van overtuigd is dat het de aas moet zijn die hem winst brengt, blijkt het de schoppenvrouw te zijn en pleegt hij in wanhoop zelfmoord.
Op vrij strakke en geconcentreerde wijze ontrolt het drama zich met een aangrijpende psychologische intensiteit die des te treffender is omdat sprake is van een zeker understatement. Het libretto wijkt in menig opzicht af van Poesjkins origineel. Zo wordt Lisa in de opera een romantische figuur die op melodramatische wijze aan haar eind komt. Oorspronkelijk was ze een onder de duim gehouden beschermelinge van de gravin en zeker niet haar kleindochter die er aan romantische verhalen ontleende ideeën op na houdt over de ware liefde en Hermann als vleesgeworden ideaal daarvan beschouwt. Hermann is in de opera uitgegroeid tot iemand met Byroneske proporties, heen en weer geslingerd tussen de ware liefde voor Lisa en zijn gokobsessie. Een echte verloofde is er verder niet; de figuur van prins Yeletsky werd er door Modest Tschaikovsky met de haren bijgesleept. Ook het lot van Lisa is danig veranderd want bij Poesjkin trouwt ze met een aardige jonge man, een ambtenaar met een behoorlijk vast inkomen. Hermann, voor wie Tschaikovsky veel medelijden toont, eindigt zijn dagen in een krankzinnigengesticht en is een veel koelere kikker dan in de opera, waar zijn liefde voor Lisa oprecht is en slechts geleidelijk overgaat in zijn obsessie. De excentrieke gravin beleeft in beide gevallen haar finest hour gedurende het opbiechten van haar spookachtige herinneringen.
De opera zo vol duistere passie en ongelukkige romances ging tien jaar na de op wat kleinere schaal gebrachte Eugen Onegin in 1890 in Sint Petersburg in première. In de tussenliggende periode was Tschaikovsky’s techniek een stuk gerijpt en in het nieuwere werk combineert hij negentiende eeuws realisme met de elegante stijl uit Mozarts wereld en de Rococo stijl van Catherina de Grote in wier tijd hij de handeling situeert. In feite is het hele werk doortrokken van een verlangen naar het verleden. De nadruk op het (nood)lot – een steeds terugkerend gegeven bij Tschaikovsky – wordt op briljante wijze geïntegreerd en het motief van de ‘drie kaarten’ kleurt het hele werk.
De rollen van Hermann (een hoge dramatische tenor) en de gravin (een ideale rol voor een oudere alt) zorgen voor veel interactie en een stel indrukwekkende taferelen, met name in de bloedstollende scène waarin Hermann wordt geconfronteerd met de geest van de gravin. Maar het werk zit vol met treffende momenten; niet voor niets schreef Tschaikovsky aan zijn medelibrettist en broer Modest: “Tenzij ik me verschrikkelijk vergis, is de opera een meesterwerk”. Wat niet wil zeggen dat deze opera een makkelijk uitvoerbaar werk is.
Valery Gergiev (Philips cd 438.141-2, dvd-v 070-434-9) heeft zich al vaker ontpopt als een van de geëngageerdste en stijlvolste Tschaikovskyvertolkers. De passie die hij legt in de uitwerking van deze rijke, maar vaak ook subtiele partituur komt optimaal tot gelding omdat de soms haast Westers klinkende Kirov opera zo’n uitgesproken en hechte ensembleopera is, ook in een ‘live’ opname als deze. Ook om – met een iets gewijzigde bezetting (Ludmilla Filatova vervangt Irina Arkhipova als gravin en Nikolai Putilin maakt als graaf Tomsky plaats voor Sergei Leiferkus) - naar te kijken via de parallel uitgebrachte dvd-v versie waarvan Gergievs voorganger bij het Kirov theater, Yuri Temirkanov de producer is. Bijzonder is opnieuw het samengaan en afwisselen van grote verfijning en tomeloze energie in een volbloedige attaque. Hier geen verzwakkende compromissen in de opvatting, maar de bovenlaag van fatalisme en de onderlaag van droefheid worden beide fraai blootgelegd. Het nogal episodische werk krijgt een homogeen karakter, sfeervol, dramatisch, met vaak verrassend grote tempocontrasten en de spanning verhogende pauzes.
Het is altijd een genoegen om naar de kwikzilveren tenor van Gegam Grigorian te luisteren, ook al is hij niet de allertheatraalste en innemendste, want zelden zachter dan forte zingende Hermann en eerder een roofdier dan een minnaar; wel groeit hij geleidelijk in zijn rol. De ervaren diva Irina Arhipova neemt de belangrijke rol van de gravin voor haar rekening en Gergiev zorgt ervoor dat hun cruciale ontmoeting die culmineert in de dood van de oude vrouw overkomt als een der geweldigste operascènes van Tschaikovsky. De overige vertolkers met voorop de voortreffelijke Maria Gulegina als Lisa dragen met respectabele, maar niet erg pakkende zang het hunne bij aan het welslagen. Ook Olga Borodina als Pauline verdient een eervolle vermelding
De opname – een voorbeeld van de destijds door Philipsmensen gepropageerde Kirov sound klinkt wat gedempt, maar uiterst sfeervol en de balans tussen stemmen en orkest is volkomen juist. De Philips opname is vooreerst de eerste keus.
Ongeveer vijftien jaar eerder ontstond de Franse productie met Mstislav Rostropovitch als dirigent (DG 463.679-2). De bezetting is internationaal met behalve Peter Goegalov met een niet al te fraaie toon, maar wel met karakter optredende Hermann, Galina Vishnevskaya als een wat oud klinkende, maar temperamentvolle Lisa vooral Westerse solisten in de persoon van Bernd Weikl, Regina Resnik (overdreven agerend als gravin, Hanna Schwarz (Pauline) en Lucia Popp. Niettemin: dit is een goede, goedkopere versie die op de tweede plaats komt.
Vergeleken hierbij blijven de opnamen van Tchakarov met een in essentie Bulgaars ensemble (Sony 45720), van Ozawa met een Amerikaanse productie (RCA 09026-60992-2), en de historische Bolshoi opname van Melik-Pashayev uit 1949 (Dante Lys 459/61) en de latere onder Mark Ermler uit 1974 (Philips 420.375-2) minder indruk.