TCHAIKOVSKY: SYMFONIE NR. 5
Per aspera ad astra – door het duister naar het licht, zo voert ook de weg van Tschaikovsky’s opnieuw door gedachten aan het noodlot gekenmerkte 5e symfonie die bij vroegere Westerse interpreten vaak aanleiding gaf tot vrij banale interpretaties. Iemand als Mravinsky (DG 439.434-2, 2 cd’s) leerde terecht anders.
Tschaikovsky schreef in 1885 over dit werk: “Ik ben ervan overtuigd geraakt dat de symfonie niet succesvol is. Het werk heeft iets afstotends, bezit een zekere ongelijkmatigheid, onzekerheid en iets artificeels…. Dat alles veroorzaakt een kwellend gevoel van ontevredenheid ….. het is alles heel verdrietig”.
Natuurlijk gaat het om een verontrustend werk, maar dan toch eerder vanwege zijn onbedwongen vrijmoedigheid dan als gevolg van compositorische tekortkomingen. Het noodlot is in dit werk nukkiger en wreder dan in de 4e symfonie. Het werk begint in een wanhopige stemming van de herhaalde, massief emotionele climaxen wekken een zeker hysterisch gevoel zoals we dat in de 4e maar sporadisch tegenkomen. Het noodlotsmotief vernietigt zelfs de liedachtige melodie uit het tweede deel en feitelijk wordt pas aan het eind van de finale de tragische sfeer doorbroken, maar ook dan is dit meer als een poging tegen beter weten in.
Naast Mravinsky zijn het vooral Gergiev (Philips 462.905-2) en Jansons (Chandos CHAN 8351) die dit werk het meeste recht doen.