Mini Vergelijkingen

SCHONBERG: PIERROT LUNAIRE

SCHÖNBERG: PIERROT LUNAIRE

 

Gesproken en niet gezongen moesten de precies voorgeschreven tonen, waarvan ook de hoogte en de duur zijn gefixeerd in Schönbergs melodramatische experiment Pierrot lunaire. Bij dit Sprechgesang gaat het om een declamatiestijl die het midden houdt tussen spreken en zingen en die in Pierrot lunaire voor spreekstem, piano, fluit/piccolo, klarinet/basklarinet, viool/altviool en cello een haast letterlijk en figuurlijk ontstellende rol vervult. Stravinsky noemde het werk ooit the solar plexus van de 20e eeuwse muziek. Eenzelfde techniek is ook toegepast in A survivor from Warsaw en Moses und Aron.

In de tijd dat hij aan Erwartung werkte verdeelde Schönberg zijn tijd nog tussen schilderen en componeren. Hij exposeerde zelfs tijdens de beroemde Blaue Reiter tentoonstelling die in 1911 door Kandinsky was georganiseerd. Veel van zijn schilderijen uit die periode tonen een preoccupatie met nachtmerrie beelden van als maskers starende gezichten en hij toonde dan ook weinig aarzeling toen de actrice Albertine Zehme hem vroeg om voor haar een vocaal melodrama te schrijven rond de van  een overdaad aan fantasmagorie getuigende Pierrot gedichten van Albert Guiraud. Pierrot lunaire (1912), een ruig brok expressionisme in drie samen ruim een half uur durende delen op basis van 21 korte teksten was het resultaat.

Het werk concentreert zich op een ontwrichte, gespleten persoonlijkheid, net zoals dat in Erwartung het geval is. Maar dit keer schuilt daar een belangrijke factor van groteskerie – zelfs waanzin – in wanneer Pierrot (traditioneel een pathetische figuur) zijn gekwelde en vaak heftige fantasieën krast. De lichte wijze van begeleiding (bij de première zaten de instrumentalisten achter een gordijn) wijst erop dat deze vooral de rol heeft van een soort spookachtig commentaar.

De door CBS in 1951 gemaakte opname (Sony 45695) met Erika Stiedry-Wagner is in zoverre bijzonder dat violist Rudolf Kolisch en pianist Eduard Steuermann de componist nog als leerling hadden meegemaakt in de jaren twintig vorige eeuw. Van de geluidskwaliteit van die verder bravoureuze versie mag men niet teveel verwachten. Een curiosum is dat Philippe Herreweghe zich voordat hij zich op de authentieke toer bij oudere muziek begaf ook een opname van het werk maakt met Marianne Pousseur en het Ensemble musique oblique (Harmonia Mundi HMC 90.1390). De Noorse Anne-Lise Berntsen legde het werk adequaat met het Borealis ensemble vast (Victoria VCD 19088) en Jane Manning overtroefde haar met het Nashensemble onder Simon Rattle (Chandos CHAN 6534). Manning beheerst alle aspecten van het Sprechgesang perfect en weet de elementen van ironie en donkere humor die zo essentieel zijn hier fraai te uiten. Het Nash ensemble reageert heel alert en versterkt de dramatiek. Er zijn op zich bijzondere, maar niet echt maatgevende opnamen van Patricia Rideout met een ensemble rond pianist Glenn Gould (Sony 52664), van Erika Sziklay met het Boedapest kamerensemble (Hungaroton HCD 11385), Phyllis Bryn-Julson met het Ensemble Modern onder Peter Eötvös (RCA 09026-61179-2), Yvonne Minton (die gold als de ‘zingende’ Pierrot) met Barenboim, Debost, Pay en Zukerman onder de hoede van Pierre Boulez (Sony 48466), Anja Silja met ensemble onder Robert Craft (Koch 374712), Luisa Castellani met leden van de Staatskapel Dresden onder Giuseppe Sinopoli (Teldec 3984-22901-2), en Ilona Steingruber met een ensemble onder Vladimir Golschmann (Vanguard SVC 145). Vaak met best mooie resultaten, maar het zijn tenslotte de versies van Barbara Sukowa met een ensemble onder Reinbert de Leeuw (Schwann 310117) en Christine Schäfer met het Ensemble InterContemporain onder Pierre Boulez (DG 457.630-2) die het pleit winnen. Sukowa, o.a. ook in het Holland Festival optredend met dit werk, is heel bijzonder en benadert het werk duidelijk vanuit haar ervaring als toneelspeelster terwijl Reinbert de Leeuw natuurlijk doorkneed is in deze materie.

Maar in feite wordt het pleit gewonnen door de derde opname van Boulez  die ook op dvd-video is verschenen (ArtHaus 100.330). Schäfer, de veelzijdige sopraan met haar zoetgevooisde timbre die zowel in de barok van Bach (cantates, Magnificat, missen, passiemuzieken), classicisme (Haydn’s Schöpfung, Mozarts Entführung en mis KV 194), de romantiek van Weber (Freischütz), Schubert (liederen), Mendelssohn (Eliah, Midzomernachtsdroom), Schumann (Dichterliebe), Verdi (Rigoletto), R. Strauss (liederen en aria’s), die evenzeer thuis is in het Franse liedrepertoire (Chausson, Debussy) als in eigentijdse muziek (Lulu van Berg, Pli selon pli van Boulez, Herzgewächse van Schönberg, liederen van Krenek, Ullmann, Reimann) heel overtuigende interpretaties leverde, benadert Pierrot logischerwijze van de vocale kant, maar ze gaat hier terecht meer spraakgeoriënteerd te werk; de paar gezongen noten komen er op perfecte toonhoogte uit en hoewel ‘uitglijers’ van aangehouden noten keurig worden vermeden, is het resultaat uitermate dramatisch, een toonbeeld van waar expressionisme waarin behalve voor mysterie ook plaats is voor schoonheid. Het karakter van het werk halverwege cabaret en concertzaal is raak getypeerd en Boulez zorgt voor een heel idiomatische tegelijk intense en intieme begeleiding. De opname klinkt aan de droge, klinische kant, maar dat past best bij dit idioom. Zo wordt de rangorde 1) Schäfer, 2) Sukowa en 3) Manning.