Mini Vergelijkingen

SCHUBERT: SYMFONIE NR. 8

SCHUBERT: SYMFONIE NR. 8 ONVOLTOOIDE

 

De oplossing van een zichzelf gesteld probleem karakteriseert meestal het compositorische proces. Zo men wil, kan men de beide delen van Schuberts Onvoltooide uit 1828 beschouwen als een reflex op dat feit: hier wordt een probleem opgeworpen in b-klein (deel I) dat wordt opgelost in E-groot (deel II). Naar de reden waarom Schubert deze symfonie fragmentarisch naliet wordt nog steeds gegist. De snel slechter wordende gezondheid van de aan syfilis leidende componist of een ongunstige honorering worden wel als argumenten aangevoerd. Het werk werd ook pas vier decennia na zijn ontstaan toevallig teruggevonden en daarom een tijd lang voor zijn laatste symfonie gehouden.

Het eerste deel wordt ingeleid door de contrabassen die een donkergesluierd thema vol omineuze kracht spelen. De andere strijkers nemen het ruisend over waarna hobo en klarinet unisono een thema vol intens verlangen introduceren. Volgt de dominante gedachte uit dit deel in de gedaante van een energieke melodie die aan de celli is toevertrouwd. Dit is een van de diepzinnigste uitgangspunten uit een symfonie. Het tweede deel suggereert eerder een scène in de openlucht waarin de doengedachten uit het eerste deel een optimistischer wending krijgen.

Hoezeer ‘Allegro moderato” en “Andante con moto” een muzikaal frappante eenheid kunnen vormen, hebben heel wat dirigenten met veel stijlbesef en overtuigingskracht ongehaast, maar ook zonder te zwelgen in lyrische details laten horen. Net even merkbare afwijkingen van het basistempo, wat extra expressie op de cruciale momenten helpen om het ‘symfonische drama’ kracht bij te zetten. Dergelijke momenten zijn de doorwerking van het eerste deel en de centrale overgang uit het tweede. De prominentsten onder hen: C. Kleiber (DG 415.601-2, 449.745-2), Sinopoli (DG 445.514-2), Abbado (DG 423.655-2), Wand (RCA 09026-68314-2) en Blomstedt (Decca 448.707-2)