Mini Vergelijkingen

SCHUMANN: DAVIDSBUNDLERTANZE

SCHUMANN: DAVIDSBÜNDLERTÄNZE.

Vrijwel tot zijn dertigste jaar schreef Schumann vrijwel uitsluitend muziek voor zijn eigen instrument, de piano. Vaak was dat trouwens met de bedoeling om langs die weg contact te onderhouden met zijn beminde Clara Wieck, zelf een hoogst begaafde pianiste die echter door haar vader was verboden contact met Schumann te onderhouden.

Toen ze niettemin in het geheim verloofd waren, begon Schumann in 1837 aan zijn Davidsbündlertänze waarbij hij opperde dat het werk veel ‘huwelijksgedachten’ bevatte. Hij schreef haar in januari 1838: “Was aber in den Tänzen steht, das wird meine Clara herausfinden, der sie mehr, als irgend etwas von mir, gewidmet sind. ….War ich je glücklich am Klavier, so war es als ich sie komponierte…... Die ganze Geschichte ist ein Polterabend”.

Alle achttien, over twee bundels verdeelde stukken zijn voorzien van een ‘F’ of een ‘E’, soms ook van beide als indicatie of ze van de assertieve Florestan of de dromerige Eusebius stammen – Schumanns favoriete pseudoniemen uit de Davidsbund die hij schiep om de Filistijnen uit zijn tijd uit te dagen.

In 1851 reviseerde Schumann het werk; de wijzigingen zijn in wezen niet erg groot of ingrijpend, maar in het algemeen werd de fantasie wat beteugeld. Ook werd het woord Tänze op het titelblad geschrapt als om te laten blijken dat het afgezien van wat echo’s uit de ‘Maskentanz’ wereld van Carnaval om wezenlijker dingen ging.

Als kiemcel dient een motief uit een Mazurka in G die Clara schreef als vijfde deeltje uit haar Soirées musicales op. 6. Maar een cryptisch mottothema in b van Schumann zelf duikt al gauw op als krachtiger kiemcel.

Binnen het piano-oeuvre van Schumann zijn zover het om de cd oogst gaat de Davidsbündler relatief karig bedeeld. Er resten slechts twee echt historische opnamen van Fanny Davies uit 1930 en van Alfred Cortot uit 1937. Met name Cortot zorgde voor een boeiende, heel persoonlijke, soms merkwaardige, mar heel dichterlijke verklanking. Het is goed meteen de aandacht te vestigen op het naast elkaar bestaan van die twee gedrukte uitgaven uit 1838 en 1851. Schumann behoorde tot het soort componisten dat voortdurend bleef schaven aan composities, waardoor ze lang niet altijd beter werden. Groot en significant zijn de onderlinge verschillen niet, belangrijk is vooral dat in de eerste uitgave minder herhalingstekens voorkomen, waardoor het werk minder aan vaart en frisheid inboet

Traditioneel speelden de meeste pianisten tot voor kort de latere versie, maar de meest recente opnamen van Schiff en Pollini bieden de eerdere en beide pianisten houden een terecht pleidooi voor die keuze.

Het veld nader overziend en tot een keuze komend, zijn het de volgende vertolkers die het meest de aandacht waard zijn.

 

Wilhelm Kempff was decennia lang de grootste Duitse Schumannvertolker en dat verloochent hij hier niet. Altijd wat introvert, nooit opgelegd virtuoos, maar poëtisch en sensitief speelt hij hier deeltje na deeltje. Een idyllische jonge Schumann gezien met de blik van een oude, ervaren pianist. In de lastiger items forceert hij zichzelf geen moment met pogingen tot virtuoos vertoon dat nooit zijn sterke punt was, nee, hij laat steeds de muziek voor zichzelf spreken. De diverse stemmen komen mooi uit, de pianoklank is mooi warm.

Claudio Arrau zorgt voor een aristocratisch aandoende distinctie, speelt warmbloedig en met veel finesse, maar bij vlagen klinken zijn rubati wat overdreven en is zijn voordracht wat te zelfbewust. Wie een minder subtiele aanpak prefereert, kan terecht bij pianoleeuw Boris Berezovsky die voor een heftige, maar uitermate muzikale en virtuoze interpretatie zorgt.

De opname van Perahia behoort tot zijn vroegste en ontstond kort nadat hij het pianoconcours in Leeds had gewonnen. Het is nog steeds een van de meest idiomatische lezingen. Eveneens heel verbeeldingsvol en kleurig en haast nog spontaner is de uitvoering van de beter als Schubertvertolkster bekende Imogen Cooper

Veel minder koel en afstandelijk dan we van hem gewend zijn, maar zeker niet minder temperamentvol en doorleefd vertolkte de ouder (en wijzer) geworden Pollini deze door Clara geïnspireerde muziek. Hij brengt prachtige contrasten aan tussen Eusebius’ smachtende, idyllische dromen en Florestans stoere protesten.

András Schiff is van alle pianisten die dit werk op cd vastlegden tot nu toe de enige die de oerversie uit 1838 gebruikt in een vitale, verbeeldingsvolle en virtuoze, maar waar gevraagd ook poëtische verklanking. Op heel pianistische wijze lacht en spot, raast en smacht hij. De vleugelklank is zo mooi vol en rond dat het geheel haast iets orkestraals krijgt.

Voor een aantrekkelijk goedkoop alternatief zorgt de jonge Engelsman Benjamin Frith op Naxos. Hij accentueert de contrasten in sfeer en tempo, is uiterst virtuoos en overtuigt volkomen.

Resumerend: het zijn vooral Perahia, Cooper, Frith en Berezovsky die in de standaardversie overtuigen, maar de voorkeur dient te worden gegeven aan de vrijwel gelijkwaardige (maar best verschillende) Pollini en Schiff met het origineel.

 

Discografie standaardversie 1851

Geza Anda. DG 459.068-2 (10 cd’s). 1966

Claudio Arrau. Philips 432.308-2 (7 cd’s).Vladimir Ashkenazy. Decca 425.109-2. 1988Boris Berezovsky. Teldec 09031-77476-2.Paul Berkowitz. Meridian CDE 84156.Roberto Cominati. Cypres 9607 (3 cd’s). 1999Imogen Cooper. Ottavo OTR 39027.Alfred Cortot. Bidulph LHW 003, Pearl GEMMCD 9931, Dante HPC 004/5, Music &  Arts CD 858 (2 cd’s). 1937Christopher Czaja Sager. Hänssler CD 98135. 1996Fanny Davies. Pearl GEMMCD 9291. 1930Jörg Demus. Nuova Era 6749.Benjamin Frith. Naxos 8.550493. 1991Stephen Hough. Virgin 562.196-2. 1989

Wilhelm Kempff. DG 435.045-2, 471.312-2 (4 cd’s). 1967

Walter Klien. Carlton 30371-0041-2.

Anton Kuerti. Analekta FL 23126. 1990

Alicia de Lara. Pearl GEMMCD 1000. 1951Murray Perahia. Sony 89714. 1973Herbert du Plessis. Pavane ADW 7348. 1995Charles Rosen. Sony 68345. 1963Fou Ts’ong. Carlton 30366-01127 (2 cd’s). 1989Christian Zacharias. EMI 565.464-2. 1e versie 1838Maurizio Pollini. DG 471.369-2. 2000

András Schiff. Teldec 4509-99176-2. 1995