Mini Vergelijkingen

SCHUMANN: WERKEN VOOR HOBO EN PIANO

SCHUMANN: WERKEN VOOR HOBO EN PIANO

 

De titel van dit stukje suggereert dat Schumann een in elk geval kwantitatief rijk repertoire voor hobo en piano naliet. De werkelijkheid is helaas voor hoboïsten minder rooskleurig. Zelfs het hoboprimaat van de 3 Romanzen op. 94 moet worden gedeeld met klarinet en viool.

Feit is dat Schumann zich gedurende zijn creatieve leven vaak concentreerde op het schrijven van werken in één genre. Het jaar 1838 was vooral aan pianomuziek gewijd, 1840 aan liederen, 1841 aan orkestwerken en 1849 aan duo’s. Alle stukken uit deze periode hebben gemeen dat ze worden gekenmerkt door lange melodische lijnen zoals we die kennen uit zijn eerdere pianowerken en die heel subtiel ook in zijn liederen toepassing vonden. Hierop kwam het voor de componist blijkbaar meer aan dan op de exploratie van de mogelijkheden en het karakter van het instrument naast de piano, om het even of dat primair een viool, cello, klarinet, hobo of zelfs een hoorn of een tweede piano was. Het valt feitelijk moeilijk uit te maken in een nogal mankgaande vergelijking van appels met peren of men de hoorn mist in Adagio en allegro, de cello in de Volksstukken of de klarinet in de Fantasiestücke (bij voorkeur wordt hier trouwens een oboe d’amore gebruikt).

De 3 Romanzen op. 94 gelden als Schumanns enige oorspronkelijk voor hobo en piano bedoelde werk, hoewel hij ook hier viool en klarinet toestond. De voorkeur voor de hobo is echter goed verklaarbaar hier want de fraaie cantilenen en de curvatuur van de frasen suggereren duidelijk de zangerige kwaliteiten van de hobo als uitgesproken lyrisch instrument.

Het Adagio en allegro in As op. 70 voor hoorn (of cello of viool) in de hobobewerking van Humbert Lucarelli droeg oorspronkelijk de titel Romance en allegro en zou in Schumanns geest het contrast tussen de dromerige Eusebius en de stoere Florestan kunnen illustreren.

De 3 Fantasiestücke op. 73, aanvankelijk Soiréestücke genaamd, zijn oorspronkelijk voor klarinet gedacht, maar worden ook wel op viool of cello voorgedragen. Voor de hobo liggen ze heel aangenaam en zijn ze terecht geannexeerd. Het Abendlied op. 85/12 is ondanks de in de titel gewekte romantische associatie een nogal abstract stuk, wat waarschijnlijk geen wonder is want het stamt oorspronkelijk uit een verzameling 4-handige Kinder Klavierduette “für kleine und große Kinder” en werd voor viool, fluit of hobo bewerkt door Joseph Joachim.

Het substantieelste gedeelte van dit repertoire wordt gevormd door de 5 Stücke im Volkston op. 102, oorspronkelijk voor cello en piano. De folkloristische invloed moet hier niet worden overschat, maar het karakter van de drie hieruit voor hobo geselecteerde deeltjes is wel relatief extrovert, pretentieloos en bij vlagen ironisch.

Het is mogelijk om dit deels quasi hoborepertoire van Schumann nog met andere items aan te vullen. Bijvoorbeeld met het “Wiegenliedchen” no. 6 uit de Albumblätter op. 124. Oorspronkelijk een pianosolo, maar door Tibor Szesler voor hobo bewerkt; overigens er bestaat ook een harpversie. Of met “Träumerei”, no. 7 uit Kinderszenen op. 15. Een deeltje dat in allerlei arrangementen bestaat, maar dankzij Lothar Lechner ook voor hobo en piano.

Als een soort reflectie op de Romanzen van haar man zijn de 3 Romanzen op. 22 uit 1853 van Clara Schumann – Wieck zijdelings betrokken bij dit repertoiresegment.

De essentie van dit repertoire – de 3 Romanzen, het Adagio en allegro, het Abendlied en de 3 Stücke im Volkston – vormen de gemeenschappelijke noemer van de opnamen van respectievelijk Douglas Boyd en Maria João Pires (DG 439.889-2, 1992), Heinz Holliger en Alfred Brendel (Philips 416.898-2, 1979), Alexei en Leonid Ogrintchouk (Harmonia Mundi HMN 911804, 2003) en Pauline Oostenrijk en Ivo Jansen (Vanguard  99082, 1996). Met alleen de essentie van Schumanns stukken bieden Boyd en Holliger het minste waar voor het geld, ook Ogrintchouk – weliswaar met het korte trio van Clara Wieck – is vrij karig (de speelduur van deze cd’s gaat de 50’ nauwelijks te boven); Pauline Oostenrijk biedt het uitgebreidste recital.

Natuurlijk zijn er best interpretatieve verschillen tussen het viertal hoboïsten en hun begeleiders. Interessant is bijvoorbeeld te letten op de verschillende ‘scholen’ en achtergronden, maar dat is meer iets voor mensen uit het vak. De modaal kritische luisteraar kan eigenlijk geen verkeerde keuze maken en doet er goed aan zijn persoonlijke smaak en favoriet te volgen.