STRAUSS: DE 2 HOORNCONCERTEN
De vader van Richard Strauss, Franz, was de 1e hoornist in het orkest van de Münchense opera en dus lag het nogal voor de hand dat de ambitieuze 18-jarige componist een soloconcert voor zijn vader schreef in 1872. In menig opzicht is dit werk al kenmerkend voor de latere Strauss. Het eerste concert is inderdaad vol jeugdig elan. Zozeer zelfs dat zijn vader het omdat hij net last van astma had te lastig uitvoerbaar vond en de première werd toevertrouwd aan Gustav Leinhos van het hoforkest uit Meiningen, gedirigeerd door Hans von Bülow. Het manuscript van de complete partituur is verloren gegaan en daarom bestaan talloze verschillen tussen de oorspronkelijke kladversie en de gedrukte uitgave. Er zijn harmonieën gewijzigd en zestien maten begeleiding geschrapt. Er is ook wel gesuggereerd dat het gebruik van de term Waldhorn erop wees dat Strauss feitelijk een ongeventileerde hoorn bedoelde, maar als dat het geval was zou hij de solopartij in Es en niet in F hebben genoteerd zoals al in die tijd standaard was. Curieus genoeg staan de orkestpartijen voor de hoorns wel in Es en is dat in het tweede concert omgekeerd.
Strauss schreef zijn tweede hoornconcert ter herinnering aan zijn vader zo’n zestig jaar later, in 1942 en lijkt terug te kijken naar zijn vroege jaren. Maar het latere werk verraadt wel een stuk meer ervaring: de orkestratie is een stuk vindingrijker en avontuurlijker, de structuur van het werk is ook knapper en de solist wordt voor lastiger opgaven geplaatst. Heel fraai in dit werk is hoe het ene deel met het andere vervloeit en hoe het niet zwaar bezette orkest op het ene moment de hoorn teer wiegt om op het volgende voor scherpe contrasten te zorgen.
Bovendien blijkt dat Strauss het erkend moeilijk tembare solo-instrument en zijn mogelijkheden uitstekend kende. Fanfareachtige roepen, zijdeglanzende legato’s en snel, vaardig passagewerk strijden om de voorrang.
De nog steeds maatgevende ‘gouden standaard’ opname van dit tweetal werken is nog steeds die van Dennis Brain (EMI 747.834-2). Deze zijn van een onvergelijkelijke schoonheid en moeilijk te overtreffen. Op de tweede plaats komt de nobel klinkende David Pyatt (Classics for Pleasure CFP 573.513-2), op korte afstand gevolgd door de gloedvolle Radovan Vlatkovic (EMI 749.967-2), de virtuoze Marie-Luise Neunecker (EMI 556.183-2) en de ontspannen Lars-Michael Stransky (DG 453.483-2). Voor een optimaal klinkend orkestaandeel komt dankzij Rudolf Kempe tenslotte ook Peter Damm (EMI 764.342-2) in aanmerking.