STRAUSS: ALSO SPRACH ZARATHUSTRA
In de tijd waarin audiofielen op zoek waren naar luidsprekers met een diepe, strakke basweergave reisden ze presentaties, shows en tentoonstellingen als de Firato af gewapend met de Argo opname die Neville Marriner rond 1966 had gemaakt van Rossini’s mede voor zijn vriend de contrabasvirtuoos Agostino Trioso geschreven 6 Sonate a quattro vanwege de pakkende gestreken contrabassolo in het 3e deel van de 1e sonate (de bewuste opname leeft trouwens voort als Decca 443.838-2) en met een opname van Richard Strauss’ Also sprach Zarathustra, met name die van het Los Angeles filharmonisch orkest onder Zubin Mehta uit 1968 (nog verkrijgbaar als Decca 452.910-2).
De inzet van laatstgenoemd werk met zijn bijna onderaards aandoende 16-voet orgelinzet uit de ‘zonsopgang’ inleiding, die ook veelvuldig werd ge- en misbruikt voor andere doeleinden, te beginnen met Stanley Kubricks film 2001, A space Odyssee en vervolgd met een bekende TV reclamespot voor het wasmiddel Silan en de begeleidingsmuziek tijdens een helicopter rondvlucht door de Grand Canyon.
Nietzsches vrij geruchtmakende boek Also sprach Zarathustra was nog maar nauwelijks gepubliceerd of Strauss besloot er in 1896 een symfonisch gedicht op te baseren. Kennelijk was hij geraakt door Nietzsches filosofie over de Übermensch en de viering van de menselijke macht en energie die eruit sprak. Dit moet Strauss’ zelfvertrouwen en lotsbestemming danig hebben beïnvloed. Zijn reactie condenseerde hij in een werk van enorme omvang voor een grootschalig orkest met orgel. Het resultat is een vrijelijk uitwaaierende fantasie waarin ongeacht de filosofische achtergronden en aspiraties heel imposante klankwerelden worden geopenbaard.
Toegegeven: na dat ontzag inboezemende begin valt het vervolg wat tegen en als geheel maken de acht episoden (elk met een aan Nietzsche ontleende titel) een tamelijk meanderende indruk, maar in de beste vertolkingen worden ze overtuigend bijeengehouden en met energie en expressie geladen. Het ontbreekt zelfs niet aan blijken van humor. In het achtste deel, Das Tanzlied, danst Zarathustra op een Weense wals met rustieke inslag.
De eerste opmerkelijke opname leverde Fritz Reiner in prille stereo al 8 maart 1954 met het Chicago symfonie orkest (RCA 09026-61494-2) in een periode dat Toscanini in zijn nadagen nog lo-fi opnamen voor hetzelfde label maakte. Het geluid is wat aan de schrille kant, maar helder en goed van balans. De aanpak is heel extrovert dynamisch en strak.
Als het gaat om recentere, fraaier klinkende opnamen, bieden Maazel (RCA 09026-68225-2), Ashkenazy (Decca 448.224-2) of Previn (Telarc CD 80167) zich aan, laatgenoemden met een spectaculaire klank en opvallend breed opgezette vertolkingen. Wie briljant, typisch Amerikaans orkestspel wil horen (blazers vooral!), kan terecht bij Solti (Decca 440.618-2), wie daarentegen wars is van spektakel en liever zijn heil zoekt bij een ‘gewone’, niet sensationele aanpak, moet Kempe (EMI 764.346-2) of Sawallisch (EMI 556.364-2) proberen. Voor aangename verrassingen zorgden verder Ozawa (Philips 442.645-2) en Haitink (Philips 442.281-2).
Muziek als deze was volmaakt geschikt voor Karajans flamboyant exhibistionistische, maar ook virtuoze aanpak en de verzadigde klanken die het Berlijns filharmonisch orkest kan genereren. Zijn verklankingen uit respectievelijk 1973 (DG 447.441-2, en 1983 (439.016-2, 459.515-2) behoren dan ook in interpretatief opzicht tot de beste. De oudere versie is wat intenser, klinkt wat warmer, de nieuwere biedt wat meer detail en is basrijker. Er is tenslotte veel voor te zeggen de zelfbewuste Karajan tot winnaar te verklaren met in zijn gevolg vooral Reiner, Previn en Haitink.