Een heel ander soort medelijden dan de soldatenfiguur Wozzeck uit Alban Bergs gelijknamige opera wekt de soldaat uit Stravinsky’s L'Histoire du soldat. Hier gaat het om een subtieler kamermuzikaal en vrij ondoorgrondelijk naïef door de componist geschetste geschiedenis.
De compositie draagt de sporen van de Eerste Wereldoorlog en dat niet alleen in zijn ontstaansgeschiedenis. Immers Stravinsky leefde afgesneden van zijn Russische vaderland en zijn inkomsten daar aan het Meer van Genève en kon zich niet veroorloven werken te produceren die qua uitvoeringskosten duur waren. Van het ‘rondwoelen in vette klanken’ had hij toch al genoeg.
Een ensemble van slechts zeven instrumenten (viool, contrabas, klarinet, fagot, piston, trombone en slagwerk) was voldoende.
Jean Cocteau en Peter Ustinov zijn met dirigent Markevitch de legendarische sprekers in een vrijwel even legendarische opname (Philips 420.773-2). In een oudere opname uit 1940 van Ansermet (Claves CD 508918) is de auteur van de tekst, Charles-Ferdinand Ramuz, zelf de spreker. Ansermet hield het werk trouwens in Lausanne ten doop. De verteller verhaalt een sprookje dat op basis van motieven uit Russische volksverhalen is geschreven door deze Ramuz: een soldaat verpandt zijn ziel aan de duivel, “krijgt’ een prinses, maar moet tenslotte toch naar de hel. Alleen de episoden die zich voor uitbeelding lenen worden als in een kermistent door twee acteurs en twee dansers gespeeld en gedanst. De belangrijke rol van de duivel is aan de viool toevertrouwd. Voor een mooie, moderner klinkende versie zorgde Järvi (Chandos CHAN 9189).
Van de Suite L'Histoire du soldat leverde Boulez (DG 471.197-2) de mooiste uitvoering.