RACHMANINOV: PAGANINI RAPSODIE
De Paganini rapsodie is zonder enige twijfel een van de beste werken van Rachmaninov; tot op zekere hoogte kan men het stuk beschouwen als zijn beste pianoconcert, minder kitschig en triviaal dan de andere vier bij vlagen zijn. Bovendien gaat het om één van de mooiste variatiewerken ooit op de pakkende melodie van Paganini’s laatste vioolcaprice. De weelde aan inventiviteit die de componist hier ten toon spreidt is verrassend en zijn beheersing over in geringere handen al gauw een al te bewerkelijk formeel schema had kunnen worden, is ook meesterlijk. Opvallend zijn vooral de 7e variatie waarin de melodie van het Dies irae (net als bij Berlioz in de Symphonie fantastique) opduikt en met name ook de bezwijmende 18e variatie die als Rachmaninovs mogelijk grootste hit een gepassioneerde felheid bezit. Het laatste zestal variaties vormt een hoogst gechargeerd coda, maar het werk eindigt verrassend met een nauwelijks hoorbare fluistering van noten, even capricieus als het origineel van Paganini. In dit werk uit 1934 dwaalt de componist zelden ver van dat thema af en onderweg zorgt hij voortdurend voor een meeslepende romantische vaart in dit quasi-concert.
Nog steeds is de uitvoering van Ashkenazy (Decca 417.702-2) feitelijk de mooiste. Maar probeer eventueel ook Pletnev (Virgin 561.976-2) of Collard (EMI 569.677-2).