Mini Vergelijkingen

RAVEL: TZIGANE

RAVEL: TZIGANE

 

Ravel toonde altijd grote belangstelling voor vertolkers die getuigden van een krachtige folkloristische traditie. Eén van hen was de Hongaarse violist Jelly d’Aranyi die Ravel ooit bij een vriend thuis in 1923 had horen improviseren over zigeunermelodieën. Dat werd een jaar later de inspiratie voor zijn Tzigane in de vorm van een ‘rapsodie voor viool en piano’. Begrijpelijk genoeg werd het werk ook opgedragen aan d’Aranyi, die de wereldpremière verzorgde.

De vioolpartij verraadt inderdaad een sterke Hongaarse inslag, maar de vereiste virtuositeit wijst meer in de richting van Paganini. De Tzigane begint met een geduchte cadens, louter op de G-snaar, een improviserend klinkende passage die enigszins herinnert aan Paganini’s Variaties over een thema uit Rossini ‘Moses’, die ook alleen voor de G-snaar waren geschreven. Die cadens culmineert in de eerste piano-inzet en het hoofdthema van het stuk (dat al in het midden van die cadens werd geopenbaard) wordt dan het onderwerp voor een fel, virtuoos discours dat tot de laatste maat voortduurt.

Aan opnamen geen gebrek. Tot de heel bijzondere behoren die van de nog slechts 15-jarige Maxim Vengerov (Biddulph LAW 001) – echt adembenemend – en van Leonidas Kavakos (ECM 476.053-2), die met zijn pianopartner  Péter Nagy superieur realistisch klinkend is opgenomen. De uitvoering van Chantal Juillet (Decca 448.612-2) is in zoverre interessant dat haar begeleider, Pascal Rogé, een luthénal gebruikt, een gemodificeerde piano die meer als een cimbalom klinkt. Heel zigeunerachtig is ook de historische opname van Ginette Neveu (Dutton CDBP 9710). De muzikaal èn opnametechnisch uitstekend verzorgde uitvoering van Kavakos zal voor velen het aantrekkelijkst zijn, maar versmaad de andere niet!