PAGANINI: DE 24 CAPRICES
De elektriserende muziek van de in 1820 gepubliceerde 24 Caprices van Paganini met zijn doldrieste virtuositeit gold decennialang als de summum demonstratie van een uitgekiende viooltechniek die tevens de essentie van de componist als gevierd duivelskunstenaar samenvat. Net als de Etudes van Chopin (die er direct door werden geïnspireerd) waren deze werkjes bedoeld als technische oefeningen maar ze overstijgen verre de pedagogische beperkingen van dat genre en hebben zich ontpopt als op zichzelf staande virtuoze miniaturen. Paganini droeg ze op aan “Agli artisti” (aan de kunstenaars) maar afgezien van hemzelf moeten er in zijn tijd maar weinigen zijn geweest die tot een feilloze vertolking in staat waren. Elk deeltje exploreert een ander aspect van de viooltechniek: snelle passages met wisselgrepen, trillers, harmonischen of de combinatie van streek en pizzicato.
Lange tijd werd het ook vrijwel ondenkbaar geacht dat een violist zou slagen in het produceren van een complete reeks. Toegegeven, er is slechts een handjevol kunstenaars dat dit hele trapezenummer er heelhuids afbrengt. Aan de andere kant: met enig geduld moet het in een opnamestudio veel makkelijker dan in natura mogelijk zijn om dit meesterstuk te realiseren.
Tot de weinigen die dat met schijnbaar gemak op basis van een soevereine techniek lukt, behoort Itzhak Perlman (EMI 747.644-2). Hij beschikt over zoveel variatiemogelijkheden van zijn streektechniek dat het timbre van het instrument geen moment monotoon wordt. De muzieknoten worden met een haast overmoedig zelfvertrouwen en een onbevreesde overgave, geheel in de geest van de componist afgeleverd. Dubbelgrepen vormen geen probleem. Beluister de felheid van no. 5 in a en no. 14 met zijn drastische wendingen. De reeks eindigt met de Caprice in a die het uitgangspunt vormde voor variatiewerken van Liszt, Brahms, Rachmaninov, Lutoslawski, Blacher, Lloyd-Webber en anderen