POULENC: MÉLODIES
In zijn laatste levensjaren blikte Poulenc terug op zijn persoonlijkheid: “Wat vaak waarderend is omschreven als mijn charmante bescheidenheid, is fundamenteel niet anders dan een minderwaardigheidscomplex.” Dat lijkt nogal eens te worden bevestigd in zijn muziek, vooral wat betreft die prachtige melodische vlagen die vaak alweer zijn vervlogen voordat de luisteraar er greep op kreeg. Verder was de componist van oordeel dat zijn muziek kon worden verdeeld in drie categorieën: de werken uit zijn jeugd in de Marnestreek, de werken die werden geïnspireerd door het platteland in Tourraine en tot slot de werken met een grootstedelijk karakter.
Misschien kwam Poulencs talent wel het beste tot gelding in zijn talloze mélodies, cyclussen en losse liederen die vaak binnen een minuut langsflitsen en die daardoor als miniatuurtjes interpretatief moeilijk zo snel raak zijn te typeren, maar materiaal waarin hij wel zijn donquichotterige karakter kon botvieren. Hij putte daarvoor uit gedichten van talloze poëten, te beginnen bij d’Orléans, Ronsard, Racine en zelfs Shakespeare (in het Engels), maar vooral ook van zijn vrienden Paul Eluard en Guillaume Apollinaire. In de bonte stoet komen verder Garcia Lorca, Anouilh, Cocteau, Colette, Aragon, Valéry, Moréas, Jacob, Nohain, Tambeure, Caienne, Desnos, Malherbe, De Vilmorin, Tatry, Radiguet en Lalanne voor. Vooral Apollinaire die als weinig anderen in staat was om complexe gedachten in simpele bewoordingen te uiten en wiens mengeling van melancholie en potsenmakerij zijns gelijke vond in Poulencs geest, behoorde tot ’s componisten favorieten.
Gedurende zijn hele ontwikkeling als liedcomponist werd Poulenc geïnspireerd door zijn nauwe banden met beroemde zangers zoals sopraan Denise Duval en bariton Pierre Bernac. Met name met Bernac gaf hij menig recital en gelukkig zijn heel wat van zijn liederen met Bernac als partner in fonografische vorm beschikbaar (Ades 14114/5 en Dante Lys 495/8, het fraaie album Poulenc et ses amis).
De Poulenc liederen discografie overziend, valt om te beginnen op dat deze zo versnipperd is. Gelukkig zijn er een paar fraaie overzichtsalbums. Met name dat waaraan Elly Ameling, Nicolai Gedda, Michel Sénéchal, Gérard Souzay en William Parker met pianist Dalton Baldwin (EMI 764.087-2, 4 cd’s) en dat van Cathérine Dubosc, Urszula Kryger, François le Roux, Gilles Cachemaille en Pascal Rogé (Decca 460.599-2, 4 cd’s) bieden een voortreffelijke basis.
Verder treft dat in de fragmentarischer opnamen haast meer niet-Franstaligen als Felicity Lott (Decca 458.859-2, Forlane UCD 16730 en Hyperion CDA 66147), Bernard Kruysen (Arion ARN 68258), Sylvia McNair (Philips 446.656-2), Della Jones (Chandos CHAN 9147), Jessye Norman (Philips 416.445-2) en Leontyne Price (RCA 09026-61499-2) dan Franstaligen zich over dit materiaal ontfermden.
Natuurlijk zijn er wel wat voortreffelijke Franstaligen, zoals Véronique Gens (Virgin 545.360-2), Nathalie Stutzmann (RCA 09026-63137-2), Mady Mesplé (EMI 566.849-2 en 574.140-2), Hugues Cuénod (Dante Lys D 254 en Nimbus NI 5027), Michel Piquemal (Naxos 8.553642) en Gérard Souzay (Philips 438.964-2) die zich heel positief onderscheiden.
Kies voor een volledig beeld de weinig voor elkaar onderdoende omvangrijke EMI- of Decca uitgaven, denk vooral aan de ‘authentieke’ inbreng van Bernac, geef Lott een kans en vergeet vooral Gens niet.