Mini Vergelijkingen

POULENC: ORGELCONCERT

POULENC: ORGELCONCERT

 

Voluit gaat het om een Concert voor orgel, pauken en strijkorkest. Zelf zei de componist over dit werk dat het “bestaat op de grens van mijn kerkmuziek” (zes jaar tevoren was hij in de schoot van moederkerk teruggekeerd). Het gaat om een vrij grandioos en serieuze compositie waarin dankbaar gebruik  wordt gemaakt van de schier eindeloze sonoriteiten van het orgel. De geest van Bach is nooit ver weg (met name in de Fantasie in g) maar, heel kenmerkend voor Poulenc, is er ook een overdaad aan sterk wisselende stemmingen – meditatief, melodramatisch en zelfs speels – binnen één gesloten deel.

Tengevolge van de dreunende inzet door het orgel lijkt het aanvankelijk of Poulencs Orgelconcert een werk met haast Gotische pretenties is, maar ook in zijn somberste momenten (het werk staat tenslotte in g-klein en dateert uit 1938) kon de componist niet lang bloedserieus blijven. Vandaar dat voortdurend momenten van een simpel pathos en een ontwapenende humor opborrelen in de loop van het werk. Verder zijn het sacrale en het profane als zo vaak bij Poulenc weer fraai vermengd.

In 1961 zorgde het koppel Duruflé/Prêtre voor een autoritaire evenwichtige opname, waarin alleen het orgel iets tekort kwam (EMI 747.723-2); evenwichtiger waren al de versies van Weir/Hickox (Virgin 790.799-2) en Preston/Previn (EMI 569.752-2). Maar daar het betere nog altijd de vijand van het goede is komen de mooiste allround uitgaven van Hurford en Dutoit (Decca 436.546-2) en van Tracey en Tortelier (Chandos CHAN 9271).