Mini Vergelijkingen

PROKOFIEV: KAMERMUZIEK

PROKOFIEV: KAMERMUZIEK

 

Hoewel hij in zijn jonge jaren als een onmogelijke avant-gardist werd beschouwd, behoort Serge Prokofiev duidelijk tot dezelfde grote Russische muziektraditie als Tschaikovsky en Moessorgsky, een traditie die congruent is met geschiedkundige ontwikkelingen in Rusland.

Zijn bekendste werken zijn geschreven in een onmiddellijk herkenbare stijl die een progressieve techniek verenigt met een grote melodische directheid. Zo ontstond een muziek die behoort tot de best genietbare van alle twintigste eeuwse composities. Zijn vruchtbare productie omvat werk in vrijwel alle denkbare genres – een prestatie die des te opmerkelijker is als we deze bezien tegen de achtergrond van het feit dat zijn creatieve impetus onverdroten standhield ondanks een tijdelijk bestaan als emigrant en de later vrijwillig ondergane dogmatische onderdrukking van het Stalinisme en de periode van de Tweede Wereldoorlog waaronder Rusland buitensporig te lijden had.

Elders in de rubrieken ‘Fonografie’ en ‘Vergelijkende discografie’ op de website www.audio-muziek.nl is al aandacht besteed aan een aantal van Prokofievs belangrijkste werken: in de Vergelijkende discografieën aan de symfonieën no. 1 en 5, de vijf pianoconcerten, de twee vioolconcerten, het symfonie-concert, Assepoester, Romeo en Julia, de Lt. Kijésuite, Peter en de wolf,  de pianosonates en de opera’s.

De piano was Prokofievs eerste liefde en – zelf een voortreffelijk pianist getuige zijn eigen opnamen van het 3e pianoconcert, de Suggestion diabolique op. 4/4, een negental Visions fugitives op. 22 en een selectie uit de pianostukken op. 25, 29, 31,32, 52 en 59 (Naxos 8.110670), Grootmoeders verhalen, Toccata op. 11 Mars en scherzo uit De liefde der 3 sinaasappelen, Fantasie-improvisatie over thema’s uit Rimsky-Korsakovs Scheherazade en fragmenten uit de pianostukken op. 12 (Fonè 9OF15) en nog een uit ongeveer dezelfde bestanddelen plus fragmenten uit de pianosonate no. 4 en de symfonie no. 1 bestaand programma (Pearl GEMMCD 9470) – kreeg logischerwijs steeds voorrang. Combinaties met andere solo-instrumenten kwamen voornamelijk pas later in zijn leven volledig tot gelding.

Tot Prokofievs belangrijkste kamermuziekwerken behoren de beide strijkkwartetten, de beide vioolsonates (waarvan de tweede een arrangement van de fluitsonate is) en de cellosonate. Prokofievs beide strijkkwartetten illustreren zijn quasi schizofrenie. Het 1e kwartet werd door Elizabeth Sprague Coolidge besteld tijdens een tournee van de componist door de V.S. in 1929/30 en beleefde zin première in de Library of congress in Washington. In die tijd had Prokofiev zich intensief beziggehouden met de strijkkwartetten van Beethoven, dus is het nauwelijks verrassend dat het eerste deel een klassieke sfeer ademt, hoewel dat classicisme wordt doorbroken met bijtende dansachtige ritmen die kleur verlenen aan een snoer memorabele melodieën. Op dit energieke deel volgt een andante dat van een bedrieglijke rust is vervuld, maar onmiddellijk daarop volgt een krachtig scherzo waarin een lastig gedeelte voorkomt omdat de spelers daar de slof van hun strijkstok moeten gebruiken wat een enorme druk op de snaren veroorzaakt. De finale is in feite het langzame deel uit dit werk: een heel expressief en gedetailleerd stuk muziek vol mild lyrische momenten, eindigend met een droevige recapitulatie van het beginthema.

Het tweede strijkkwartet werd ruim tien jaar later, in 1941 voltooid bij wijze van dankbetuiging aan ‘het volk’, aan zijn gastheren toen hij zich bij een groep naar het Z.O. van de Sovjet Unie vluchtende kunstenaars had gevoegd om aan oorlogsgeweld te ontkomen. Het is duidelijk een onder druk ontstaan werk waarin nauwelijks sprake is van de eigenzinnige humor of het sarcasme dat uit het eerste kwartet blijkt.

De eerste vioolsonate werd in 1938 begonnen, maar was pas acht jaar later af: het is een somber en kaal werk. De tweede sonate daarentegen is – hoewel uit 1944 daterend – een veel positiever gestemd stuk dat niets verraadt van de druk waaraan de componist ongetwijfeld blootstond. Oorspronkelijk betrof het een fluitsonate die als zodanig zelfstandig voortleeft; pas later werd hij omgezet tot vioolsonate op verzoek van David Oistrakh. Hoewel fluitisten daar ongetwijfeld bezwaar tegen zullen maken, komt de sonate beter tot gelding in handen van een violist die meer nuancen en kleur kan aanbrengen.

Na de val van de Sovjet Unie bestond hoop en werden verwachtingen gewekt dat de archieven van het staatsimpresariaat en de staatsomroep wijd open zouden gaan en dat veel authentiek Russisch repertoire dat tot dan toe slechts mondjesmaat via Melodya en Chant du Monde ter beschikking was gekomen, eindelijk over de muziekwereld zou worden uitgestort. Het werd een bittere teleurstelling, althans voor het Westen; wat in Rusland circuleert, onttrekt zich aan onze directe waarneming.

Zelfs opnamen van Russische coryfeeën als Emil Gilels, Sviatoslav Richter, David Oistrakh, Leonid Kogan, Oleg Kagan, Mstislav Rostropovitch en het Borodin kwartet voor wie veel van Prokofievs werk werd geschreven, zijn ook op Westerse lp- en cd labels schaars.

 

Hieronder zonder verder commentaar een alfabetische opsomming van de bewuste kamermuziekwerken met de aanbevolen opnamen daarvan, per werk in voorkeursvolgorde.

 Ouverture over Hebreeuwse thema’s in c voor klarinet, strijkkwartet en piano op. 34 (1919)

Yefim Bronfman, Gerald Feldman met het Juilliard kwartet. Sony 58966.

Anton Dressler, Julia Zilberquit met het Glinka kwartet. Harmonia Mundi RUS 288.166.

 Kwintet voor hobo, klarinet, viool, altviool en contrabas op. 39 (1924)

Richard Woodhams, Michael Collins, Chantal Juillet, Isabelle van Keulen en Harold Robinson. EMI 556.816-2.

 Strijkkwartet no. 1 in b op. 50 (1930)

Emerson kwartet. DG 431.772-2.

Amerikaans kwartet. Olympia OCD 340.

Aurora kwartet. Naxos 8.553136.

 Strijkkwartet no. 2 in F op. 92 (1941)Emerson kwartet. DG 431.772-2.

Amerikaans kwartet. Olympia OCD 340.

Aurora kwartet. Naxos 8.553136.

 Humoresque scherzo voor 4 fagotten op. 12b (1915, naar pianostuk op. 10/9)Martin Gatt, Meyrik Alexander, Melbon Mackie en John Orford. Conifer CDCF 173. 

Fluitsonate in D op. 94 (1943)

Emmanuel Pahud en Stephen Kovacevich. EMI 556.982-2.James Galway en Martha Argerich. RCA 09026-61615-2. Vioolsonate no. 1 in f op. 80 (1938-’46)

Vadim Repin en Boris Berezovsky. Erato 0630-10698-2.

Frank Peter Zimmermann en Alexander Lonquich. EMI 749.787-2.

Shlomo Mintz en Yefim Bronfman. DG 423.575-2.

Gidon Kremer en Martha Argerich. DG 431.803-2.

 Vioolsonate no. 2 in D op. 94a (1944)

Vadim Repin en Boris Berezovsky. Erato 0630-10698-2.

Frank Peter Zimmermann en Alexander Lonquich. EMI 749.787-2.

David Oistrakh en Vladimir Yampolsky. Testament SBT 1113.

Viktoria Mullova en Bruno Canino. Philips 426.254-2.

Gidon Kremer en Martha Argerich. DG 431.803-2.

 5 Melodieën voor viool en piano op. 35b (1925, naar 5 liederen op. 35)Dmitri Sitkovetsky en Pavel Gililov. Virgin 561.887-2 (2 cd’s). Cellosonate in C op. 119 (1949)Truls Mørk en Lars Vogt. Virgin 545.274-2

Yuli Turovsky en Luba Edlina. Chandos CHAN 8340

 Sonate voor 2 violen in C op. 56 (1932)Krysia Osostowicz en Ernst Kovacis. Hyperion CDA 66473.Lydia Mordkovitch en Emma Young. Chandos CHAN 8988. Adagio voor cello en piano op. 97b (1944, transcriptie uit Assepoester)Alexander Ivashkin en Tatyana Lazareva. Chandos CHAN 10045Raphael Wallfisch en John York. Black Box Music BBM 1027. Ballade in c voor cello en piano op. 15 (1912)Alexander Ivashkin en Tatyana Lazareva. Chandos CHAN 10045Raphael Wallfisch en John York. Black Box Music BBM 1027. Solovioolsonate in D op. 115 (1949)Min Jin. Claudio CB 5256-2.Dmitri Sitkovetsky. Virgin 561.887-2 (2 cd’s).Lydia Mordkovitch. Chandos CHAN 8988. Solocellosonate (onvoltooid) op. 134 (1952)

Alexander Ivashkin. Chandos CHAN 10045.