PROKOFIEV: ROMEO EN JULIA
Het sinds de dagen van de 15e eeuwse Salernitano Masuccio en later natuurlijk door William Shakespeare gecolporteerde verhaal over het tengevolge van een Venetiaanse familievete in de armen van de dood gedreven liefdespaar heeft behalve Berlioz, Gounod en mindere compositorische grootheden als Boyce, Bridgewater, Diamond, Dusapin, German, Pierson, Rorem, Rota en Svendsen met name ook een stel Russische componisten met voorop Tschaikovsky en Prokofiev, maar verder bovendien Kabalevsky en Lyatoshynsky geïnspireerd.
Bij de Russen belichaamt Tschaikovsky in zijn Fantasie-ouverture nadrukkelijk het romantische aspect en Prokofiev in zijn ballet meer het moderne. Prokofievs ballet is een meesterstuk en een waardige opvolger van de balletten van Tschaikovsky. De melodische inventie van het werk, de typische stimulerende tiktak ritmen, de harmonische kleuring en de briljante, persoonlijke orkestratie zorgen voor menige stimulans bij de luisteraar.
De balletmuziek voor Romeo en Julia (1936) vormt een hoogtepunt in het oeuvre van Prokofiev. Het emotionele bereik van dit werk is uniek groot in de balletmuziek en feitelijk heeft geen der andere genoemde componisten dit toneelstuk zo volmaakt geïnterpreteerd. Eugenlijk alleen Verdi’s late, op Shakespeare gebaseerde opera’s Otello en Falstaff zijn vergelijkbaar als perfecte vertalingen in muziek van Shakespeare’s toneelstukken. Jammer dat Verdi zich niet aan Romeo en Julia waagde!
Prokofiev had lang moeite met het einde van het ballet; hij vond terecht dat “levende mensen wel kunnen dansen en stervende niet”. Daarom veranderde hij aanvankelijk in navolging van Rossini die een nieuw slot voor zijn Otello bedacht een einde van het werk waarin Romeo nog net op tijd verschijnt om een ramp te voorkomen en om zo voor een happy end te zorgen. Maar zijn choreografen die hem volgden bij het zich strikt aan het verhaal houden overtuigden hem ervan dat dit niet de juiste oplossing was en dus krijgt Julia veel langer de tijd dan bij Shakespeare om haar laatste adem uit te blazen.
Dirigenten als Ozawa (DG 423.268-2) en Previn (EMI 568.607-2) deden veel om deze muziek in al zijn aspecten recht te doen, maar feitelijk zijn het Gergiev (Philips 432.166-2) met een heel kleurige, Russische lezing en bovenal Maazel (Decca 452.970-2) met zijn ongelooflijk kernachtige vertolking die het meeste aanspraak op herhaald beluisteren maken.
En dan zijn er natuurlijk de Suites in diverse samenstellingen uit de 53 delen van het inderdaad vrij lange ballet. De beste exponenten daarvan zijn Abbado (Decca 425.027-2), Dutoit (Decca 430.279-2), Skrowaczewski (Mercury 434.004-2), Chung (DG 439.870-2) en – feitelijk de favoriet - Järvi (Chandos CHAN 8940). Opvallend bij sommige dirigenten is wel dat ze soms ondansbare (veelal te langzame) tempi kiezen die een revolutie zouden ontketenen onder balletdansers, maar voor een zuivere concertrepresentatie komt het ook eerder aan op inventiviteit, oorspronkelijkheid en succes.