MASSENET: THAïS (en andere secundaire opera’s)
Zijn Manon en Werther zijn uitgebreider afzonderlijk behandeld. Toch bezig is het misschien wel nuttig om meteen even de discografische situatie van Massenets andere opera’s te overzien.
Thaïs is in belangrijkheid de derde opera van Massenet. Het is een exotisch periodestuk dat in het oude Egypte gedurende de vroegste Christentijd handelt; het libretto is nogal sentimenteel, maar het inspireerde Massenet tot heel melodieuze muziek met sfeertekenende koren en een welluidende orkestratie. Op de titelheldin, de niet bijster verleidelijke en idiomatische Beverly Sills, na is de bezetting in de dramatische en pittige verklanking onder Maazel (EMI 565.479-2) die zelf de vioolsolo in Méditation speelt, heel goed. Sherrill Milnes overtuigt als Athaniël, Gedda is een intelligente Nicias, maar geeft weinig suggestie van jeugdigheid.
Veel overtuigender en een betere allround realisatie levert Abel (Decca 466.766-2) met een sopraan in de titelrol die deze uitstekend aankan: Renée Fleming. Dit is daarom de versie om te bezitten.
Voor Don Quichotte ging hij uit van Cervantes’ gelijknamige verhaal over de ridder van de droeve figuur. Dit werk, een heroïsche komedie, was zijn laatste en grote succes in 1910 toen hij inmiddels 67 jaar was. Wie meent dat Massenet een saloncomponist was, die de heftigheid en dieptewerking van een Berlioz of een Debussy nooit kon bereiken, moet eens naar het begin van de 1e akte luisteren waarin een beeld wordt opgeroepen van een Spaans stadsplein waar een fiesta wordt gevierd: een soort vrolijke tegenhanger van de stormmuziek uit Verdi’s Otello. Dè opname van dit werk is nog steeds die van Kord met Joan Sutherland als Dulcinea (Decca 430.636-2).
Sutherland is ook de hoofdrolvertolkster in de door haar echtgenoot gedirigeerde Esclarmonde (Decca 425.651-2). Een vrijwel vergeten episch werk met Wagneriaanse ondertonen (Massenet was kort tevoren naar Bayreuth geweest) en echo’s van Berlioz en Verdi als muzikale ridderroman met trekjes grand-opéra, exotiek, psychologisch drama en romantische heldenmoed.
Hérodiade is net als Richard Strauss’ Salome een opera over Johannes de Doper en Salome, maar heeft noch met het bijbelverhaal, noch met Strauss’ op Oscar Wilde’s toneelstuk gebaseerde hevige werk veel gemeen. Dit na onder de indruk van Verdi’s Aida ontstane, in Egypte handelende werk is in de beste handen bij Plasson (EMI 555.378-2). Zo is La Navarraise een kruising tussen Bizets Carmen en Mascagni’s Cavalleria rusticana met trekjes uit Puccini’s Il tabarro. Een wonderlijke mix van uiteindelijk Frans verismo dus, maar best het aanhoren waard in de interpretatie van Lewis (RCA 74321-50167-2).
De figuren uit Le roi de Lahore zijn standaard personages uit een mystiek sprookje, maar Bonynge en de zijnen wekken ze voortreffelijk tot leven (Decca 433.851-2). Met dit werk vestigde Massenet in 1878 zijn grote reputatie als operacomponist dankzij een geslaagde synthese van Meyerbeers grandeur, Wagners muziekdrama, Italiaanse zangkunst en Franse sensualiteit.
Thérèse daarentegen speelt gedurende de Franse revolutie en schildert een conflict tussen liefde en loyaliteit. Het werk vertoont zo parallellen met Puccini’s Tosca en Giordano’s Andrea Chénier. Het resultaat is dus een best gepassioneerde opera die alweer bij Bonynge (Decca 448.173-2) in uitstekende handen is.
In 1903 schreef Massenet zijn kostelijke comédie chantée Chérubin die schildert wat er met Cherubino gebeurt na Le nozze di Figaro. Een sprankelend werk vol geestige vondsten dat vooral door Steinberg (RCA 09026-60593-2) met het ensemble van de Beierse opera alle recht wordt gedaan.
Cléopâtre daarentegen heeft meer van een spektakelfilm; Fournillier zorgde voor een behoorlijke, maar niet in alle opzichten geweldige realisatie van dit werk (Koch/Schwann 3.1032-2). Grisélidis voert de luisteraar terug in de Middeleeuwen met een zeer pure heldin. Hier overtuigt Fournillier heel goed (Koch/Schwann 3.1270-2).
In de marge van Massenets opera oeuvre zijn daar voor de onverzadigbare luisteraar ook nog de ‘opéra légendaire’ Amadis onder Fornillier (Forlane UCD 16578/9), Cendrillon, het Assepoester sprookje als ‘conte de fées’, met Rudel (Sony 79323), het Castiliaanse epos Le cid door Queler (Sony 9300), het ‘miracle’ Le jongleur de Notre-Dame met Boutry (EMI 769.855-2), Roma met Guidarini (Dynamic CDS 267) en het ‘pièce lyrique’ Sapho met Boutry (Malibran CDRG 103).