Wie de belangrijkste Russische opera wil leren kennen, waarbij het tevens gaat om de enige door de componist zelf voltooide versie – de vader der Russische dichters, Alexander Poesjkin, droeg de stof aan – moet kiezen tussen verschillende versies en dat niet alleen wat de beschikbare opnamen betreft. Allereerst is daar de oerversie uit 1869 met zeven taferelen. Daarna komt de tweede versie uit 1872 met als extra de Poolse akte met twee taferelen en elders maar ontdaan van een scène in de laatste akte en tenslotte is er de na Moesorgsky’s dood verzorgde typisch heel kleurige versie van Rimsky-Korsakov die decennialang als standaard gold. Rimsky had geen kwade bedoelingen maar hoopte met zijn inbreng te zorgen dat het werk daardoor meer kansen zou krijgen; hij gaf grif toe dat er een tijd kon komen waarin men liever teruggreep op de originelen. Dat is nu intussen gelukkig het geval.
De eerste die met het origineel uit 1869 kwam, was Abbado (Sony 58977), een paar jaar later gevolgd door Gergiev (Philips 462.230-2). Het bijzondere van Gergiev is dat hij meteen ook de versie 1872 geeft. Boeiend is het dan om vast te stellen hoe de persoonstekening is gewijzigd. In 1869 lijkt Boris stoerder, schurkachtiger, daadkrachtiger, in 1872 is mij meer slachtoffer geworden, onzekerder, bedachtzamer, dubbelzinniger, maar ook wat verdacht en geheimzinnig.
Waar gaat het verder eigenlijk om? Boris Godoenov werd in 1598 tsaar van Rusland nadat hij zijn rivaal uit de weg had geruimd en de opera verhaalt hoe een pretendent van de troon die op de hoogte is van de moord hem wil usurperen. De componist buit het dramatisch potentieel van dit scenario ten volle uit en schept felle contrasten, bijvoorbeeld tussen het grootse schouwspel van de kroningsscène en Boris’ innerlijke kwellingen wanneer het hem niet lukt om zijn schuld te verwerken. Maar mooist van al is natuurlijk de muzikale uitbeelding van alle handelende figuren. Hun woorden, gedachten en stemmingen worden steeds heel pakkend in de muziek weerspiegeld en dat geeft een extra dimensie aan de protagonisten. Wie ook de versie Rimsky-Korsakov eens wil horen, kan terecht bij Karajan (Decca 411.862-2).