MOZART: DE 6 LAATSTE SYMFONIEËN
Mozarts 41 symfonieën vertegenwoordigen slechts een fractie van zijn geweldige oeuvre hoewel het nog altijd om een enorme productie gaat. In tegenstelling tot Haydn die onder omstandigheden werkte waarbij alle op bestelling gemaakte stukken ook daadwerkelijk tenminste eenmaal werden uitgevoerd, had de als free lance werkende Mozart die garantie niet.
Tenzij men een compleetheids fanaat is, heeft het geen zin die complete symfonieën van Marriner (Philips 454.085-2, 12 cd’s) of Böhm (DG 453.231-2, 10 cd’s) aan te schaffen. De jeugdsymfonietjes zijn echt niet de moeite waard – een cent de el muziekjes – uit de middenperiode zijn alleen de nrs. 25, 28, 29 en 31 interessant; maar vanaf no. 35, de Haffner, wordt dat anders. Mozart had al een serenade geschreven toen Sigmund Haffner, een vriend van de familie Mozart in Salzburg, in de adel werd verheven. Gedeelten van dat materiaal werkte hij om tot zijn 35e symfonie, vandaar de bijnaam. Het gaat om een licht, maar kernachtig werk met een dramatisch begin; de overige delen – een lyrisch langzaam deel, een levendig menuet en een opera buffa finale die zo snel mogelijk moet worden gespeeld -verraden hun achtergrond als serenademuziek.
In oktober 1783 keerden Mozart en zijn vrouw naar Wenen terug uit Salzburg (waar hij Constanze aan zijn onwelwillende vader had voorgesteld); zij stopten in Linz waar de muziekliefhebber graaf Thun resideerde. Omdat hij behoefte had aan een symfonie voor een niet gepland concert daar, schreef Mozart er gauw ter plekke eentje. Deze Linzer symfonie die het nummer 36 kreeg is een rijk georkestreerd ceremonieel werk, waarin de trompetten en de pauken zelfs in het langzame deel meedoen. Met zijn geraffineerde mengeling van het intieme en het grandioze werd en bleef het werk erg populair. Naar de 37e symfonie zal men vergeefs zoeken.
Drie jaar gingen voorbij voordat Mozart zijn volgende symfonie, de 38e schreef. Hij wilde oogsten na het succes van zijn opera Le nozze di Figaro in Praag en hij keerde voor deze gelegenheid met zijn Praagse symfonie maar eens terug naar de gangbare Italiaanse driedelige vorm. Zijn in dit werk opera invloeden aanwijsbaar? Mogelijk blijkt uit de wat duistere langzame inleiding en het sombere langzame deel al iets van Don Giovanni. In de finale daarentegen schuilt de sprankeling van Figaro.En dan komt het geweldige drieluik van no. 39-41 als sluitstuk. De bijnaamloze 39e symfonie is een glimlachend, enigszins herfstig aandoend werk waarin best mild zonlicht schijnt. De wat nijdige inleiding doet dat nog niet vermoeden en de milde gloed van het langzame deel wordt verstoord door interrupties in mineur. Die wat ambivalente stemming is grotendeels te danken aan de manier waarop de componist de houtblazers kleuren van twee klarinetten, twee fagotten en een fluit uitbuit.
De symfonie no. 40 is duidelijk tragischer dan we van Mozart gewend zijn. De toonaard g-klein had wat dat betreft een bijzondere betekenis voor hem. Het loont ook zeer de moeite de tragische gemeenschappelijkheden van dit werk, de 25e symfonie, het 1e pianokwartet en het strijkkwintet KV 516 eens met elkaar te vergelijken. De aard van het werk wordt meteen bepaald door het primair ritmische motief waarmee het begint. Een motief dat grote aantrekkingskracht op lieden uit de popwereld uitoefende. Bijzonder ook het deels melancholieke, deels optimistische tweede deel.
Tenslotte is het de overheersend hoogmoedige en keizerlijke aard van het eerste deel uit de 41e symfonie die het werk achteraf de bijnaam Jupiter bezorgde. Geen wonder met die marsachtige optocht van uitdagende trompetten en pauken. Heel bijzonder is ook de finale: heel complex en meeslepend met zijn zes thema’s.
Het is niet zo eenvoudig dit zestal symfonieën als afgepaste eenheid bijeen te vinden. Maar er zijn geschikte opties. Harnoncourt deed met het Concertgebouworkest de nrs. 31, 32, 33, 34, 35, 36, 38-41 (Teldec 9031-72484-2, 4 cd’s); Gardiner kwam met de nrs. 29, 31, 32, 33, 34, 35, 39-41 (Philips 442.604-2, 5cd’s). Verder zijn daar o.a. Mackerras voor no. 36 en 38 (Telarc CD 80148), Tate voor no. 36, 38, 40 en 41 (EMI 574.185-2), Walter voor no. 39-41 (Sony 64477), Gardiner voor no. 40 en 41 (Philips 426.315-2), Marriner voor no. 36, 38, 39, 40 en 41 (Philips 438.332-2, 2 cd’s) en Szell voor no. 35, 40 en 41 (Sony 46333).