Mini Vergelijkingen

MOESORGSKY: LIEDEREN

MOESORGSKY: LIEDEREN 

 

Onder een speciaal aspect bezien was Moesorgsky de belangrijkste vertegenwoordiger van de Russisch nationale componistenschool gedurende de 19e eeuw; onder een meer algemeen aspect was hij de voor de Europese muziek de betekenisrijkste Russische componist. Na Schubert en Schumann kan Moessorgsky gelden als de belangrijkste liederencomponist uit de 19e eeuw, ook al is dit buiten Rusland onvoldoende bekend geworden.

In zijn liederen streefde hij er net als in zijn opera’s naar om realisme te bereiken en om waar mogelijk het natuurlijke spraakritme te volgen (net zoals Janacek dat later in zijn opera’s ook deed). Meer dan welke andere componist uit zijn tijd dan ook geen scrupules om de modaliteit van het volkslied in zijn vocale werken te integreren, hoewel echte citaten een uitzondering zijn. Moesorgsky schreef twee bijzondere liedcyclussen: De kinderkamer (1872) handelend over kinderlijke angstgevoelens en fantasieën over het naar bed gaan; Zonder zon (1874) treft vooral dankzij de simpele en hoogst oorspronkelijke harmonie. De Liederen en dansen van de dood (1877) waren oorspronkelijk gedacht als een reeks van twaalf liederen, maar bleven beperkt tot vier frappant intense en opzienbarende schilderingen van de dood.

Debussy heeft de betekenis van Moesorgsky (die duidelijk van invloed was op zijn eigen ontwikkeling) treffend gekarakteriseerd: “Nooit eerder werd een zo tot in het laatste detail verfijnde gevoeligheid met zulke eenvoudige middelen uitgedrukt”. Zo bezien is de ergernis over de interpretatiegeschiedenis nauwelijks begrijpelijk. Maar Debussy vervolgde: “Men wordt daarbij herinnerd aan de dans van een wilde die bij elke door zijn gevoel ingegeven beweging pas de muziek ontdekt”.

Moesorgsky’s eenvoud wordt door ‘barbaarse’ middelen gekenmerkt: pentatonische, tertsloze klanken, een voorliefde voor de tritonus, voor snijdend felle orkestklanken. Dat zijn tijdgenoten deze muziek rauw en plomp vonden en dat collega’s als Rimsky-Korsakov ‘beschavingspogingen’ ondernamen, is nog te begrijpen. Overigens zijn de orkestraties retouches, correcties en aanvullingen van Shostakovitch veel meer in de stijl en het karakter van Moesorgsky. Ook andere componisten als Verbeij en Van Keulen in Nederland en Aho in Finland zorgden voor orkestraties en dirigent Svetlanov droeg ook een steentje bij.

Onbegrijpelijk is echter dat het bijvoorbeeld nog tot 1978 duurde voordat een opname van de oorspronkelijke, authentieke Boris Godoenov verscheen.

De vroege liederen mogen misschien nog niet erg opmerkelijk zijn, de moeite waard zijn ze zeker. De componist introduceert een reeks persoonlijkheden, situaties en gevoelens. We ontmoeten de oorlogszuchtige koning Saul, de tragische figuur Wilhelm Meister in het Lied van de oude man (in het Duits An die Türen), het desolate landschap uit De wind huilt en de volksheld Calistratus. Verder passeert een breed gamma aan stijlen van het recitatiefachtige Afgedankte vrouw tot het mild lyrische Nacht; Savishna geeft een treffend beeld van een idioot, De classicist is een en al bittere satire, De seminarist met declamatie in het Latijn pure humor. Op de Dnjeper is een zeldzaam lyrisch lied, het Lied van de vlo het bekendste onder Moesorgsky’s liederen.

Over de afzonderlijke liederen valt natuurlijk nog veel meer te zeggen, maar het is goed slechts wat opvallende momenten te memoreren. Het rustige, poëtische karakter van Nacht, De zwerver en Avondlied bijvoorbeeld als fel contrast met de scheldpartij van de energieke, ongelovige vrouw in Gopak (een lied dat ook veel van de begeleider vergt) of de krijsende tirade bij “Akh, ti” voor de naar huis teruggekeerde dronkaard die al lang niet meer weet hoe hij op zijn kop krijgt als de stroom verwijten climax na climax bereikt.

De ekster  vergt een scherpere kant en een luchtiger toon plus een goed gedoseerde portie ironie binnen alle goedaardigheid. Net als bij Paddestoelen verzamelen wanneer het de luisteraar duidelijk wordt dat de oogst vergiftige exemplaren bevat, maar wel voor consumptie in de nabije toekomst is bestemd.

De hoon van de oude vrouw in Het boefje, één van Moesorgsky’s briljantste tours de force, is echt een blijk van virtuositeit. Zwakkere liederen zijn er ook, vooral uit de laatste periode van de componist. De Poppenkast is daar een voorbeeld van.

Voor de eerste vrijwel integrale opname van Moesorgsky’s liederen zorgde de Bulgaarse bas Boris Christoff in de periode 1951/57 (in mono dus nog). Zijn uiterst congeniale voordracht opende een fascinerend en haast beklemmend visioen van de gevoelswereld en zielstoestand van Moesorgsky; diens innerlijke gespletenheid en levenstragiek hebben bij hem een bijzondere gestalte gekregen. Elk lied is een drame en miniature.

Wie sinds de beroemde (helaas nooit heruitgegeven) DG opname van Irmgard Seefried oordeelt dat De kinderkamer exclusief aan een vrouwenstem is voorbehouden, moet Christoff eens beluisteren. Hij tempert zijn op zich grote toon tot kinderlijke proporties en personifieert echt een jochie; ook vindt hij eigen stemmen voor de moeder en de kinderjuf. In Zonder zon treft hij de sfeer van sombere droefgeestigheid prachtig, in de Liederen en dansen van de dood de toneelmatige kracht.

Uit de vertolking van Leiferkus en de voortreffelijke Skigin blijkt allereerst hoeveel plezier beiden aan dit materiaal beleefden. Het kleurbereik dat de bas toont zou haast overdadig zijn, ware het niet dat de meeste liederen van nature een hoge mate van dramatische identificatie vergen. Dat lukt eigenlijk steeds voortreffelijk. Een uitzondering vormt het eerste couplet van Kinderlied dat door Leiferkus met een spottend kinderlijke stem voordraagt, terwijl hij het tweede juist met de teleurgestelde ernst van een volwassene voordraagt: een teveel aan mimicry. Jammer ook dat Leiferkus niet volledig is en helaas uitgerekend De liederen en dansen van de dood weglaat. Maar opnametechnisch is niets mis met de Conifer cd’s.

De ook vrijwel integrale versie op 3 voortreffelijk klinkende Chandos cd’s van de Deense bas Aage Haugland is qua interpretatie respectabel, maar toch minder doorleefd en geschakeerd dan van Christoff en Leiferkus.

Wat Zonder zon betreft geeft Natalia Gerasimova met veel Slavisch vibrato een treffend verinnerlijkte lezing die feitelijk vooral opvalt door de bijzondere orkestratie van Svetlanov (no. 1 en 4 voor strijkers, 2 voor houtblazers, 3 voor hout en koper en 5+6 voor volledig orkest).

De Nederlandse producties van Donemus met beide cyclussen zijn minder interessant door de voordracht van Sergei Aleksashin (die ook bij Solti op Decca niet volkomen overtuigt) dan door de prachtige instrumentatie van Verbey – ingetogen op het bedachtzame af - en Van Keulen – wat feller, kleuriger. Zeker nadere kennismaking waard, alleen al daarom.

Voor de Liederen en dansen van de dood komen vooral ook de EMI opname van Robert Lloyd en Mariss Jansons en de beide Finse versies op BIS met de imposante orkestratie van Kalevi Aho uit de jaren tachtig en de niet minder imposante zang van Salminen en Talvela in aanmerking met een lichte voorkeur voor laatstgenoemde.

Opmerkelijk en heel positief is ook de inbreng van tenor Sergei Larin, die koos voor de ‘eenvoudige’ versie met pianobegeleiding. Hij zingt werkelijk prachtig, heel lyrisch en zorgt zo voor een bijzondere bijdrage aan de ware liedkunst.

Wie met kwantitatief minder liederen tevreden is en van oordeel is dat dit materiaal niet louter het domein mag zijn van zangers, doch dat ook zangeressen zich erover mogen ontfermen, is het beste af met de voordracht van de geweldige mezzo Marjana Lipovsek op Sony. Verder is natuurlijk Galina Visnevskaya in haar beste jaren niet te versmaden op haar EMI opname van Zonder zon en de Liederen en dansen van de dood uit 1975.

Bij wijze van conclusie: probeer vooral (de helaas moeilijk verkrijgbare) Christoff eerst en anders Leiferkus als het om een totaalbeeld gaat. De andere aanbevelingen spreken voor zich.

 

Discografie

Algemeen

63 liederen: Boris Christoff met resp. Alexandre Labinsky, Gerald Moore en het Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v. Georges Tzipine. EMI 763.025-2 (3 cd’s). 1951/57

24 liederen (waaronder de 3 cyclussen). Idem. EMI 567.993-2.

63 liederen: Aage Haugland en Poul Rosenbaum. Chandos CHAN 9336/8 (3 cd’s). 1994

54 liederen: Serge Leiferkus en Semion Skigin. Conifer 75605-51248-2, 75605-51265-2 en 75605-51274-2 (3 cd’s). 1994/5

40 liederen. Sergei Leiferkus en Semion Skigin. RCA 74321-987102-2. 1993/95

7 liederen: Paata Burchuladze en Ludmilla Ivanova. DG 419.239-2. 1986

 

Cyclus De kinderkamer

Teresa Berganza en Riccardo Requejo. Claves 50-8204.

(orkestratie Van Keulen) Larissa Gogolovskaya met het Nederlands blazersensemble o.l.v. Alexander Vedernikov. Donemus CVCD 80. 1996Aage Haugland en Poul Rosenbaum. Chandos CHAN 9336/8 (3 cd’s).Ewa Podles en Graham Johnson. Forlane UCD 16683

Margaret Price en James Lockhart. RCA 09026-61635-2. 1970

Thea van der Putten en Hans Ekkel. BV Haast CD 9014.

 

Cyclus Liederen en dansen van de dood

(orkestratie Shostakovitch) Sergei Aleksaschin met het Chicago symfonie orkest o.l.v. Georg Solti.  Decca 458.919-2. 1997

(orkestratie Van Keulen). Sergei Aleksashin met het Nederlands blazersensemble o.l.v. Alexander Vedernikov. Donemus CVCD 80. 1996

(orkestratie Shistakovitch). Kim Borg met het symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Eugen Jochum. Tahra 470/3 (3 cd’s). 1959

(orkestratie Shostakovitch) Brigitte Fassbänder met het Göteborg symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. DG 469.169-2 (3 cd’s).Aage Haugland en Poul  Rosenbaum. Chandos CHAN 9336/8 (3 cd’s)(orkestratie Shostakovitch) Dimitri Hvorostovsky met het Kirov orkest o.l.v. Valery Gergiev. Philips 438.872-2. 1993(orkestratie Shostakovitch) Anatoly Kotcherga met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. Sony 66276. 1994Sergei Larin en Eleonora Bekova. Chandos CHAN 9547. 1996Marjana Lipovsek en Graham Johnson. Sony 66858. 1994(orkestratie Shostakovitch) Robert Lloyd met het Philadelphia orkest o.l.v. Mariss Jansons. EMI 555.232-2. 1994(orkestratie Shostakovitch) Ewa Podles met het Russisch philharmonia orkest o.l.v. Constantine Orbelian. Delos DE 3298. 2001Erik Saedén en Hans Pälsson. BIS CD 016(orkestratie Aho) Matti Salminen met het Lahti symfonie orkest o.l.v. Osmo Vänskä. BIS CD 1186. 2002(orkestratie Aho) Martti Talvela met het Fins omroeporkest o.l.v. Neeme Järvi. BIS CD  325. 1986

(orkestratie Shostakovitch) Galina Vishnevskaya met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Mstislav Rostropovitch. EMI 565.716-2 (3 cd’s). 1975

 Cyclus Zonder zon

(orkestratie Van Keulen) Sergei Aleksashin met het Nederlands blazersensemble o.l.v. Alexander Vedernikov. Donemus CVCD 80, Sony 63223. 1996

(orkestratie Verbey) Marion del Campo met het Omroep symfonie orkest o.l.v. Mark Foster. Donemus CVCD 66. 1997

(orkestratie Svetlanov) Natalia Gerasimova met het Russisch staatsorkest o.l.v. Jevgeni Svetlanov. RCA 09026-68406-2. 1994

Aage  Haugland en Poul Rosenbaum. Chandos CHAN 9336/8 (3 cd’s).

Robert Holl en Rudolf Jansen. Preiser 93382.

Serge Leiferkus en Semion Skigin. Conifer 75605-51248-2.

Marjana Lipovsek en Graham Johnson. Sony 66858. 1994Galina Vishnevskaya en Mstislav Rostropovitch. EMI 565.716-2 (3 cd’s). 1975 

DVD-Video

Galina Vishnevskaya en Mstislav Rostropovitch. EMI 490.120-9. 1970