Mini Vergelijkingen

MOZART: STRIJKKWINTET NR. 4

MOZART: STRIJKKWINTET NR. 4 IN g KV  516

 

Voorjaar 1787, kort na het succes van zijn Nozze di Figaro in Praag en ook niet zo lang voordat hij Don Giovanni op stapel zette ontstonden de aan de komende muzikale profilering van de Casanova’s held herinnerende strijkkwintetten no. 3 in C en no. 4 in g die hij keurig in zijn Verzeichnüss boekte en die later van Köchel de nummers KV 515 en 516 kregen.

Met name dat kwintet in g – altijd een toonsoort met bijzondere betekenis voor Mozart – toont het genie dat zijn muzieksilhouet in een donkere mantel hult. In totaal schreef Mozart zes strijkkwintetten, maar dit is zonder twijfel het belangrijkste en mooiste. Er is wel gesuggereerd dat Mozart deze werken schreef om koning Friedrich Wilhelm van Pruisen te tonen dat hij betere kwintetten schreef dan Boccherini, de grote, productieve meester van dit genre en die door de koning als hofcomponist voor kamermuziek was aangesteld. Mozart had intussen namelijk te maken met een geringer geworden populariteit bij zijn Weense stadsgenoten.

Voor Mozart bestond het strijkkwintet uit een strijkkwartet plus toegevoegde altviool omdat deze combinatie mooiere contrapuntische mogelijkheden voor de middenstemmen bood. Hier, in dit tweetal werken, lijkt hij geen rekening te houden met wensen van opdrachtgevers, doch geheel zichzelf te zijn. Een toonaard als C-groot lijkt van nature geen uitdaging te zijn om complexe gevoelens te uiten, maar hier is dat in het 3e kwintet juist wel het geval, met name in het lange eerste deel.

Maar dat is niets in vergelijking tot de gemoedsdiepten die worden geëtaleerd in het kwintet in g-klein. Het werk ademt beslotenheid en zelfvertrouwen in het zicht van groeiende wanhoop. Het onrustige, dramatische eerste deel maakt dat al duidelijk, het verschrikkelijk sombere derde deel nog meer. Het is wel beschouwd als een voorgevoel van de dood. Hoe dat ook zij, het gaat hier om een van de mooiste en belangrijkste kamermuziekwerken van Mozart.

De volgende opnamen geven het best denkbare beeld van deze muziek: Markus Wolf met het Alban Berg kwartet (EMI 749.085-2) en Karel Rehák met het Talich kwartet (Calliope 3232). Voor een historiserende versie is daar het Ensemble 415 (Harmonia Mundi HMT 790.1512). Voor de complete reeks van 6 komt met name Grumiaux c.s. (Philips 422.511-2) in aanmerking.