Mini Vergelijkingen

JANACEK: JENUFA

JANÁČEK: JENUFA
 



De eerste uitvoering van Jenufa in Praag bezorgde Janácek in 1916 meteen grote roem. Het heel oorspronkelijke werk werd in Centraal Europa regelmatig uitgevoerd, maar pas in de jaren vijftig vorige eeuw drong het dankzij Rafael Kubelik, Wilhelm Schüchter, Charles Mackerras en later Bernard Haitink en Andrew Davis ook in West Europa door.



Janáceks eerste meesterwerk op operagebied is een geweldig stuk dat van al zijn werken in dit genre nog het dichtst bij de gangbare operatraditie staat en waarin grote hartstocht en ontroerende lyriek hand in hand gaan. Het werk getuigt ook van grote menselijkheid, van natuurliefde; deexpressie is intens en in fraaie spraakvorm gegoten. Het is ook de warmbloedigste en zangerigste van zijn opera’s. In het stuk gaat het om Jenufa en de afschuwelijke behandeling die ze ondergaat wanneer ze gevangen raakt tussen de man die ze liefheeft Laca en de onwaardige man Steva die tenslotte met haar trouwt. Maar dominant in het verhaal is haar schoonmoeder, de kosteres Kostelnicka, een figuur met een enorme kracht, trots en innerlijke hulpbronnen die Jenufa’s leven bepaalt en die tenslotte haar baby doodt. Kortom: deze opera behoort tot de spannendste en meest effectieve werken in zijn soort.



De manier waarop Eva Randová haar karakteriseert in de opname van Mackerras uit 1982 (Decca 414.483-2) bezit een haast angstaanjagende intensiteit, maar ook een heel menselijke kern. De twee mannen zijn uitstekend bezet en ageren als perfecte spiegel voor Elisabeth Söderströms zeer indrukwekkende Jenufa. Het ene alternatief is een ‘live’ registratie uit 1988 van Queller (BIS CD 449) uit de New Yorkse Met. Hier zijn het de Jenufa van Gabriela Benacková en de kosteres van Leonie Rysanek die het stuk dragen.



Het haast grootste verschil tussen beide versies is, dat bij Queller de dramatiek meer bij de zangers ligt en bij Mackerras meer bij het orkest. Omdat Janacek orkest en solisten ongeveer gelijkwaardig behandelt, vullen beide uitgaven elkaar prachtig aan. Het tweede alternatief wordt geleverd door de ‘live’ opname (Erato 0927-45330-2) uit Covent Garden met Karita Mattila in de titelrol en Anja Silja als Kostelnicka. Mattila is alleen al omdat ze zelf jonger is dan Söderström toen die de titelrol zong, meisjesachtiger en dus geloofwaardiger. Ook Silja is een geloofwaardige, door ervaring getekende Kostelnicka die ook blijk geeft van haar menselijke kwetsbaarheid. De beide maanenrollen zijn in uitstekende handen bij Jerry Hadley en Jorma Silvasti en Haitink voegt met zijn warmbloedige orkestrale ondersteuning heel wat medemenselijkheid toe.



De keus gaat tenslotte na alles tegen elkaar afgewogen te hebben tussen Mackerras en Haitink. Queller valt wat weg, Vogel (Supraphon SU 3331-2) uit 1953 klinkt te mager en alleen ter wille van de prachtige Jenufa van Gabriele Benacková loont het eventueel de moeite de versie van Jilek uit 1977 (Supraphon 10.275-2) aan te schaffen. Een curiosum is de in het Duits gezongen uitvoering met Sena Jurinac in de titelrol en met een team van de Weense Staatsopera onder Wilhelm Schüchter in 1964 op Myto (2MCD 023266) uitgebracht.



Ook in beeld kan men van deze opera genieten. Er is namelijk een in Glyndebourne in 1989 opgenomen mooie dvd-v opname van het werk onder Andrew Davis met Roberta Alexander, Anja Silja, Philip Langridge. De regie van Nikolaus Lehnhoff en de decors van Tobias Hoheiselmaken een bijzonder sterke indruk (ArtHaus 100.208). Zeer aan te bevelen!